Besluit van 11 mei 2001, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel in verband met het decentraal georganiseerd overleg met betrekking tot het onderwijsachterstandenplan en het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 12 maart 2001, nr. WJZ/2001/7448 (2911), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 37, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 37, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 157, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 12 april 2001, nr. W05.01.0140/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 8 mei 2001, nr. WJZ/2001/17540 (2911), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel IV-F2 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Bevoegde gezagsorganen kunnen in afwijking van het tweede lid besluiten dat over de zaken, genoemd in artikel IV-F4a, eerste lid, in een overkoepelend overlegorgaan overleg wordt gevoerd dat meerdere categorieën van instellingen als bedoeld in artikel I-A1, onder d, kan betreffen.

B

In artikel IV-F3 wordt in het tweede lid de zinsnede «in artikel IV-F2, tweede, vierde en vijfde lid» vervangen door: in artikel IV-F2, tweede, vierde, vijfde en zesde lid.

C

Na artikel IV-F4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel IV-F4a Overleg over arbeidsvoorwaardelijke gevolgen onderwijsachterstandenplan of plan inzake onderwijs in allochtone levende talen

  • 1. Onverminderd artikel IV-F4, eerste lid, wordt in een overlegorgaan overleg gevoerd over de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van:

    a. een door de gemeenteraad voorgenomen vaststelling of wijziging van een onderwijsachterstandenplan of een door de gemeenteraad voorgenomen besluit omtrent de verdeling van de middelen als bedoeld in artikel 166, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 153, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 268, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en

    b. een door de gemeenteraad voorgenomen vaststelling of wijziging van een plan inzake onderwijs in allochtone levende talen of een door de gemeenteraad voorgenomen besluit omtrent de verdeling van de middelen als bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 157, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 272, eerste lid, van de Wet op voortgezet onderwijs.

  • 2. Het overleg, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op een zodanig tijdstip dat een in een overlegorgaan vertegenwoordigd bevoegd gezag in staat is de uitkomsten daarvan onderdeel te maken van het op overeenstemming gericht overleg dat het voert met de betrokken gemeenteraad voorafgaand aan de vaststelling of wijziging van een plan of het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder a of b.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens de Tweede Kamer de wens te kennen wordt gegeven dat het in dit besluit geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 11 mei 2001

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Uitgegeven de eenendertigste mei 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Op 1 augustus 1998 is in werking getreden de Wet van 15 mei 1997 tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 237). Deze wet introduceerde het onderwijsachterstandenplan. Bij wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Stb. 148) is het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen in het leven geroepen. Dit besluit regelt onder meer de instelling van een decentraal georganiseerd overlegorgaan in verband met de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van een dergelijk vast te stellen dan wel te wijzigen plan.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel IV-F2, zesde lid

Op grond van het huidige tweede lid van artikel IV-F2 kunnen bevoegde gezagsorganen besluiten dat over bepaalde zaken die meer dan één orgaan van georganiseerd overleg aan eenzelfde categorie van instellingen aangaan, overleg wordt gevoerd in een overkoepelend overlegorgaan. In verband met de invoering van het onderwijsachterstandenplan en het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen wordt aan artikel IV-F2 een zesde lid toegevoegd. Daarmee wordt de betrokken bevoegde gezagsorganen de mogelijkheid geboden ten behoeve van het georganiseerd overleg over de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van een plan als hiervoor genoemd, een overkoepelend overlegorgaan in te stellen dat meerdere categorieën van instellingen betreft als bedoeld in dit besluit. Hetzelfde geldt ten aanzien van de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van een besluit omtrent de verdeling van de middelen bestemd voor de bestrijding van onderwijsachterstanden en een besluit omtrent de verdeling van de middelen bestemd voor onderwijs in allochtone levende talen. In dit verband wordt verwezen naar artikel IV-F4a en de toelichting op dat artikel. De keuze voor de instelling van een overkoepelend decentraal georganiseerd overlegorgaan kan aangewezen zijn als een onderwijsachterstandenplan of een plan inzake onderwijs in allochtone levende talen voor een groot aantal scholen in een gemeente dezelfde arbeidsvoorwaardelijke gevolgen heeft. Een overkoepelend decentraal georganiseerd overleg kan ook effectief zijn in de situatie dat een plan tot reallocatie van middelen leidt, waarbij verschillende besturen betrokken zijn. In het laatste geval kunnen in het decentraal georganiseerd overleg afspraken worden gemaakt waardoor negatieve werkgelegenheidseffecten kunnen worden voorkomen. Hierbij wordt aangetekend dat de wet de verantwoordelijkheid voor kosten van werkloosheidsuitkeringen die het gevolg zijn van reallocatie als hierboven bedoeld, hetzij bij het gemeentebestuur, hetzij bij het betrokken schoolbestuur legt. Door een overkoepelend decentraal georganiseerd overleg in te stellen, kunnen schoolbesturen de kans op dergelijke kosten verkleinen.

Artikel IV-F4a

In de wetsartikelen die in het eerste lid, onder a en b, worden genoemd, is het voorschrift opgenomen dat de gemeenteraad voor een periode van telkens 4 schooljaren een onderwijsachterstandenplan, onderscheidenlijk een plan inzake onderwijs in allochtone levende talen vaststelt, dan wel een besluit neemt omtrent de verdeling van de middelen die zijn bestemd voor de bestrijding van onderwijsachterstanden en onderwijs in allochtone levende talen.

Een onderwijsachterstandenplan of een besluit omtrent de verdeling van de middelen bestemd voor de bestrijding van onderwijsachterstanden heeft betrekking op scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs en andere instellingen in de betreffende gemeente. Het plan vermeldt onder andere de wijze waarop de scholen de formatie voor speciale doeleinden zullen inzetten, voor zover die is bestemd voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. De scholen hebben echter de zeggenschap over de wijze waarop een en ander wordt geoperationaliseerd.

Een plan inzake onderwijs in allochtone levende talen of een besluit omtrent de verdeling van de middelen bestemd voor dat onderwijs heeft betrekking op scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de betreffende gemeente. Ook kan een dergelijk plan of besluit betrekking hebben op rechtspersonen die geen school als hiervoor genoemd in stand houden en die naar het oordeel van de gemeenteraad in aanmerking komen voor het verzorgen van onderwijs in allochtone levende talen.

De gemeenteraad kan de bovengenoemde plannen of besluiten eerst vaststellen nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de gemeente.

In het onderhavige artikel is opgenomen dat over de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van een dergelijk plan dan wel besluit zoals de gemeenteraad dat voornemens is vast te stellen dan wel te wijzigen, decentraal georganiseerd overleg moet worden gevoerd. Het tijdstip waarop dit decentraal georganiseerd overleg plaatsvindt, is geregeld in het tweede lid; in dit opzicht is artikel IV-F4a een verbijzondering van artikel IV-F4, waarin is bepaald dat ten aanzien van «aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel van de instelling of de instellingen» overleg wordt gevoerd in een overlegorgaan. Het decentraal georganiseerd overleg over die arbeidsvoorwaardelijke gevolgen moet op een zodanig tijdstip plaatsvinden, dat de uitkomsten van dat overleg door het bevoegd gezag kunnen worden betrokken bij het overleg dat dit bevoegd gezag met de betrokken gemeenteraad voert voordat de gemeenteraad overgaat tot vaststelling of wijziging van het plan dan wel besluit. Hiermee wordt bevorderd dat het standpunt van het decentraal georganiseerd overlegorgaan met betrekking tot de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van het voorgenomen plan of besluit, betrokken wordt bij het overleg tussen het bevoegd gezag en de gemeenteraad voorafgaand aan de vaststelling of wijziging van dat plan of besluit.

Op grond van artikel IV-F4, eerste lid, is de wijze waarop een schoolbestuur de rechtspositionele gevolgen van een eenmaal vastgesteld of gewijzigd plan of besluit opvangt, eveneens onderwerp van decentraal georganiseerd overleg.

Immers, in een overlegorgaan wordt overleg gevoerd over aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel van de instelling of de instellingen.

Het bevoegd gezag dat een besluit neemt over de (inzet van de) formatie van een onder zijn bestuur staande school, dient tevens de reguliere bepalingen met betrekking tot de medezeggenschapsraad in acht te nemen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans


XNoot
1

Stb. 1985, 110, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 mei 2001, Stb. 246.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven