Wet van 22 maart 2001 tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in verband met de toetsing van gekwalificeerde deelnemingen in effectenbeurzen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 bepalingen op te nemen betreffende de toetsing van gekwalificeerde deelnemingen in een houder van een effectenbeurs aan wie een erkenning op grond van artikel 22 is verleend;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toezicht effectenverkeer 19951 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 26 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 26A

  • 1. Het is verboden, anders dan na verkregen verklaring van geen bezwaar, een gekwalificeerde deelneming te houden, te verwerven of te vergroten in een houder van een effectenbeurs aan wie op grond van artikel 22 een erkenning is verleend, waarbij in afwijking van artikel 1, onder f, een percentage geldt van meer dan 10 procent, dan wel enige zeggenschap verbonden aan deze gekwalificeerde deelneming uit te oefenen in een houder van een effectenbeurs als hiervoor bedoeld.

  • 2. Onze Minister verleent, op verzoek, een verklaring van geen bezwaar voor een handeling als bedoeld in het eerste lid, tenzij

    a. hij van oordeel is dat de handeling zou leiden of zou kunnen leiden tot een invloed op de betrokken houder van een effectenbeurs die in strijd is met hetgeen nodig is met het oog op een adequate functionering van die effectenbeurs of de positie van de beleggers op die effectenbeurs;

    b. hij van oordeel is dat de handeling ertoe zou leiden of zou kunnen leiden dat de betrokken houder behoort of zou gaan behoren tot een groep waarbinnen de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering zou vormen voor het adequaat uitoefenen van de controle op de naleving van de voor de effectenbeurs geldende regels.

  • 3. Op de aanvraag wordt binnen dertien weken beslist.

  • 4. Van het verlenen van een verklaring van geen bezwaar wordt door Onze Minister aan de betrokken houder van de effectenbeurs mededeling gedaan.

  • 5. Aan een verklaring van geen bezwaar kunnen, op grond van de in het tweede lid genoemde overwegingen, beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

  • 6. Ingeval het houden, het verwerven of het vergroten van een gekwalificeerde deelneming is verricht zonder dat voor die handeling een verklaring van geen bezwaar is verkregen of de bij die verklaring gestelde beperkingen in acht zijn genomen, is de in overtreding zijnde natuurlijke persoon of rechtspersoon gehouden binnen een door Onze Minister te bepalen termijn de verrichte handeling ongedaan te maken dan wel de beperkingen alsnog in acht te nemen. Deze verplichting vervalt op het tijdstip waarop en voorzover voor de desbetreffende handeling alsnog een verklaring van geen bezwaar wordt verleend dan wel de niet in acht genomen beperkingen worden ingetrokken.

  • 7. Ingeval het uitoefenen van enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming is geschied zonder dat voor die handeling een verklaring van geen bezwaar is verkregen of de bij die verklaring gestelde beperkingen in acht zijn genomen, is een mede door de uitgeoefende zeggenschap tot stand gekomen besluit vernietigbaar. Het besluit kan worden vernietigd op vordering van Onze Minister. Het besluit wordt in dat geval door de rechtbank, binnen welker rechtsgebied de effectenbeurs is gevestigd, vernietigd indien het besluit zonder dat de desbetreffende zeggenschap zou zijn uitgeoefend, anders zou hebben geluid dan wel niet zou zijn genomen, tenzij voor het tijdstip van de uitspraak alsnog een verklaring van geen bezwaar wordt verleend dan wel de niet in acht genomen beperkingen worden ingetrokken. De rechtbank regelt voorzover nodig de gevolgen van de vernietiging.

  • 8. Ingeval voorschriften die zijn verbonden aan de verklaring van geen bezwaar niet worden nagekomen, kan Onze Minister een termijn vaststellen waarbinnen de in overtreding zijnde houder van de verklaring van geen bezwaar de niet nagekomen voorschriften alsnog moet vervullen.

  • 9. Onze Minister kan een op grond van het tweede lid verleende verklaring van geen bezwaar slechts wijzigen of intrekken dan wel daaraan nadere beperkingen stellen of nadere voorschriften verbinden:

    a. op verzoek van de houder van de verklaring van geen bezwaar;

    b. indien de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de verklaring van geen bezwaar zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van de aanvraag de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    c. indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan, zo zij voor het tijdstip waarop de verklaring van geen bezwaar werd verleend zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest, de verklaring van geen bezwaar zou zijn geweigerd dan wel daaraan nadere beperkingen zouden zijn gesteld of nadere voorschriften zouden zijn verbonden;

    d. indien de houder van de verklaring van geen bezwaar niet meer als een houder van de gekwalificeerde deelneming kan worden aangemerkt;

    e. indien de houder van de verklaring van geen bezwaar niet alsnog binnen de termijn, bedoeld in het zesde lid, eerste volzin, alle bij de verklaring van geen bezwaar gestelde beperkingen in acht neemt;

    f. indien de houder van de verklaring van geen bezwaar niet meer voldoet aan bij of krachtens deze wet gestelde regels of beperkingen of gegeven voorschriften.

B

Artikel 29, onderdeel i, komt te luiden:

i. aanvragers van een verklaring van geen bezwaar;

C

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «26, 27,» vervangen door: 26, 26a, 27,.

2. In het zesde lid wordt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 26a wordt verleend, gewijzigd of ingetrokken;

D

Artikel 48b wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt na «24, eerste en derde lid,» ingevoegd: 26a, eerste, vijfde, zesde en negende lid,.

E

Artikel 48c wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt na «24, eerste en derde lid,» ingevoegd: 26a, eerste, vijfde, zesde en negende lid,.

ARTIKEL II

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten2 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht effectenverkeer 1995 na «25, tweede lid,» ingevoegd: 26a, eerste, vijfde en zesde lid,.

ARTIKEL III

1. Artikel 26a, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 blijft buiten toepassing tot de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van inwerkingtreding van dat artikellid.

2. Met ingang van de in het eerste lid bedoelde dag blijft artikel 26a, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, buiten toepassing ten aanzien van degene die in de aan die dag voorafgaande periode bij Onze Minister een aanvraag heeft ingediend voor een verklaring van geen bezwaar, tot de tweede dag nadat Onze Minister zijn besluit inzake die aanvraag heeft verzonden.

ARTIKEL IV

De Wet identificatie bij financiële dienstverlening 19933 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2, eerste lid, wordt «artikel 3» vervangen door: de artikelen 3 en 4.

B. Artikel 4, vijfde lid, vervalt.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 30 mei 2000 ingediende voorstel van wet tot opneming in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 van bepalingen betreffende openbare biedingen op effecten (kamerstukken II 1999/2000, 27 172) tot wet wordt verheven en in werking treedt na het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, komt met ingang van het tijdstip waarop die wet in werking treedt, in artikel I, onder E, in artikel 29, eerste lid, onder i, «als bedoeld in artikel 16, eerste lid» te vervallen.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 maart 2001

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de achtentwintigste juni 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1995, 574, laatstelijk gewijzigd bij wet van 22 maart 2001, Stb. 181.

XNoot
2

K 1950, 258, laatstelijk gewijzigd bij wet van 5 april 2001, Stb. 206.

XNoot
3

Stb. 1993, 704, laatstelijk gewijzigd bij wet van 23 november 2000, Stb. 496.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 27 599.

Handelingen II 2000/2001, blz. 3957.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 599 (222, 222a, 222b).

Handelingen I 2000/2001, blz. 1050.

Naar boven