Besluit van 11 juni 2001, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4, eerste lid, van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 30 mei 2001, nr. WJZ 01025403;

Gelet op artikel 5 van de Raamwet EEG-voorschriften;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel 4, eerste lid, van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen treedt in werking met ingang van 1 september 2001.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 juni 2001

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de veertiende juni 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

TOELICHTING

In artikel 4, eerste lid, van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen (hierna: de raamwet) is bepaald dat artikel 34, tweede lid, van de Comptabiliteitswet vervalt. Deze bepaling kon bij inwerkingtreding van de raamwet met ingang van 21 april 1993 niet in werking treden, omdat artikel 34, tweede lid, van de Comptabiliteitswet de basis vormt voor het Besluit aanbesteding werken (hierna: BAW). Met het vervallen van het BAW zou namelijk de wettelijke verplichting vervallen om de Uniforme Aanbestedingsreglementen 1986 en EG 1991 toe te passen op de opdrachten die niet vallen onder het toepassingsbereik van richtlijn 93/37/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, naar de tekst zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 97/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 1997 (Pb EG L 328) (hierna: richtlijn werken). Omdat dit onwenselijk werd geacht, is de inwerkingtreding van artikel 4, eerste lid, van de raamwet uitgesteld tot het moment waarop een andere rechtsbasis voor de uniforme aanbestedingsreglementen in het leven zou zijn geroepen.

Inmiddels is er op grond van artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een beleidsregel opgesteld waarin de verplichting is vastgelegd om de uniforme aanbestedingsreglementen te volgen bij opdrachten voor werken waarop de richtlijn werken niet van toepassing is. Deze beleidsregel van de bewindslieden van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Verkeer en Waterstaat en Defensie zal begin juni 2001 gepubliceerd worden in de Staatscourant en in werking treden met ingang van 1 september 2001. Gelet hierop, kan artikel 4, eerste lid, van de raamwet tevens in werking treden met ingang van 1 september 2001. Daartoe dient het voorliggende besluit.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven