Besluit van 11 mei 2001, houdende wijziging van het
Kalverenbesluit (overgangsbepaling)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
van 22 maart 2001, No. TRCJZ/2001/3497, Directie Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn 91/629/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen
van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming
van kalveren (PbEG L 340) alsmede op de artikelen 35 en 45 van de Gezondheids-
en welzijnswet voor dieren;
De Raad van State gehoord (advies van 19 april 2001, No. W11.01.0157/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij van 3 mei 2001, No. TRCJZ/2001/5397, Directie Juridische
Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het tweede en derde lid van artikel 13 van het Kalverenbesluit1 komen te luiden:
2. Artikel 3, eerste lid, voor zover dat lid betrekking heeft op vleeskalveren,
alsmede de artikelen 4 en 7 zijn tot 31 december 2003 niet van toepassing
indien het een stal betreft waarvan de gebruiker kan aantonen dat de stal
voor 1 januari 1994 in gebruik is genomen en de stal of het in het desbetreffende
artikel of artikellid bedoelde onderdeel daarvan, nadien niet is ver- of herbouwd.
3. Artikel 3, eerste lid, voor zover dat lid betrekking heeft op vleeskalveren,
alsmede de artikelen 4 en 7 zijn tot 31 december 2006 niet van toepassing
indien de gebruiker kan aantonen dat de stal of het in het desbetreffende
artikel of artikellid bedoelde onderdeel daarvan, in gebruik is genomen voor
1 januari 1998, sindsdien niet is ver- of herbouwd en vanaf laatstgenoemde
datum voldoet aan de in het vierde lid bedoelde eisen.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip.
Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken
nadat het onderhavige besluit is voorgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal,
en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door
ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers
de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van dit besluit bij
wet wordt geregeld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 11 mei 2001
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
L. J. Brinkhorst
Uitgegeven de vijfde juni 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Het Kalverenbesluit is bij besluit van 22 september 1997 (Stb. 478) gewijzigd
ter uitvoering van richtlijn 97/2/EG van de Raad van de Europese Unie van
20 januari 1997 houdende wijziging van richtlijn 91/629/EEG tot vaststelling
van minimumnormen ter bescherming van kalveren (PbEG L 25). Bij deze wijziging
wordt dit hersteld.
Het tweede en derde lid van artikel 13 geven aan onder welke voorwaarden
een stal tot 31 december 2003 dan wel 2006, nog niet behoeft te voldoen
aan de aangescherpte eisen uit de artikelen 3, 4 en 7 van het besluit. Deze
overgangstermijnen vloeien rechtstreeks voort uit artikel 3 van richtlijn
91/629/EEG.
Zoals in de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdelen C, D
en F en I, bij bovengenoemde wijziging van het Kalverenbesluit is uiteengezet,
beschikken de gebruikers van stallen die voor 30 november 1994 in gebruik
zijn genomen en nadien niet zijn ver- of herbouwd over een overgangstermijn
tot 31 december 2003. Stallen die op 1 januari 1998 voldeden aan
de eisen uit het Kalverenbesluit behoeven pas in 2007 aan de aangescherpte
huisvestingseisen te voldoen. Tot dat moment gelden, ter uitvoering van artikel
3, eerste lid van richtlijn 91/629/EEG, voor deze stallen de huisvestingseisen
neergelegd in artikel 13, vierde lid, van het Kalverenbesluit.
De onderhavige wijziging brengt het tweede en derde lid van artikel 13
hiermee in overeenstemming.
Bij de handhaving zal bij bedrijven die behoren tot de hierboven beschreven
tweede categorie, worden gecontroleerd of in ieder geval op 1 januari
1998 en vanaf de inwerkingtreding van de onderhavige wijziging van het Kalverenbesluit
aan de eisen uit het vierde lid werd en wordt voldaan. Indien dit niet het
geval mocht blijken te zijn, zijn de artikelen 3, 4 en 7 van het Kalverenbesluit
onverkort van toepassing.
Met het onderhavige besluit wordt tevens de regelgeving met betrekking
tot het huisvesten van andere kalveren dan vleeskalveren in eenlingboxen hersteld.
Dit was reeds zonder overgangstermijn verboden ingevolge artikel 3, eerste
lid, van het Kalverenbesluit zoals het gold voor de wijziging van 22 september
1997.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
L. J. Brinkhorst
XNoot
1Stb. 1994, 576, gewijzigd bij besluit van 22 september 1997, Stb. 478.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad
van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.