Besluit van 10 mei 2001, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en van het Besluit van 13 oktober 1992 (Stb. 565), in verband met de instelling van de commissie bedoeld in artikel 80, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 februari 2001, nr. EA2001/U52135, directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid;

Gelet op artikel 50, eerste lid, en 53d, eerste lid, van de Politiewet 1993, artikel 9, zesde lid, eerste en tweede volzin, van de LSOP-wet en artikel 125, eerste lid, en 125e, derde lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 5 april 2001, nr. W.04.01.0099/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 3 mei 2001, nr. EA2001/U65647, directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene rechtspositie politie1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 62, eerste lid, onderdeel a, wordt na de zinsnede «Binnenlandse Zaken» ingevoegd: en Koninkrijksrelaties.

B

In Artikel 80, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie wordt de zinsnede «de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening politieambtenaren» vervangen door: de commissie bedoeld in artikel 2 van het Besluit van 13 oktober 1992, houdende regelen met betrekking tot de instelling, de taak, de samenstelling en de werkwijze van de commissie bedoeld in de artikelen 82a, eerste lid, en 97b, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, de artikelen 117a, eerste lid, en artikel 128, eerste lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en artikel 55a, eerste lid, van het Arbeidsovereenkomstenbesluit (Stb. 565).

C

Artikel 93 komt als volgt te luiden:

Artikel 93

Indien een ontslag als bedoeld in artikel 125e, tweede lid, van de Ambtenarenwet door het bevoegd gezag of bij koninklijk besluit wordt verleend, is de medewerking vereist van Onze Minister en Onze Minister van Justitie.

D

In artikel 95, derde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister.

ARTIKEL II

Het Besluit van 13 oktober 1992, houdende regelen met betrekking tot de instelling, de taak, de samenstelling en de werkwijze van de commissie bedoeld in de artikelen 82a, eerste lid, en 97b, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, de artikelen 117a, eerste lid, en 128, eerste lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en artikel 55a, eerste lid, van het Arbeidsovereenkomstenbesluit (Stb. 565)2, wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

1. De respectieve aanduidingen «(Stb. 1931, 248)» en «(Stb. 1979, 123)» vervallen.

2. De zinsnede «dan wel een straf op te leggen als bedoeld in artikel 55a van het Arbeidsovereenkomstenbesluit (Stb. 1931, 354)» wordt vervangen door: dan wel een straf op te leggen als bedoeld in artikel 80 van het Besluit algemene rechtspositie politie.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt de zinsnede «dan wel artikel 55a van het Arbeidsovereenkomstenbesluit» vervangen door: dan wel artikel 80 van het Besluit algemene rechtspositie politie.

2. In onderdeel b wordt na de zinsnede «Binnenlandse Zaken» ingevoegd: en Koninkrijksrelaties.

C

Artikel 3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de zinsnede «Binnenlandse Zaken» wordt ingevoegd: en Koninkrijksrelaties.

2. De zinsnede «de centrales van overheidspersoneel die deel uitmaken van de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken» wordt vervangen door: de centrales van verenigingen van ambtenaren die deel uitmaken van de Sectorcommissie overleg rijkspersoneel.

3. Na de tweede volzin wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: De centrales van verenigingen van ambtenaren die deel uitmaken van de Commissie voor Georganiseerd Overleg in Politie-ambtenarenzaken worden in de gelegenheid gesteld voorstellen te doen voor leden, alsmede hun plaatsvervangers, die deskundig zijn op het gebied van de sector Politie.

D

In artikel 4 wordt «de minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.

2. Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien de commissie advies wordt gevraagd over een zaak als bedoeld in artikel 80 van het Besluit algemene rechtspositie politie, vergadert de commissie niet, indien niet ten minste de voorzitter en twee andere leden, dan wel hun plaatsvervangers, die deskundig zijn op het gebied van de sector Politie, aanwezig zijn.

F

In artikel 10, eerste en tweede lid, wordt na «Binnenlandse Zaken» telkens ingevoegd: en Koninkrijksrelaties.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 mei 2001

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de negentiende juni 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Voor politiepersoneel geldt op grond van artikel 80 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), net als voor het Rijkspersoneel, een bijzondere bescherming in het kader van beperking van grondrechten. Alvorens een disciplinaire straf wegens overtreding van artikel 125a, eerste lid, van de Ambtenarenwet op te leggen is het bevoegd gezag verplicht advies in te winnen van een daartoe ingestelde onafhankelijke commissie. Een dergelijke commissie was voor de sector Politie nog niet ingesteld of aangewezen. Dat is nu geschied door middel van de onderdelen B van de artikelen I en II.

Voor de uit artikel 80 van het Barp voortvloeiende adviestaak is op verzoek van de Commissie voor Georganiseerd Overleg in Politie-ambtenarenzaken (CGOP) aangesloten bij de commissie voor de sector Rijk, die is ingesteld bij Besluit van 13 oktober 1992 (Stb. 565). Ten behoeve van de politieambtenaren worden echter enkele leden aan de commissie toegevoegd die specifieke kennis bezitten van de sector Politie.

De wijzigingen van het Besluit van 13 oktober 1992 houden verband met de wens dat de leden die advies uitbrengen in die gevallen waar het ambtenaren van de sector Politie betreft, specifieke deskundigheid hebben.

Op grond van artikel 93 van het Barp diende alvorens een ambtenaar ontslag als bedoeld in artikel 125e, tweede lid, van de Ambtenarenwet (Aw) kon worden verleend advies te worden ingewonnen bij de commissie, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van het Barp.

Oorspronkelijk werd in artikel 93 van het Barp verwezen naar artikel 125e, vierde lid, van de Aw. De ontslaggrond van artikel 125e, vierde lid, van de Aw is echter bij de Wet veiligheidsonderzoeken (Stb. 1996, 525; inwerkingtreding 1 februari 1997, Stb. 1997, 24) (Wvo) in gewijzigde vorm neergelegd in het tweede lid van dat artikel.

Artikel 125e, vierde lid, van de Aw (oud) bepaalde dat aan een in een vertrouwensfunctie aangestelde ambtenaar eervol ontslag kon worden verleend, indien uit zijn gedragingen bleek dat geen voldoende waarborg aanwezig was, dat hij zijn plicht als ambtenaar onder alle omstandigheden getrouwelijk zou volbrengen. Op grond van het nieuwe tweede lid van artikel 125e kan een ambtenaar eervol ontslag worden verleend, indien hij op grond van het bepaalde in artikel 5, derde lid, of artikel 10, tweede lid, van de Wvo uit een vertrouwensfunctie moet worden ontheven.

In genoemde artikelen van de Wvo wordt (dwingend) bepaald dat de werkgever de betrokkene zo spoedig mogelijk uit de functie ontheft wanneer een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in de Wvo is geweigerd dan wel ingetrokken. Een dergelijke weigering of intrekking van een verklaring van geen bezwaar is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht waardoor voor betrokkene (anders dan vóór de inwerkingtreding van de Wvo) voorafgaand aan een eventueel ontslag de weg van bezwaar en beroep openstaat. In dat kader is geen adviesrol voor de commissie, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van het Barp, voorzien.

Hierbij zij vermeld dat een definitief geworden weigering of intrekking niet automatisch impliceert dat ontslag zal worden verleend. Zo zal moeten worden bezien of er alternatieven zijn – bijvoorbeeld plaatsing in een andere passende functie – waardoor ontslag kan worden vermeden. Volgt desalniettemin op het definitieve besluit tot weigering of intrekking van een verklaring van geen bezwaar een beslissing om betrokkene op grond van artikel 93 van het Barp te ontslaan, dan is er bij een advies van meergenoemde commissie over die beslissing geen plaats voor een (nieuwe) inhoudelijke beoordeling van (bezwaren tegen) het besluit tot weigering of intrekking. Tegen het laatstgenoemde besluit heeft immers al een volwaardige rechtsgang opengestaan.

Het vorenstaande betekent dat sinds de inwerkingtreding van de Wvo de specifieke «bewakingstaak» van de commissie in het kader van artikel 93 van het Barp feitelijk is komen te vervallen. De mogelijke aantasting van een grondrecht, waartegen de commissie beoogt te waken, zit immers niet zozeer in het voornemen ontslag te verlenen, maar is in het bijzonder gelegen in het besluit tot weigeren of intrekking van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in de Wvo. Over dat besluit tot weigeren of intrekken kan de commissie zich niet uitlaten nu daarbij niet is voorzien in een adviserende rol voor de commissie en tegen dat besluit een volwaardige rechtsgang heeft opengestaan.

In overleg met de leden van de CGOP is daarom besloten de verplichting om in het kader van een ontslag op grond van artikel 125e, tweede lid, van de Aw advies in te winnen van de commissie bij het onderhavige besluit te laten vervallen (zie artikel I, onderdeel C).

Overigens bevat het wijzigingsbesluit enkele technische wijzigingen, onder meer in verband met het vervallen van het Arbeidsovereenkomstenbesluit.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

Stb. 1994, 214, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 december 2000, Stb. 609.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 juli 1997, Stb. 366.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven