Besluit van 1 mei 2001, houdende wijziging van het Besluit slotallocatie met het oog op burgermedegebruik van militaire luchtvaartterreinen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 november 2000, nr. DGRLD/DLB/L00.420139, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gelet op verordening nr. 95/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van «slots» op communautaire luchthavens (PbEG L14) en op artikel 76, eerste lid, onderdeel c, van de Luchtvaartwet;

De Raad van State gehoord (advies van 18 januari 2001, nr. W09.0549/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 april 2001, nr. DGRLD/DLB/L01.421014, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit slotallocatie1 wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt.

1. In onderdeel b wordt «het luchtverkeer» telkens vervangen door: het burgerluchtverkeer;

2. De punt achter onderdeel b wordt vervangen door een punt-komma en een nieuw onderdeel c wordt toegevoegd, dat komt te luiden:

c. burgerexploitant:

1°. de exploitant van een burgerluchtvaartterrein;

2°. in geval van burgermedegebruik van een militair luchtvaartterrein, de natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde de Staat, onder wiens verantwoordelijkheid burgermedegebruik op commerciële basis plaatsvindt.

B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt.

1. Voor de tekst wordt de aanduiding 1 geplaatst.

2. Een nieuw tweede lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien Onze Minister een militair luchtvaartterrein met burgermedegebruik voor wat betreft dat gebruik tot een gecoördineerd luchtvaartterrein of een volledig gecoördineerd luchtvaartterrein aanwijst, doet hij dat in overeenstemming met Onze Minister van Defensie.

C

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen coördinator oefent zijn taak uit overeenkomstig artikel 4 van de verordening en is daarbij gebonden aan de door de burgerexploitant krachtens artikel 5 vastgestelde capaciteit.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De door de burgerexploitant van een burgerluchtvaartterrein vastgestelde capaciteit is de capaciteit, die ten grondslag ligt aan het door Onze Minister telkenmale vastgestelde gebruiksplan, waarin op voorstel van de burgerexploitant adequate marges zijn opgenomen.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

De burgerexploitant van een krachtens artikel 2 aangewezen burgerluchtvaartterrein of van het burgergedeelte van een krachtens artikel 2 aangewezen militair luchtvaartterrein is gehouden twee maal per jaar de capaciteit van het luchtvaartterrein ten behoeve van het burgerluchtverkeer vast te stellen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 november 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 1 mei 2001

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de zevende juni 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Bij besluit van 24 november 1997, Stb. 635, is het Besluit slotallocatie tot stand gekomen. Dit besluit strekt ter uitvoering van de verordening nr. 95/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van «slots» op communautaire luchthavens (PbEG L 14). De strekking van de verordening en daarmee van het Besluit slotallocatie is bij schaarse gebruiksruimte voor luchtvaartuigen op een luchthaven, deze gebruiksruimte evenwichtig met inachtneming van historische rechten te verdelen. Dit besluit, dat tot nu toe alleen kan worden toegepast ten aanzien van burgerluchthavens, is op dit moment van toepassing op de luchthaven Schiphol. Met deze wijziging wordt de werking van het besluit uitgebreid naar militaire luchtvaartterreinen voor wat betreft het burgermedegebruik van die terreinen.

De directe aanleiding tot deze wijziging is de volgende. Op grond van een uitspraak van de Kroon uit 1979 (supplement Stcrt. 1979, nr. 179) inzake beperking van de geluidsoverlast is met inachtneming van het militaire gebruik van het luchtvaartterrein het aantal civiele vliegtuigbewegingen vastgesteld op 18 050 per jaar. Dit betreft bewegingen door vliegtuigen met uitzondering van vaste vleugelvliegtuigen met schroefaandrijving, die lichter zijn dan 6000 kg. Dit aantal bewegingen is mede de grondslag voor de aan Eindhoven Airport N.V. op grond van artikel 33 van de Luchtvaartwet verleende ontheffing. Door de ontwikkelingen in de luchtvaart is de behoefte aan civiele vliegtuigbewegingen groter dan genoemd aantal. Hierdoor is het gewenst om tot een verdeling van het aantal bewegingen over te gaan. Slotcoördinatie is daartoe het geëigende instrument. Het aantal van 18 050 vliegtuigbewegingen is destijds vastgelegd in het Structuurschema Militaire Terreinen (kamerstukken 1985/86, 16 666, nrs. 34 en 35) en in latere beleidsstukken herhaald. Recentelijk heeft het Hof te 's-Hertogenbosch bij arrest van 22 december 2000 nog eens bevestigd dat Eindhoven Airport NV en de Staat dit getal als maximum mogen hanteren jegens luchtvaartmaatschappijen.

Uit dit wijzigingsbesluit vloeien derhalve geen gevolgen voort voor milieu of bedrijven. Een en ander houdt mede in, dat de burgerexploitant bij het tweemaal per jaar aangeven van de beschikbare capaciteit, nimmer boven het voor het betreffende jaar vastgestelde maximum aantal bewegingen mag uitgaan.

De wettelijke grondslag, om tot slotcoördinatie over te gaan, is het bovengenoemde Besluit slotallocatie. Dit besluit is echter, zoals reeds is opgemerkt, opgesteld met het oog op slotallocatie op burgerluchtvaartterreinen. Waar het nu gaat om burgermedegebruik van militaire luchtvaartterreinen is aanpassing van dit besluit op enkele punten noodzakelijk. Het gaat daarbij om het volgende.

In de eerste plaats zij er op gewezen, dat het gaat om coördinatie van het burgerluchtverkeer. Het militaire luchtverkeer wordt hierdoor op geen enkele wijze beïnvloed en valt hier geheel buiten. Dit betekent, dat het besluit om tot slotallocatie over te gaan zich richt tot de burgerexploitant.

In de tweede plaats gaat het om de aanwijzing van de gecoördineerde luchthaven. Weliswaar heeft de slotallocatie alleen betrekking op het burgerluchtverkeer, maar het raakt het militaire luchtvaartterrein direct bijvoorbeeld voor wat betreft het gebruik van de militaire infrastructuur. Aangewezen wordt derhalve, zulks mede conform de verordening waarop het Besluit slotallocatie is gebaseerd, het gehele luchtvaartterrein en zal derhalve in overeenstemming met de Minister van Defensie geschieden.

Een en ander werkt door naar het begrip «burgerexploitant», zoals dat in het besluit wordt gehanteerd, namelijk de burgerexploitant van een burgerluchtvaartterrein. Op een militair luchtvaartterrein echter beperkt de exploitatie van dat terrein, voor zover het het burgerluchtverkeer betreft, zich tot de afwikkeling van dat verkeer.

Voorts wordt voor een militair luchtvaartterrein en dus ook voor het burgermedegebruik op een militair luchtvaartterrein geen gebruiksplan opgesteld. De voor het burgermedegebruik door de burgerexploitant vast te stellen capaciteit kent, anders dan het geval is bij burgerluchtvaartterreinen, derhalve geen verbinding met enig gebruiksplan. De voorgestelde wijzigingen van artikel 3 brengen dit onderscheid in het besluit aan.

Tenslotte is in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit slotallocatie het begrip capaciteit gedefinieerd als – kort samengevat – de beschikbare gebruiksruimte met inbegrip van vastgestelde geluidszones. Daar waar geen geluidszone op basis van de Luchtvaartwet is vastgesteld is de capaciteit bepaald door de in het Structuurschema Militaire Terreinen vastgelegde indicatieve geluidszone, eventueel aangevuld met andere bekend gestelde gebruikscriteria. Wat de beschikbare gebruiksruimte betreft zal de capaciteit in geval van burgermedegebruik voorts worden bepaald door bijvoorbeeld de door de Minister van Defensie verleende ontheffing, gebaseerd op artikel 33 of 34 van de Luchtvaartwet.

De datum van inwerkingtreding is met terugwerkende kracht gesteld op 1 november 2000. De reden hiervoor is de volgende. Binnen de internationale organisatie van luchtvaartmaatschappijen, IATA, worden afspraken gemaakt over slots voor het volgende seizoen. Dit betekent, dat in november 2000 slotafspraken worden gemaakt voor het zomerseizoen 2001.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1997, 635, gewijzigd bij besluit van 3 november 1998, Stb. 643.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 juli 2001, nr. 130.

Naar boven