Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Defensie | Staatsblad 2001, 277 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Defensie | Staatsblad 2001, 277 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 13 december 2000, P2000007997;
Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet en artikel 12 van de Militaire ambtenarenwet 1931;
De Raad van State gehoord (advies van 2 februari 2001, nr. WO7.00.0598/II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 1 mei 2001, nr. P/2001002684;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Algemeen Militair Ambtenarenreglement1 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 105 wordt in hoofdstuk 10 een artikel 106 gevoegd, dat komt te luiden:
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. ZW: Ziektewet;
c. WW: Werkloosheidswet;
d. Werknemersverzekering: WAO, ZW, dan wel WW;
e. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO;
f. bedrijfsgeneeskundige dienst: een door of vanwege Onze Minister aangewezen uitvoeringsorgaan bedrijfsgezondheidszorg;
g. Bovenwettelijke WW-uitkering: de uitkering bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie.
In artikel 101 wordt de zinsnede «als bedoeld in de artikelen 91, tweede lid, 92, 95, 96 en 97,» vervangen door: zinsnede «als bedoeld in artikel 18 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, alsmede in de artikelen 91, tweede lid, 92, 95, 96 en 97,».
Artikel 120, negende lid, komt als volgt te luiden:
9. Het bedrag van de laatstgenoten bezoldiging, bedoeld in dit artikel, wordt in voorkomende gevallen:
a. gewijzigd overeenkomstig een algemene herziening die voor de betrokkene zou hebben gegolden, ware hij niet ontslagen;
b. verminderd na toepassing van artikel 120a;
c. verminderd met:
1° de periodieke inkomsten waarop hij uit hoofde van het laatstelijk door hem beklede ambt na het ontslag aanspraak kan maken;
2° inkomsten die hij inmiddels mocht zijn gaan genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf.
Na artikel 120 wordt een nieuw artikel 120a ingevoegd, dat komt te luiden:
1. Indien de gewezen militair, bedoeld in artikel 120, recht heeft op een uitkering op grond van een werknemersverzekering, dan wel een bovenwettelijke WW-uitkering berustend op de dienstbetrekking waaraan de laatstgenoten bezoldiging is verbonden, wordt die uitkering daarop in mindering gebracht.
2. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door die gewezen militair geen uitkering op grond van de WAO wordt toegekend, wordt voor de toepassing van het eerste lid uitgegaan van een uitkering op grond van die wet, zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.
3. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door die gewezen militair het bedrag van de uitkering op grond van de in het eerste lid bedoelde werknemersverzekering of een bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt deze uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten.
4. Indien die gewezen militair over een periode ter zake van de dienstbetrekking waaraan de laatstgenoten bezoldiging is verbonden aanspraak heeft of had kunnen hebben op een uitkering op grond van de ZW of de WAO, is het verplichtingen- en sanctieregime van die wet over die periode van overeenkomstige toepassing.
5. Indien ten aanzien van die wettelijke uitkering een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door de bevelhebber zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd dan wel een overeenkomstige sanctie toegepast op het verminderde bedrag van de laatstgenoten bezoldiging.
6. De aanspraak op doorbetaling van bezoldiging ingevolge artikel 120 vervalt, indien de gewezen militair zonder deugdelijke grond weigert de hem door de bevelhebber aangeboden gangbare arbeid, waartoe de militair geneeskundige dienst hem in staat acht, te aanvaarden.
Artikel 125 komt als volgt te luiden:
1. Na het overlijden van:
a. de gewezen militair die op de dag van het overlijden in het genot was van een uitkering ingevolge artikel 120;
b. de gewezen militair die op de dag van het overlijden in het genot was van een uitkering ingevolge artikel 124;
wordt een bedrag uitgekeerd aan de volgende nagelaten betrekkingen:
1°. aan de langstlevende der echtgenoten, tenzij zij duurzaam gescheiden leefden;
2°. bij ontstentenis van de onder 1° bedoelde echtgenote, ten behoeve van het kind of de kinderen voor wie de overledene aanspraak op kinderbijslag had;
3°. bij ontstentenis van de onder 1° en 2° bedoelde betrekkingen, aan of ten behoeve van de ouders, broers, zusters of kinderen van de overledene, voor wie hij naar het oordeel van de bevelhebber grotendeels in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud bijdroeg.
2. Indien de overledene geen betrekkingen als bedoeld in het vorige lid nalaat, kan de bevelhebber het in dat lid bedoelde bedrag geheel of gedeeltelijk doen aanwenden ter bestrijding van de kosten van de laatste ziekte en de begrafenis of crematie.
3. Het uit te keren bedrag is indien het een overledene betreft als bedoeld in het eerste lid:
a. onderdeel a: gelijk aan het bedrag van de laatstgenoten bezoldiging, bedoeld in artikel 120 eerste lid, zonder vermindering ingevolge artikel 120a;
b. onderdeel b: gelijk aan de uitkering welke belanghebbende op de dag van zijn overlijden genoot;
en wordt berekend over een tijdvak van drie maanden.
4. Op dat bedrag worden in mindering gebracht de uitkering ingevolge artikel 35 van de Ziektewet, dan wel artikel 53 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering waarop de overledene aanspraak had dan wel zou kunnen hebben gehad, alsmede naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen.
Het Inkomstenbesluit militairen2 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
o. werknemersverzekering: Werkloosheidswet, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel de Ziektewet.
Artikel 17a komt als volgt te luiden:
1. Indien de militair, bedoeld in artikel 17, recht heeft op een uitkering op grond van een werknemersverzekering die berust op de dienstbetrekking waaraan de inkomsten zijn verbonden, wordt die uitkering op het bedrag daarvan in mindering gebracht.
2. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door die militair geen uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegekend, wordt voor de toepassing van het eerste lid uitgegaan van een uitkering op grond van die wet, zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.
3. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door die militair het bedrag van de uitkering op grond van de in het eerste lid bedoelde werknemersverzekering of een bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt deze uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten.
4. Indien die militair over een periode ter zake van de dienstbetrekking waaraan de inkomsten zijn verbonden aanspraak heeft of had kunnen hebben op een uitkering op grond van de Ziektewet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is het verplichtingen- en sanctieregime van die wet over die periode van overeenkomstige toepassing.
5. Indien ten aanzien van die wettelijke uitkering een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door de bevelhebber zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd dan wel een overeenkomstige sanctie toegepast op het bedrag aan inkomsten waarop de militair ingevolge het eerste lid aanspraak heeft.
6. De aanspraak op doorbetaling van inkomsten ingevolge artikel 17 vervalt, indien de militair zonder deugdelijke grond weigert de hem door de bevelhebber aangeboden gangbare arbeid, waartoe de militair geneeskundige dienst hem in staat acht, te aanvaarden.
7. In bijzondere gevallen kan de bevelhebber bepalen dat de ingevolge dit artikel niet genoten inkomsten geheel of gedeeltelijk aan anderen dan aan de militair worden betaald. Na verrekening met deze aan anderen dan aan de militair betaalde inkomsten, worden de eventueel resterende, niet betaalde inkomsten alsnog aan de militair betaald, indien een door hem aangevraagd hernieuwd onderzoek als bedoeld in artikel 102 van het Algemeen militair ambtenarenreglement in zijn voordeel is beslist.
Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie3 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 54a komt als volgt te luiden:
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. ZW: Ziektewet;
c. WW: Werkloosheidswet;
d. Werknemersverzekering: WAO, ZW, dan wel WW;
e. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO;
f. bedrijfsgeneeskundige dienst: een door of vanwege Onze Minister aangewezen uitvoeringsorgaan bedrijfsgezondheidszorg;
g. Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;
h. pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;
i. invaliditeitspensioen: een invaliditeitspensioen als bedoeld in paragraaf 8 van het pensioenreglement;
j. herplaatsingstoelage: een herplaatsingstoelage als bedoeld in paragraaf 9 van het pensioenreglement;
k. passende arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 30 van de ZW;
l. gangbare arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid, van de WAO.
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het advies van de vanwege de bedrijfsgeneeskundige dienst optredende arts naar aanleiding van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 18 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en artikel 56 wordt zo spoedig mogelijk door die dienst aan de ambtenaar en aan het bevoegd gezag medegedeeld.
2. Het bestaande derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
Artikel 58a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, wordt «artikel 54a, onderdeel j» vervangen door: artikel 54a, onderdeel k.
2. In het derde lid, wordt «artikel 54a, onderdeel k» vervangen door: artikel 54a, onderdeel l.
Artikel 59a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift wordt vervangen door: Samenloop van bezoldiging en uitkering op grond van een wettelijke of bovenwettelijke werknemersverzekering.
2. In het eerste en tweede lid wordt de zinsnede «op grond van de WAO» telkens vervangen door: op grond van een werknemersverzekering of een bovenwettelijke WW-uitkering.
3. Het vierde lid komt als volgt te luiden:
4. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de ambtenaar de uitkering ingevolge een werknemersverzekering, dan wel de bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten.
Artikel 61a komt als volgt te luiden:
1. Indien de ambtenaar ingevolge artikel 59 recht heeft op bezoldiging en hij over een periode ter zake van de betrekking waaraan die bezoldiging is verbonden aanspraak heeft of had kunnen hebben op een uitkering op grond van de ZW of de WAO, is het verplichtingen- en sanctieregime van die wet over die periode van overeenkomstige toepassing.
2. Indien ten aanzien van die wettelijke uitkering een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door het bevoegde gezag zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd dan wel een overeenkomstige sanctie toegepast op het bedrag van de ingevolge artikel 59a, eerste lid, verminderde bezoldiging.
3. De aanspraak op bezoldiging vervalt, indien de ambtenaar zonder deugdelijke grond weigert hem de aangeboden gangbare arbeid, waartoe de bedrijfsgeneeskundige dienst hem in staat acht, te aanvaarden.
4. In de gevallen, bedoeld in dit artikel kan Onze Minister op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de niet uitbetaalde bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan aan de ambtenaar zal worden uitbetaald. Ingeval Onze Minister van deze bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt de niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald, indien de in artikel 57, tweede lid, bedoelde commissie van artsen te zijnen gunste heeft geoordeeld.
Het opschrift van paragraaf 5 wordt vervangen door:
Paragraaf 5: Bezoldiging of uitkering wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid na beëindiging van de dienstbetrekking.
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt de zinsnede «krachtens de Ziektewet» vervangen door: krachtens de ZW ter zake van die aanvaarde betrekking.
2. In het zevende lid wordt «de uitkering ingevolge artikel 53 van de WAO» vervangen door: de uitkering ingevolge artikel 35 van de ZW, dan wel artikel 53 van de WAO.
3. Het negende lid wordt vervangen door:
9. Indien de gewezen ambtenaar ter zake van de betrekking waaruit het recht op doorbetaling van zijn laatstgenoten bezoldiging voortvloeit, recht heeft op een uitkering op grond van een werknemersverzekering, dan wel een bovenwettelijke uitkering wegens onvrijwillige werkloosheid, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge dit artikel recht heeft. Artikel 59a is van overeenkomstige toepassing.
4. Het veertiende lid wordt vervangen door:
14. In de gevallen, bedoeld in dit artikel, zijn de artikelen 56, 57, en 61a, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede «om de eventuele uitkering op grond van de WAO» vervangen door: om de gedeeltelijke, dan wel verminderde bezoldiging, bedoeld in de artikel 62, negende lid, alsmede de eventuele uitkering op grond van de ZW, dan wel de WAO.
2. In het derde lid wordt de zinsnede «de uitkering op grond van de WAO» vervangen door: de uitkering op grond van de ZW, dan wel de WAO.
3. In vijfde lid, wordt «artikel 54a, onderdeel g» vervangen door:
artikel 54a, onderdeel h.
Artikel 69, derde en vierde volzin, wordt vervangen door:
Indien de ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is voor de uitoefening van zijn dienstbetrekking, ontvangt hij gedurende de eerste 18 maanden van die ongeschiktheid 100% en daarna tot aan het einde van zijn betrekking 80% van zijn bezoldiging, nadat daarop de uitkering ingevolge de ZW of de WAO in mindering is gebracht. Op die vermindering zijn de artikelen 59a en 61a van overeenkomstige toepassing.
Artikel 124 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:
2. In geval van ontslag ingevolge het eerste lid wordt door het tot ontslagverlening bevoegde gezag een voorziening getroffen waarbij de ambtenaar een uitkering verleend wordt, die, naar het oordeel van dat bevoegde gezag, met het oog op de omstandigheden redelijk is te achten. Deze uitkering is ten minste gelijk aan het totaalbedrag van de uitkeringen berekend op basis van de Werkloosheidswet en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie.
2. Een nieuw derde lid wordt toegevoegd, luidende:
3. Indien de ambtenaar terzake van zijn ontslag ingevolge het eerste lid recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet of het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie, wordt de in het tweede lid bedoelde uitkering met die uitkering verminderd.
Artikel 127, vijfde lid, komt als volgt te luiden:
5. Op het bedrag bedoeld in het tweede lid, worden in mindering gebracht een uitkering overeenkomstig 35 en 36 van de Ziektewet, artikel 53 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 6 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie en naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen, voorzover deze daadwerkelijk geschieden.
In artikel 21a, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke ambtenaren defensie4 wordt telkenmale de zinsnede «Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: Ziektewet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
De Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector defensie5 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een kommapunt, een nieuw onderdeel l toegevoegd, luidende:
l. ZW-uitkering: ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet.
In de eerste volzin van artikel 8, eerste lid, wordt na de woorden «, een werkloosheidsuitkering» ingevoegd: , een ZW-uitkering,.
Artikel 2, eerste lid, onderdeel i., onder 1°, van het Verplaatsingskostenbesluit burgerlijke ambtenaren Defensie6 komt te luiden:
1°. een genoten wachtgeld of uitkering krachtens dan wel overeenkomstig het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel, dan wel het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie.
Artikel 2 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie7 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt de zinsnede «tot de eerste dag van de kalendermaand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt» geschrapt
Na het vijfde lid wordt een nieuw zesde lid toegevoegd, luidende:
6. Het recht op een aansluitende uitkering eindigt na ommekomst van de duur daarvan, maar uiterlijk op de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
De werkloosheidsbesluiten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie, worden ingetrokken op 1 januari 2003.
Artikel 19 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie, treedt op hetzelfde tijdstip in werking als fase 2 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen ingevolge het Besluit van 17 juli 1999 tot vaststelling van het tijdstip van aanvang van fase 2 en 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Stb. 1999, 354), met uitzondering van artikel 18, vijfde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2003.
Met uitzondering van artikel III, onderdeel L dat met ingang van 1 januari 2003 in werking treedt, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na uitgifte in het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 1 januari 2001.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Defensie,
H. A. L. van Hoof
Uitgegeven de éénentwintigste juni 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Ingevolge de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Wet OOW) worden de Ziektewet (ZW) en de Werkloosheidswet (WW) van toepassing op het overheidspersoneel.
Het kabinet heeft gekozen voor een gefaseerde invoering van de ZW ter voorkoming van uitvoeringsproblemen. Deze gefaseerde invoering behelst het volgende:
– voor de nieuwe gevallen van ziekte wordt de ZW per 1 januari 2001 ingevoerd;
– voor de per 1 januari 2001 bestaande gevallen wordt de ZW per 1 januari 2001 ingevoerd voor de volgende groepen (gewezen) overheidswerknemers (met uitzondering van degenen die recht hebben op wachtgeld):
– gevallen, die op 31 december 2000 verlof genieten in verband met zwangerschap en bevalling, waarvan de vastgestelde duur eindigt na 31 januari 2001, en gevallen, die op 31 december 2000 recht hebben op doorbetaling of uitkering in geval van ziekte en dit recht nog hebben op 15 februari 2001 (vallen met terugwerkende kracht onder de ZW);
– voor de overige per 1 januari 2001 bestaande gevallen wordt de ZW niet per 1 januari 2001 maar per 1 januari 2003 ingevoerd. Eind 2001 zullen er vrijwel geen bestaande gevallen meer zijn, omdat de ziekte-periode normaliter maximaal een jaar duurt.
Tevens heeft het kabinet gekozen voor een gefaseerde invoering van de WW. Deze komt op het volgende neer:
– per 1 januari 2001 wordt de WW voor overheidspersoneel ingevoerd voor de nieuwe gevallen;
– per 1 januari 2003 worden de gevallen die op 31 december 2000 wachtgeld (of een ambtelijke werkloosheidsuitkering) hebben (en dat nog hebben op 1 januari 2003), omgezet naar de WW.
Dit standpunt heeft het kabinet via een brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 maart 2000 (kamerstukken II 1999/2000, 24 706, nr. 26) aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal medegedeeld. Het koninklijk Besluit van 17 juli 1999 tot vaststelling van het tijdstip van aanvang van fase 2 en 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Stb. 1999, 354) zal daartoe worden gewijzigd in bovengenoemde zin.
Aanpassingen in verband met de invoering van de ZW
Het voorliggende besluit voorziet er in de noodzakelijke aanpassingen aan te brengen in de rechtspositieregelingen van Defensie ten gevolge van de uitbreiding van het werkingsbereik van de ZW. Het gaat hierbij uitsluitend om een technische operatie; als uitgangspunt is gehanteerd dat de invoering van de ZW voor militairen en burgerpersoneel bij de sector Defensie inkomensneutraal dient te verlopen. Onderhavige aanpassing zal dan ook niet leiden tot een verbetering of een verslechtering van de rechtspositie van militairen en burgerambtenaren (hierna aan te duiden als belanghebbenden, indien beide groepen worden bedoeld).
Huidige aanspraken van defensiepersoneel in geval van zwangerschap en bevalling en arbeidsongeschiktheid wegens ziekte
Uitgangspunt in het Inkomstenbesluit militairen (IBM), het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) dan wel het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie (BARD) is dat de inkomsten van de militair, respectievelijk de bezoldiging gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt doorbetaald.
Ter aangehaalde plaatse worden eveneens de aanspraken in geval van ziekte van (gewezen) defensiepersoneel geregeld. In hoofdlijnen komen de aanspraken in geval van arbeidsongeschiktheid op het volgende neer:
– ingevolge artikel 17a IBM (artikel 59a BARD) wordt de WAO-uitkering in mindering gebracht op de inkomsten van de militair (door te betalen bezoldiging van de burgerambtenaar), hierna te noemen bezoldiging. Gedurende de eerste 26 weken van de WAO-uitkering bedraagt die bezoldiging het verschil tussen de onverminderde bezoldiging en de WAO-uitkering en vervolgens, zolang het verschil tussen 80% van de onverminderde bezoldiging en de WAO-uitkering;
– artikel 120 AMAR ( artikel 62 BARD) regelt de aanspraken van de gewezen belanghebbende, en kent aan een vrouwelijke gewezen belanghebbende een aanspraak toe in verband met zwangerschap en bevalling.
Aanspraken op ziekengeld ingevolge de ZW
Als gevolg van de invoering van de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte is de ZW ingrijpend gewijzigd. Sinds deze wijziging van de ZW is de werkgever in de marktsector in beginsel verplicht gedurende 52 weken zijn zieke werknemer loon door te betalen.
De ZW kent echter aan bepaalde groepen werknemers een recht op ziekengeld toe. Het betreft hier de zogenaamde vangnetgroepen. In artikel 29 ZW worden deze limitatief opgesomd. Voor de sector Defensie zijn de volgende groepen van belang:
1°. werknemers, die ongeschikt tot werken zijn als gevolg van een orgaandonatie (artikel 29, tweede lid, onder e, ZW);
2°. vrouwelijke werknemers in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof (de artikelen 29, tweede lid, onder f, en 29b ZW);
3°. heringetreden arbeidsgehandicapten, die binnen vijf jaar na aanvang van hun betrekking opnieuw of vermeerderd arbeidsongeschikt worden (de artikelen 29, tweede lid, onder g, en 29b ZW);
4°. werknemers, wier dienstverband eindigt tijdens de ziekte (artikel 29, tweede lid, onder c, ZW);
5°. voormalige werknemers, die binnen een bepaalde tijdstip na het einde van de dienstbetrekking ziek worden (artikel 46, eerste lid, ZW);
6°. vrouwelijke voormalige werknemers, wier bevalling waarschijnlijk is, onderscheidenlijk wier bevalling plaatsvindt binnen een bepaald tijdsbestek na het einde van de dienstbetrekking (artikel 46, vijfde lid, ZW);
7°. WAO-uitkeringsgerechtigden, die wegens ziekte ongeschikt tot werken zijn (de artikelen 29, tweede lid, onder d, juncto 8a ZW), en
8°. WW-uitkeringsgerechtigden, die wegens ziekte ongeschikt tot werken zijn (de artikelen 29, tweede lid, onder d, juncto 7, onder a, ZW).
Aanpassing van de rechtspositieregelingen van de sector Defensie
Als gevolg van de uitbreiding van het werkingsbereik van de ZW moet worden voorkomen dat er een ongewenste samenloop van aanspraken op grond van de ZW en de rechtspositieregelingen van de sector Defensie plaatsvindt.
In de eerste drie gevallen van bovengenoemde opsomming van vangnetgroepen bestaat naast een recht op betaling van ziekengeld op grond van de ZW tevens een aanspraak op doorbetaling van de bezoldiging ingevolge artikel 17 IBM (artikel 59 BARD). Derhalve moet voor deze gevallen een anticumulatiebepaling in artikel 17a IBM (artikel 59a BARD) worden opgenomen.
In het vierde tot en met zesde geval geldt hetzelfde ingevolge artikel 120 AMAR (artikel 62 BARD).
In het zevende geval bestaat een aanspraak op grond van enerzijds het bepaalde inzake bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid en anderzijds op grond van de WW. Deze samenloop vloeit voort uit de vereisten voor het ontstaan van een WW-uitkering. Ingevolge artikel 16 van de WW wordt een werknemer als werkloos aangemerkt, indien hij een aantal arbeidsuren heeft verloren alsmede het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon over die uren. Een betrokkene met een WAO-uitkering als gedeeltelijk arbeidsongeschikte, die niet herplaatst is in een andere functie voor zijn restverdiencapaciteit, kan derhalve naast de door te betalen bezoldiging onder aftrek van de samenlopende WAO-uitkering eveneens aanspraak hebben op een WW-uitkering en een bovenwettelijke uitkering ingevolge het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie (Stb. 1999, 282). Nu ontvangt de gedeeltelijk arbeidsongeschikte belanghebbende gedurende een half jaar een bezoldiging voor 100% minus de WAO-uitkering en daarna voor 80% minus de WAO-uitkering. Wanneer tevens een ongekorte additionele toekenning van een (bovenwettelijke) WW-uitkering aan dezelfde betrokkene zou worden toegekend, zou dit een verbetering zijn ten opzichte van de situatie voor inwerkingtreding van het onderhavige besluit. Derhalve dient een dergelijke samenloop te worden voorkomen.
Het laatste geval van de hierboven vermelde vangnetgroepen heeft betrekking op de WW-uitkeringsgerechtigde, die ziek wordt. Ingevolge artikel 19, eerste lid, onder a, WW bestaat geen recht op WW voor hen, die een uitkering op grond van de ZW ontvangen. Teneinde te voorkomen dat een betrokkene in geval van werkloosheid tijdens zijn ziekte een verlaging van zijn inkomen ondervindt, regelt artikel 5 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie een aanvulling op zijn ziekengeld. In geval van ziekte kan deze betrokkene naast een recht op een bovenwettelijke WW-uitkering tevens aanspraak hebben op doorbetaling van bezoldiging ingevolge artikel 120 AMAR (artikel 62 BARD). Deze laatste samenloop is ongewenst en dient te worden uitgesloten. Om het gewenste effect te bereiken moet ook hier in anticumulatie worden voorzien.
Aanpassingen in verband met de invoering van de WW
In het kader van de OOW-operatie worden de bestaande integrale ambtelijke regelingen in een wettelijk en bovenwettelijk deel onderscheiden. De wettelijke aanspraken zijn neergelegd in de WW, de bovenwettelijke aanspraken zijn, wat betreft de sector Defensie, neergelegd in het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie. Met het sectoroverleg defensiepersoneel is bij de accordering van dat besluit overeenstemming bereikt over de toepassing van het uitgangspunt dat het totale niveau van rechten en verplichtingen in verband met werkloosheid grosso modo hetzelfde blijft op het moment van overgang naar de WW. Grosso modo, omdat in enkele individuele gevallen geringe inkomenseffecten kunnen optreden vanwege verschillen in systematiek tussen WW enerzijds en de bestaande wachtgeldregelingen anderzijds.
De aanpassingen van de bestaande arbeidsvoorwaardenregelingen zijn van technische aard. Zo worden in het AMAR, het BARD, het IBM, het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie en het Verplaatsingskostenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie algemene verwijzingen naar één of meer werknemersverzekeringen (ZW/WAO/WW), dan wel het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie ingevoerd. In artikel 124 BARD zijn de voorzieningen ter zake van ontslag wegens «andere oorzaken» met de invoering van de WW gehandhaafd. In dat artikel is ook een anticumulatiebepaling opgenomen, en wel daar waar de belanghebbende naast de voorzieningen een recht op een WW-uitkering en/of een bovenwettelijke WW-uitkering te gelde maakt.
Over dit besluit is overeenstemming bereikt met de centrales in het Sectoroverleg defensiepersoneel
In het nieuw ontworpen artikel 106 AMAR is een zevental begrippen opgenomen die verband houden met de invoering van werknemersverzekeringen voor overheidspersoneel.
In artikel 101 (geneeskundig onderzoek) wordt in het kader van de normalisering van de militaire arbeidsvoorwaarden gerefereerd aan de Arbeidsomstandighedenwet 1998.
Artikel 120 betreft de doorbetaling van bezoldiging na ontslag. In het negende lid is de anticumulatie ingevolge artikel 120a opgenomen dat is toegevoegd in verband met de aanspraken op uitkeringen ingevolge een werknemersverzekering, een bovenwettelijkeuitkering dan wel het aan een en ander verbonden sanctieregime.
Artikel 124 is technisch aangepast in verband met het reeds vervallen artikel 123 (inzake verlengd verblijf in werkelijke dienst om medische reden).
Artikel 125 (uitkering bij overlijden) is mede herschreven in het kader van onderhoud (vervallen verwijzingen). Het derde lid voorziet in de uitkeringsgrondslag door een relatie te leggen met de laatstgenoten bezoldiging, dan wel de uitkering ter zake van derving van inkomsten uit arbeid aan de niet in werkelijke dienst verblijvende militair en de gewezen militair, die verplicht tot het reserve-personeel behoort of behoorde.
Het vierde lid voorkomt ongewenste samenloop met overlijdensuitkeringen die zijn verbonden aan werknemersverzekeringen, waarop de overledene aanspraak had.
De reeks begrippen in artikel 1, eerste lid, van het Inkomstenbesluit militairen is aangevuld in verband met de effecten van de werknemersverzekeringen.
In verband met het doortrekken van het sanctieregime van de ZW en de WAO naar de (bovenwettelijke) door te betalen inkomsten bij ziekte is het vijfde geschrapt en keert de inhoud van het zesde lid (betaling aan derden) terug in artikel 17a. Die bepaling is ook in arbeidsvoorwaarden bij andere overheden bekend en dient ertoe om in bepaalde gevallen te voorkomen dat het wegvallen van inkomsten in de sanctiesfeer leidt tot onbedoelde gevolgen op het terrein van verzorging en sociale voorzieningen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bijzondere redenen ter waarborging van het nakomen van verplichtingen in de sfeer van levensonderhoud, aflossing van schulden etc.
Artikel 17a van het Inkomstenbesluit militairen (samenloopbepaling) is herschreven, waardoor de aanspraak van de militair op inkomsten tijdens ziekte niet alleen wordt beïnvloed door de WAO, maar ook door de ZW, de WW dan wel een bovenwettelijke WW-uitkering inclusief het aan een en ander verbonden sanctieregime. Het eerste lid vormt de kern van de anticumulatie. Het tweede, derde en zesde lid betreft de gevolgen van werknemersverzekeringen en bovenwettelijke WW, die als zij ongesanctioneerd zouden zijn toegekend, met de inkomsten van de militair zouden samenlopen. Het vierde en vijfde lid voorzien in het doortrekken van het sanctieregime (en verplichtingen van de werkgever) van de ZW en de WAO naar de samenlopende inkomsten van de militair. Voor zover dienstongeschiktheid aan de orde is, zonder dat sprake is van onderliggende reguliere arbeidsongeschiktheid, wordt erop gewezen dat deze wijziging de mogelijkheid tot het houden van een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 44 AMAR ter zake van blijvende geestelijke of lichamelijke ongeschiktheid, alsmede in artikel 103 AMAR in verband met vermoedelijke blijvende ongeschiktheid onverlet laat.
Dit artikel bevat, voorzover relevant, de wijzigingen in het AMAR en het IBM op identieke voet als in de artikel I en II vermeld.
Om te voorkomen dat aan de belanghebbende die recht heeft op een ZW-uitkering een lagere eindejaarsuitkering wordt toegekend, is artikel 21a, tweede lid, Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren Defensie gewijzigd. De eindejaarsuitkering wordt uitgekeerd over het in dat jaar genoten salaris. Dit salaris vermindert indien de belanghebbende in dat jaar een ZW-uitkering heeft genoten. Aangezien het niet de bedoeling is dat de belanghebbende als gevolg van de hem toegekende ZW-uitkering een lagere eindejaarsuitkering wordt toegekend, is het derde lid hieraan aangepast.
De Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector defensie heeft een aanvullend karakter. Aangezien het niet is uitgesloten dat een betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie, een ZW-uitkering geniet, is het eerste lid van artikel 8 dusdanig gewijzigd dat het bedrag van een ZW-uitkering in mindering wordt gebracht op het bedrag van de suppletie.
In artikel 2, eerste lid, onderdeel i., van het Verplaatsingskostenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt de berekeningsbasis voor de verhuiskostenvergoeding gerelateerd aan de genoten bezoldiging in de zin van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren Defensie, verhoogd met onder meer wachtgeld dan wel uitkering op grond van onvrijwillige werkloosheid. De redactie is aangepast ter verwijzing naar het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie.
In de oorspronkelijke tekst van artikel 2, derde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie was bepaald dat het recht op de aansluitende uitkering stopt op de eerste van de maand waarin betrokkene 65 wordt. Dit sluit niet aan op het ouderdomspensioen, daar dit zou betekenen dat betrokkene tussen de eerste dag van de maand waarin hij 65 wordt tot de dag waarop hij 65 wordt zowel geen aansluitende uitkering als geen ouderdomspensioen zou genieten. Betrokkene ontvangt wel een AOW-uitkering. Om de aansluiting op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen te bereiken is via toevoeging van een nieuw zesde lid de beëindiging van de bovenwettelijke WW-uitkering opnieuw bepaald. Dit geldt ook voor de aansluitende uitkering van 7 jaar, die ingevolge het vierde lid wordt toegekend aan diegenen die eerst vanaf 45 jaar werkloos werden en slechts een relatief korte diensttijd konden aanwijzen.
Ingevolge artikel 19 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie treedt dat besluit in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit is langs deze weg bepaald op 1 januari 2001, met dien verstande dat vanaf 1 januari 2003 de WW en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie ook op oude gevallen van toepassing zullen zijn. Op die datum treedt artikel 18, eerste en vijfde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie in werking waarmee het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd en het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel, respectievelijk het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie, het Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie, het Wachtgelden uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie bij privatisering en de Militaire wachtgeldregeling 1961 worden ingetrokken. De intrekking geldt, voor zover deze besluiten volgens de voormalige overgangsbepaling ingevolge artikel 22, tweede lid, van het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel van kracht zijn gebleven. De intrekkingen geschieden derhalve met in- achtneming van het overgangsrecht voor lopende gevallen en toepassing van het Sociaal Beleidskader Defensie. De vermelde data van inwerkingtreding komen overeen met het tijdstip waarop fase 2 respectievelijk fase 3, in werking treedt ingevolge het Koninklijk Besluit van 17 juli 1999 tot vaststelling van het tijdstip van aanvang van fase 2 en 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen. De koppeling aan bedoelde tijdstippen is noodzakelijk daar het intrekken van het oude recht en de invoering van het nieuwe recht (met onderliggende werknemers- verzekeringen) dienen samen te vallen.
De door het onderhavige besluit aan te brengen wijzigingen treden in werking op het tijdstip dat de uitbreiding van het werkingsbereik van de ZW en de WW in werking treedt. Het kabinet heeft ervoor gekozen de ZW en de WW niet voor het gehele (gewezen) overheidspersoneel in te voeren. Op dit punt wordt verwezen naar het algemene gedeelte. De bepalingen in artikel 123 BARD blijven voor oude gevallen van kracht tot 1 januari 2003.
De Staatssecretaris van Defensie,
H. A. L. van Hoof
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Defensie.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 juli 2001, nr. 130.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2001-277.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.