Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2001, 242 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2001, 242 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 december 2000, nr. MJZ2000153531, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op artikel 13, tweede lid, van de Wet stedelijke vernieuwing;
De Raad van State gehoord (advies van 20 februari 2001, nr. W08.00.0617/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 mei 2001, nr. MJZ2001047107, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. wet: Wet stedelijke vernieuwing;
b. prestatieveld: eis of groep van eisen aan het gemeentelijk ontwikkelingsprogramma, als bedoeld in enig lid van artikel 3 van het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing en
c. multiplier: verhouding tussen de investeringen door de gemeente en de investeringen door de private partijen, als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing.
1. Het verantwoordingsverslag van een gemeente die is aangewezen ingevolge artikel 5, tweede lid, van de wet, of artikel 6, derde lid, tweede volzin, van de wet, bevat per prestatieveld een vergelijking van de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en de aan het investeringsbudget verbonden verplichtingen met de bereikte resultaten en een toelichting van de verschillen. Het verslag wordt ingericht overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage I.
2. Burgemeester en wethouders nemen in het verantwoordingsverslag, bedoeld in het eerste lid, een samenvatting op die tevens hun bevindingen bevat.
3. In een bijlage bij of een toelichting op het verantwoordingsverslag, bedoeld in het eerste lid, vermelden burgemeester en wethouders al hetgeen zij nodig en nuttig achten voor een juiste beoordeling van het verslag.
1. Het verantwoordingsverslag van een gemeente die niet is aangewezen ingevolge artikel 5, tweede lid, van de wet, of artikel 6, derde lid, tweede volzin, van de wet, en aan welke investeringsbudget is verleend ten behoeve van een activiteit in het kader van stedelijke vernieuwing als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet, wordt ingericht overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage II.
2. Indien aan een gemeente als bedoeld in het eerste lid voor meer dan één activiteit als bedoeld in dat lid afzonderlijk investeringsbudget is verleend, kan worden volstaan met één verantwoordingsverslag, mits elk van die activiteiten daarin afzonderlijk aan de orde komt.
3. In een bijlage bij of een toelichting op het verantwoordingsverslag, bedoeld in het eerste lid, vermelden burgemeester en wethouders al hetgeen zij nodig en nuttig achten voor een juiste beoordeling van het verslag.
1. Het verslag over de besteding van de verleende voorschotten voor stedelijke vernieuwing van een gemeente die is aangewezen ingevolge artikel 5, tweede lid, van de wet, of artikel 6, derde lid, tweede volzin, van de wet, wordt ingericht overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage III en vermeldt voor de jaren waarop het betrekking heeft alle in die bijlage gevraagde gegevens.
2. In het verslag, bedoeld in het eerste lid, wordt, voorzover van toepassing, verantwoording afgelegd over aan de verlening van investeringsbudget verbonden verplichtingen met betrekking tot de besteding van de verleende budgetten.
3. Burgemeester en wethouders nemen in het verslag, bedoeld in het eerste lid, een samenvatting op die tevens hun bevindingen bevat.
4. In een bijlage bij of een toelichting op het verslag, bedoeld in het eerste lid, vermelden burgemeester en wethouders al hetgeen zij nodig en nuttig achten voor een juiste beoordeling van het verslag.
1. Het verslag over de besteding van de verleende voorschotten voor stedelijke vernieuwing van een gemeente die niet is aangewezen ingevolge artikel 5, tweede lid, van de wet, of artikel 6, derde lid, tweede volzin, van de wet, en aan welke investeringsbudget is verleend ten behoeve van een activiteit in het kader van stedelijke vernieuwing als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet, wordt ingericht overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage IV.
2. In een bijlage bij of een toelichting op het verslag, bedoeld in het eerste lid, vermelden burgemeester en wethouders al hetgeen zij nodig en nuttig achten voor een juiste beoordeling van het verslag.
De accountantsverklaring, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de wet, heeft betrekking op de getrouwheid van het verslag over de besteding van de verleende voorschotten en wordt opgesteld met inachtneming van de bij dit besluit behorende bijlage V.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. W. Remkes
Uitgegeven de negenentwintigste mei 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
MODEL-VERANTWOORDINGSVERSLAG VAN EEN GEMEENTE DIE IS AANGEWEZEN INGEVOLGE ARTIKEL 5, TWEEDE LID, VAN DE WET, OF ARTIKEL 6, DERDE LID, TWEEDE VOLZIN, VAN DE WET
Ingevolge artikel 13, tweede lid, van de wet, bevat het verantwoordingsverslag een vergelijking van (elk van) de in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma opgenomen gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en de aan het investeringsbudget verbonden verplichtingen met de bereikte resultaten en een toelichting van de verschillen.
Investeringstijdvak:
1.1. Prestatieveld 1 (toekomstgerichtheid)
1.1.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.1.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.1.3 Toelichting van de verschillen
1.2. Prestatieveld 2 (horizontale integratie)
1.2.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.2.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.2.3 Toelichting van de verschillen
1.3. Prestatieveld 3 (verticale integratie)
1.3.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.3.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.3.3 Toelichting van de verschillen
1.4. Prestatieveld 4 (kansen en ontwikkelingspotenties)
1.4.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.4.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.4.3 Toelichting van de verschillen
1.5. Prestatieveld 5 (multiplier)
categorieën bijdragen (bedragen x f 1 mln): | bedragen waar de gemeente in het ontwikkelingsprogramma op heeft gerekend: | bedragen 2000 t/m 2004: a) ad publieke middelen: feitelijk verplicht door hogere overheden dan wel door de gemeente gereserveerd uit eigen gemeentelijke middelen; b) ad private middelen: feitelijk door de private sector ingezette/bestemde midde- len: | toelichting van de verschillen: |
---|---|---|---|
van het Rijk ontvangen ISV-bijdragen1: | |||
via de provincie ontvangen ISV-bijdragen2: | |||
andere rijksbijdragen1: | |||
andere provinciale bijdragen2: | |||
totaal rijksbijdragen1: | |||
totaal provinciale bijdragen2: | |||
eigen gemeentelijke middelen: | |||
Europese middelen: | |||
totaal bijdragen uit publieke middelen: | |||
totaal bijdragen uit private middelen: |
1 indien het een rechtstreekse gemeente betreft
2 indien het een niet-rechtstreekse gemeente met een ontwikkelingsprogramma betreft
volgens ontwikkelingsprogramma beoogde multiplier (wijze van berekening en uitkomst van de berekening): | gerealiseerde multiplier (wijze van berekening en uitkomst van de berekening): | toelichting van de verschillen: |
1.6. Prestatieveld 6 (prioriteiten, fasering en gebiedsgerichte aanpak)
1.6.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.6.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.6.3 Toelichting van de verschillen
1.7. Prestatieveld 7 (fysieke condities voor economische versterking)
1.7.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.7.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.7.3 Toelichting van de verschillen
1.8. Prestatieveld 8 (aanbod van gevarieerde woonmilieus)
1.8.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.8.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.8.3 Toelichting van de verschillen
1.9. Prestatieveld 9 (omgevingskwaliteit)
1.9.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.9.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.9.3 Toelichting van de verschillen
1.10. Prestatieveld 10 (duurzaamheid)
1.10.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.10.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.10.3 Toelichting van de verschillen
1.11. Prestatieveld 11 (zorgvuldig ruimtegebruik)
1.11.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.11.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.11.3 Toelichting van de verschillen
1.12. Prestatieveld 12 (versterking betrokkenheid bij de dagelijkse leefomgeving)
1.12.1 Doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma
1.12.2 Hetgeen van de doelstellingen is bereikt
1.12.3 Toelichting van de verschillen
2.1 Hoe het systeem is ingericht
2.2 Hoe het systeem heeft gefunctioneerd
2.3 Welke maatregelen zijn getroffen ten aanzien van de verbetering van de kwaliteit van de in het verslag opgenomen gegevens
2.4 Wat de effecten van die maatregelen zijn geweest op de in het verantwoordingsverslag verstrekte gegevens
3.2 Hetgeen van de verplichtingen is nagekomen
3.3 Toelichting van de verschillen
4. Actualiteit van het ontwikkelingsprogramma
5. Samenvatting en bevindingen
Bijlage II behorende bij artikel 3, eerste lid, van het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing
MODEL-VERANTWOORDINGSVERSLAG VAN EEN GEMEENTE DIE NIET IS AANGEWEZEN INGEVOLGE ARTIKEL 5, TWEEDE LID, VAN DE WET, OF ARTIKEL 6, DERDE LID, TWEEDE VOLZIN, VAN DE WET, EN AAN WELKE INVESTERINGSBUDGET IS VERLEEND TEN BEHOEVE VAN EEN ACTIVITEIT IN HET KADER VAN STEDELIJKE VERNIEUWING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, VIERDE LID, VAN DE WET
Ingevolge artikel 13, tweede lid, van de wet, bevat het verantwoordingsverslag een vergelijking van (elk van) de bij de aanvraag tot verlening gevoegde onderbouwing van de voorgenomen stedelijke vernieuwing en de aan het investeringsbudget verbonden verplichtingen met de bereikte resultaten en een toelichting van de verschillen. Ingevolge artikel 7, vierde lid, van de wet, is in de onderbouwing in elk geval een financiële paragraaf opgenomen en is vermeld hoe en met welk resultaat met betrokken partijen overleg is gevoerd alsmede hoe deze bij de uitvoering van die activiteit worden betrokken.
Investeringstijdvak:
1. Vergelijking van de beleidsvoornemens met de bereikte resultaten
1.3 Toelichting van de verschillen
2. Betrokkenheid van partijen bij de uitvoering
2.3 Toelichting van de verschillen
3.2 Hetgeen van de verplichtingen is nagekomen
3.3 Toelichting van de verschillen
4. Actualiteit van het project
Bijlage III behorende bij artikel 4, eerste lid, van het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing
MODEL-VERSLAG OVER DE BESTEDING VAN DE VERLEENDE VOORSCHOTTEN VOOR STEDELIJKE VERNIEUWING VAN EEN GEMEENTE DIE IS AANGEWEZEN INGEVOLGE ARTIKEL 5, TWEEDE LID, VAN DE WET, OF ARTIKEL 6, DERDE LID, TWEEDE VOLZIN, VAN DE WET
Investeringstijdvak:
Bestedingen ten behoeve van maatregelen gericht op de fysieke leefomgeving als bedoeld in de Wet stedelijke vernieuwing:
fl. ..
1b. Investeringsbudget, verleend op basis van artikel 7, eerste lid, van de wet:
fl. ..
1c. Bestedingen gericht op de fysieke leefomgeving:
fl. ..
fl. ..
Overige gegevens ter toelichting op het saldo ad 1d:
dotatie uit gemeentelijke middelen:
fl. ..
het bedrag aan bestemmingsreserves fysieke kolom:
fl. ..
2. Verantwoording, voorzover van toepassing, over de aan de verlening van investeringsbudget verbonden verplichtingen met betrekking tot de besteding van de verleende voorschotten
Bijlage IV behorende bij artikel 5 van het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing
MODEL-VERSLAG OVER DE BESTEDING VAN DE VERLEENDE VOORSCHOTTEN VOOR STEDELIJKE VERNIEUWING VAN EEN GEMEENTE DIE NIET IS AANGEWEZEN INGEVOLGE ARTIKEL 5, TWEEDE LID, VAN DE WET, OF ARTIKEL 6, DERDE LID, TWEEDE VOLZIN, VAN DE WET, EN AAN WELKE INVESTERINGSBUDGET IS VERLEEND TEN BEHOEVE VAN EEN ACTIVITEIT IN HET KADER VAN STEDELIJKE VERNIEUWING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, VIERDE LID, VAN DE WET
Omschrijving project:
Opleveringsdatum project:
Bestedingen ten behoeve van maatregelen gericht op de fysieke leefomgeving als bedoeld in de Wet stedelijke vernieuwing:
1a. Investeringsbudget, verleend op basis van artikel 7, vierde lid, van de wet:
fl. ..
1b. Bestedingen ten behoeve van bovengenoemd project:
fl. ..
fl. ..
Overige gegevens ter toelichting op het saldo ad 1c:
indien het saldo negatief is:
dotatie uit gemeentelijke middelen:
fl. ..
2. Verantwoording, voorzover van toepassing, over de aan de verlening van het investeringsbudget verbonden verplichtingen met betrekking tot de besteding van de verleende voorschotten
Bijlage V behorende bij artikel 6 van het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing
PROTOCOL TEN AANZIEN VAN ACCOUNTANTSVERKLARINGEN BIJ HET VERSLAG OVER DE BESTEDING VAN DE VERLEENDE VOORSCHOTTEN VOOR STEDELIJKE VERNIEUWING
1. De accountantsverklaring wordt afgegeven met als doel Onze Minister, dan wel gedeputeerde staten, in staat te stellen de juistheid van de verstrekte bijdrage te beoordelen.
2. De accountant controleert bij een verslag over de besteding van de verleende voorschotten als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet stedelijke vernieuwing en de artikelen 4 en 5 van het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing, in elk geval of de beslissing tot besteding op bevoegde wijze tot stand is gekomen en of de besteding feitelijk betrekking heeft op maatregelen gericht op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in de Wet stedelijke vernieuwing.
3. De accountant controleert of hetgeen in het verslag over de besteding van de verleende voorschotten is gesteld omtrent de naleving van de eventueel op basis van artikel 9, eerste lid, van de Wet stedelijke vernieuwing bij de verlening van investeringsbudget opgelegde nadere voorwaarden, voorzover die betrekking hebben op de besteding van de verleende voorschotten, juist is.
4. De accountant stelt de getrouwheid van het verslag over de besteding van de verleende voorschotten vast in overeenstemming met de hiervoor genoemde eisen. De accountant vermeldt, in aanvulling op zijn verklaring bij het verslag over de besteding van de verleende voorschotten, in een rapport zijn bevindingen ten aanzien van de controle, voorzover die van belang zijn geweest bij de oordeelsvorming.
5. De accountant verstrekt slechts een goedkeurende verklaring indien naar het oordeel van de accountant de som van de fouten en onzekerheden in de verantwoorde bestedingen niet meer dan één procent bedraagt van het met de bestedingen gemoeide bedrag. De accountant stelt de goedkeurende verklaring op conform het model dat hierna in onderdeel B van deze bijlage V bij het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing is opgenomen.
6. De accountant laat een niet goedkeurende accountantsverklaring zo goed mogelijk aansluiten op de indeling die in het hierna in onderdeel B opgenomen model is gegeven. De accountant richt die verklaring in met inachtneming van de door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants vastgestelde gedrags- en beroepsregels voor registeraccountants, dan wel van de door de Nederlandse Orde van AccountantsAdministratieconsulenten vastgestelde gedrags- en beroepsregels voor accountantsadministratieconsulenten.
MODEL VAN EEN GOEDKEURENDE ACCOUNTANTSVERKLARING BIJ HET VERSLAG OVER DE BESTEDING VAN DE VERLEENDE VOORSCHOTTEN VOOR STEDELIJKE VERNIEUWING
Wij hebben het verslag over de besteding van de verleende voorschotten, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet stedelijke vernieuwing en artikel 4, dan wel artikel 5, van het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing, van de gemeente (naam) gecontroleerd met inachtneming van het protocol, opgenomen in bijlage V, onderdeel A, van het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing. Het verslag over de besteding van de verleende voorschotten heeft betrekking op het investeringstijdvak (datum) tot en met (datum)/het project (omschrijving project) en is opgesteld onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders van de gemeente. Het is onze verantwoordelijkheid om een accountantsverklaring inzake het verslag over de besteding van de verleende voorschotten te verstrekken.
Onze controle is verricht overeenkomstig de in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat het verslag over de besteding van de verleende voorschotten geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor de financiële verslaggeving die bij het opmaken van het bestedingsverslag zijn toegepast. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Wij zijn van oordeel dat het verslag over de besteding van de verleende voorschotten een getrouw beeld geeft van de bestedingen aan maatregelen gericht op de fysieke leefomgeving als bedoeld in de Wet stedelijke vernieuwing van de gemeente (naam) over de investeringsperiode – (data)/ten behoeve van het project (omschrijving project).
Tevens zijn wij van oordeel dat de in het verslag opgenomen overige gegevens met betrekking tot het eindsaldo een getrouw beeld geven van de gemeentelijke dotatie aan en reserveringen voor bovengenoemde maatregelen.
Plaats, datum
Ondertekening
1. | ALGEMENE TOELICHTING | 14 |
1.1 | Inleiding | 14 |
1.2 | De verslaglegging | 15 |
1.2.1 | Het verantwoordingsverslag | 15 |
1.2.2 | Het verslag over de besteding van de verleende voorschotten voor stedelijke vernieuwing | 17 |
2. | ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING | 18 |
3. | TOELICHTING BIJLAGEN | 19 |
Gemeenten kunnen op grond van de Wet stedelijke vernieuwing (hierna: de wet) in aanmerking komen voor een rijksbijdrage als ze voldoen aan de voorwaarden die die wet stelt.
De bijdragen worden per investeringstijdvak van vijf jaar verleend. Aan het eind van het investeringstijdvak dienen de gemeenten een eindverantwoording uit te brengen. In het onderhavige besluit is die verantwoording aan de orde.
Artikel 7, eerste lid, van de wet stelt aan de verlening van investeringsbudget de voorwaarde van een gemeentelijk ontwikkelingsprogramma en noemt een aantal vereisten waaraan dat ontwikkelingsprogramma moet voldoen. Zo dienen in het ontwikkelingsprogramma de gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing voldoende te zijn onderbouwd en te worden weergegeven in termen van toetsbare resultaten, dient in het ontwikkelingsprogramma te worden ingegaan op de relatie met stedelijke vernieuwing die zich niet richt op de fysieke leefomgeving, dient het ontwikkelingsprogramma betrekking te hebben op het investeringstijdvak en inzicht te geven in het daaropvolgende tijdvak, dient het ontwikkelingsprogramma een financiële paragraaf te bevatten die inzicht geeft in de van stedelijke vernieuwing te verwachten kosten en opbrengsten en dient het ontwikkelingsprogramma te vermelden op welke wijze de ingezetenen van de gemeente en degenen die in de gemeente een belang hebben bij het programma, worden gehoord en met welk resultaat zij worden betrokken bij de voorbereiding en realisering van het programma.
Aanvullend geeft de wet in artikel 7, tweede lid, de opdracht om bij algemene maatregel van bestuur de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing vast te stellen. Voorts biedt het tweede lid van artikel 7 van de wet de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te geven omtrent de in het eerste lid van artikel 7 gestelde eisen.
Het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing voorziet zowel in die landelijke doelstellingen als in die nadere regels. De landelijke doelstellingen hebben een plaats gekregen in artikel 2 van dat besluit. De prestatievelden, die zijn opgenomen in artikel 3 van dat besluit, zijn een nadere regeling van de in artikel 7, eerste lid, van de wet gegeven eisen aan het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma. Gemeenten moeten op de prestatievelden zelf hun operationele doelen formuleren. De lokale situatie is immers zodanig verschillend dat kwantitatieve normen, die voor heel Nederland gelijk zijn, op deze onderdelen weinig zinvol zijn.
Het beleidskader verschaft aan gemeenten duidelijkheid over de doelstellingen die het Rijk nastreeft en hetgeen het Rijk daarvoor met betrekking tot de inhoud van de gemeentelijke ontwikkelingsprogramma's nodig acht. Het beleidskader is als zodanig referentiekader in de dialoog tussen Rijk, provincie en gemeente bij het opstellen van die programma's.
Het beleidskader is voor Rijk en provincie ook de inhoudelijke toetssteen voor de ontwikkelingsprogramma's. Beoordeeld wordt of de voornemens van de gemeente voldoende basis zijn voor een doeluitkering. Gemeenten dienen concrete betekenis te geven aan het rijksbeleid inzake stedelijke vernieuwing, passend bij de lokale maat. Toekenning van subsidie op grond van het programma moet marktpartijen en belanghebbenden voor een langere periode het vertrouwen geven in het beleid van de overheid met betrekking tot revitalisering van bestaand stedelijk gebied.
In het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing worden regels gegeven ter berekening van de uit 's-Rijks kas te verstrekken budgetten voor stedelijke vernieuwing. Voorts worden in dat besluit de dertig gemeenten aangewezen waaraan door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) rechtstreeks investeringsbudget kan worden verstrekt. In de wet is bepaald dat voor andere gemeenten dan de door de Minister van VROM aangewezen gemeenten de middelen voor investeringsbudget aan de onderscheidene provincies worden verstrekt. Op grond van de geboden meerjarige financiële zekerheid worden gemeenten in staat geacht voor een periode van vijf jaar (het eerste investeringstijdvak loopt van 2000 tot en met 2004), met een doorkijk naar tien jaar, ontwikkelingsprogramma's te maken.
Na toekenning van de subsidie is het ontwikkelingsprogramma van de gemeente voor het Rijk en de provincie de basis voor het monitoren van de voortgang en voor de verantwoording.
In het onderhavige besluit is de verantwoording aan de orde.
De verantwoording in het kader van het grotestedenbeleid
Tussen de rechtstreekse gemeenten en het Rijk zijn in december 1999 convenanten gesloten, gebaseerd op de gemeentelijke meerjarige ontwikkelingsprogramma's. De convenanten bevatten concrete en meetbare afspraken tussen het Rijk en de betrokken gemeenten over elkaars bijdragen aan de «complete stad» en indicaties van de hoogte van de budgetten.
Voorts is in de convenanten in artikel 3.6 met betrekking tot de financiële verantwoording vastgelegd dat Rijk en stad in de eerste helft van 2000 zullen onderzoeken hoe harmonisering of bundeling van de afzonderlijke verantwoordingen vorm kan worden gegeven en dat ze over deze harmonisering of bundeling in het jaar 2000 afspraken zullen maken. Het streven is gericht op een gebundelde verantwoording voor het totale grotestedenbeleid. Op grond van de discussies tot nu toe in de werkgroep Financiën-GSB lijkt er draagvlak voor een model waarin wordt toegewerkt naar een verantwoording, waarbij het thans uitgewerkte verantwoordingsmodel voor het ISV als voorbeeld dient. Dit betekent dat per pijler de verantwoording van de steden aan het Rijk zal gaan bestaan uit een beleidsmatige verantwoording en een bestedingsverslag.
1.2.1 Het verantwoordingsverslag
Aan het eind van het investeringstijdvak dienen gemeenten een eindverantwoording uit te brengen. De verantwoording is primair gericht op de maatschappelijke effecten die door de gemeenten worden nagestreefd met behulp van de inzet van rijksmiddelen. Om daaraan te kunnen voldoen dienen gemeenten in hun ontwikkelingsprogramma's meetbare doelstellingen op te nemen als te leveren prestatie. Het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing geeft daaraan nadere uitwerking. In dat besluit wordt wat betreft de weergave van de gemeentelijke doelstellingen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma onderscheid gemaakt in een twaalftal prestatievelden.
Van invloed op het verantwoordingsverslag is dat de beschikbare budgetten worden ingezet voor de uitvoering van een integraal beleid gericht op stedelijke vernieuwing en dat gemeenten vrij zijn in de besteding van de middelen. Er is geen één op één relatie tussen de verdeling van de middelen door het Rijk en de wijze waarop zij worden besteed.
Met betrekking tot het verantwoordingsverslag is in artikel 13, tweede lid, van de wet reeds geregeld dat het verslag een vergelijking bevat van de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing (dan wel, indien het een gemeente betreft als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet, van de in de aanvraag tot verlening opgenomen onderbouwing van de activiteit in het kader van stedelijke vernieuwing) en de aan het investeringsbudget verbonden verplichtingen met de bereikte resultaten en een toelichting van de verschillen. Om de door artikel 13, tweede lid, van de wet, geëiste vergelijking op juiste wijze te kunnen maken, dient de wijze waarop de verantwoording vorm is gegeven nauw aan te sluiten bij de eisen die aan de gemeentelijke ontwikkelingsprogramma's of de onderbouwing zijn gesteld.
In het onderhavige besluit worden regels gegeven over de wijze waarop die vergelijking in het verslag moet worden weergegeven.
In het onderhavige besluit is wat betreft de verantwoording onderscheid gemaakt tussen rechtstreekse gemeenten en niet-rechtstreekse gemeenten met een gemeentelijk ontwikkelingsprogramma enerzijds en niet-rechtstreekse gemeenten zonder een ontwikkelingsprogramma anderzijds. Dit onderscheid vloeit voort uit artikel 6, derde lid, en artikel 7, vierde lid, van de wet. Artikel 6, derde lid, van de wet bepaalt (verkort weergegeven) dat van de niet-rechtstreekse gemeenten gedeputeerde staten gemeenten aanwijzen waarvan naar hun oordeel gelet op de aard en de omvang van de stedelijke vernieuwingsopgave een ontwikkelingsprogramma wordt verlangd om in aanmerking te komen voor investeringsbudget. Daarnaast bepaalt artikel 7, vierde lid, van de wet dat gedeputeerde staten aan een gemeente die niet is aangewezen ingevolge artikel 6, derde lid, van de wet investeringsbudget kunnen verlenen ten behoeve van een activiteit in het kader van stedelijke vernieuwing. De daartoe strekkende aanvraag dient dan vergezeld te gaan van een onderbouwing van de voorgenomen stedelijke vernieuwing, waarin in elk geval een financiële paragraaf is opgenomen en een vermelding van de wijze waarop belanghebbenden bij de voorbereiding en de uitvoering worden betrokken. Blijkens de toelichting bij laatstgenoemd wetsartikel gaat het daarbij om een zo geringe of eenzijdige stedelijke vernieuwingsopgave, dat het opstellen van een ontwikkelingsprogramma niet zinvol moet worden geacht. Evenmin behoeft voor deze gemeenten een indicatief budget te worden vastgesteld. Gedeputeerde staten kunnen besluiten tot subsidietoekenning voor concrete vernieuwingsactiviteiten. Het zal hierbij gaan om concrete projecten die conform de subsidietoekenning, al dan niet in verbinding met de gegevens die in de aanvraag staan vermeld, tot uitvoering kunnen worden gebracht. Dit verschil in subsidietoekenning tussen gemeenten met een gemeentelijk ontwikkelingsprogramma enerzijds en zogenoemde projectgemeenten anderzijds, heeft gevolgen voor de wijze van verslaglegging. Artikel 2 van het onderhavige besluit betreft dan ook de verslaglegging van gemeenten mét een gemeentelijk ontwikkelingsprogramma en artikel 3 de verslaglegging van de gemeenten zonder een gemeentelijk ontwikkelingsprogramma.
Door onder meer het systeem van monitoring en de inspectiewerkzaamheden van de betrokken ministeries zal de eindverantwoording over het algemeen geen verrassingen opleveren. In artikel 16 van de wet is opgenomen wat de gevolgen kunnen zijn als de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing onvoldoende zijn bereikt of de activiteit in het kader van stedelijke vernieuwing niet of niet geheel heeft plaatsgevonden en zulks de gemeente kan worden toegerekend. Zo kunnen aan de verlening van investeringsbudget voor het nieuwe investeringstijdvak verplichtingen worden verbonden of kan het investeringsbudget over het afgelopen tijdvak ambtshalve lager worden vastgesteld. Onverschuldigd betaalde bedragen aan investeringsbudget en voorschotten kunnen worden teruggevorderd.
Controle op de door burgemeester en wethouders verstrekte informatie
Het is van belang dat de gemeentelijke verslagen getrouwe informatie bevatten. Als in een verslag wordt aangegeven dat een bepaalde prestatie is geleverd, moet met voldoende zekerheid vaststaan dat die prestatie ook inderdaad geleverd is. Artikel 23, eerste lid, van de wet geeft de Minister van VROM, respectievelijk gedeputeerde staten, de bevoegdheid burgemeester en wethouders gegevens over de uitvoering van de wet te vragen. Voorts dienen burgemeester en wethouders desgevraagd inzage in de desbetreffende stukken te geven. Bij controle als in dat artikel bedoeld kan worden gedacht aan het steekproefsgewijs opvragen van schriftelijke stukken of het brengen van inspectiebezoeken.
1.2.2 Het verslag over de besteding van de verleende voorschotten voor stedelijke vernieuwing
De verantwoording van de besteding van de verleende voorschotten voor stedelijke vernieuwing vindt plaats langs de weg van gemeentelijke verantwoording via de lijn van single audit. Ook voor het verslag over de besteding van de verleende voorschotten zijn in het onderhavige besluit regels opgenomen. Daarbij is aansluiting gezocht bij de wijze waarop de besteding van de op basis van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing verstrekte middelen was geregeld (een model-verslag over de besteding van de verleende voorschotten, een protocol ten aanzien van accountantsverklaringen en een model van een goedkeurende accountantsverklaring).
Evenals bij het verantwoordingsverslag het geval is, dient aan het eind van het investeringstijdvak van vijf jaar het verslag over de besteding van de verleende voorschotten voor stedelijke vernieuwing te worden uitgebracht. Het verdient echter aanbeveling om, in het kader van het jaarlijkse interne afsluitings- en verantwoordingsproces van een gemeente, het verslag jaarlijks op te stellen en te cumuleren. Met het oog op de doelmatigheid en de praktische uitvoerbaarheid verdient het eveneens aanbeveling om ook de op het verslag betrekking hebbende accountantscontrole jaarlijks te laten uitvoeren. Die werkzaamheden kunnen na afloop van het investeringstijdvak uitmonden in een accountantsverklaring over het gehele tijdvak. Het is raadzaam de betrokken accountant in een vroeg stadium van deze werkwijze op de hoogte te stellen.
Ook wat betreft het verslag over de besteding van de verleende voorschotten wordt onderscheid gemaakt tussen rechtstreekse gemeenten en niet-rechtstreekse gemeenten met een ontwikkelingsprogramma enerzijds en niet-rechtstreekse gemeenten zonder een ontwikkelingsprogramma (projectgemeenten) anderzijds. Artikel 4 van het onderhavige besluit betreft de verslaglegging van eerstgenoemde categorie gemeenten en artikel 5 de verslaglegging van laatstgenoemde categorie gemeenten.
2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Zoals in het algemeen deel van deze toelichting reeds is uiteengezet dient, om de door artikel 13 van de wet geëiste vergelijking op de juiste wijze te kunnen maken, de wijze waarop de verantwoording is vorm gegeven nauw aan te sluiten bij de eisen die in het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing aan de gemeentelijke ontwikkelingsprogramma's zijn gesteld. In de omschrijving van de begrippen «prestatieveld» en «multiplier» wordt dan ook verwezen naar het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing. Zo zijn de prestatievelden te vinden in artikel 3 van dat besluit, waar per artikellid één prestatieveld wordt beschreven. Een prestatieveld omvat in het ene geval een enkele eis, in het andere geval een (samenhangende) groep van eisen. Voor wat onder multiplier moet worden verstaan wordt mede verwezen naar artikel 3, vijfde lid, van dat besluit.
In artikel 13, eerste en tweede lid, van de wet is geregeld dat burgemeester en wethouders uiterlijk op de eerste juli volgende op de afloop van het investeringstijdvak een aanvraag indienen tot vaststelling van het investeringsbudget. Bij die aanvraag dient een verantwoordingsverslag te worden gevoegd. Het verantwoordingsverslag bevat beleidsinformatie, zulks in tegenstelling tot het verslag over de besteding van de verleende voorschotten, dat financiële informatie bevat. In het verantwoordingsverslag gaat het meer om de vraag in hoeverre de beoogde effecten zijn gerealiseerd en door welke oorzaken bepaalde ambities niet zijn gehaald. De goedkeurende accountantsverklaring heeft dan ook geen betrekking op het verantwoordingsverslag. De beoordeling van het verantwoordingsverslag is een zaak van bestuurlijke afweging door de beoordelende instantie, in casu de betrokken ministers, dan wel gedeputeerde staten.
Artikel 13, tweede lid, van de wet bepaalt dat, waar het gaat om de gemeenten die over een ontwikkelingsprogramma beschikken, het verantwoordingsverslag een vergelijking bevat van de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en de aan het investeringsbudget verbonden verplichtingen met de bereikte resultaten en een toelichting van de verschillen. In artikel 3 van het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing worden twaalf prestatievelden genoemd waarbinnen die gemeentelijke doelstellingen moeten worden beschreven. De vergelijking die de wet eist, alsmede de wijze waarop ingevolge het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing de gemeentelijke doelstellingen dienen te worden beschreven, is bepalend voor de wijze waarop het verantwoordingsverslag moet worden ingericht. Om de door de wet geëiste vergelijking op de juiste wijze te kunnen maken, moet sprake zijn van een verantwoordingsverslag dat nauw aansluit bij het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma. Artikel 2, eerste lid, van het onderhavige besluit schrijft dan ook voor dat voor elk van de prestatievelden – waarbinnen de gemeentelijke doelstellingen moeten zijn beschreven – de door de wet geëiste vergelijking dient te worden gemaakt.
Voor de wijze waarop de vergelijking, genoemd in artikel 13, tweede lid, tweede volzin, in het verantwoordingsverslag moet worden weergegeven, verwijst dit artikellid naar bijlage I van het onderhavige besluit. Die bijlage geeft slechts de hoofdlijnen aan. De invulling wordt vooral bepaald door hetgeen is opgenomen in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma.
Artikel 3 heeft betrekking op het verantwoordingsverslag van de niet-rechtstreekse gemeenten die bovendien niet over een ontwikkelingsprogramma (behoeven te) beschikken en aan welke investeringsbudget is verleend ten behoeve van een concreet project (projectgemeenten). In paragraaf 1.2.1 van het algemeen deel van deze nota van toelichting is hierop reeds ingegaan.
Bij de aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget dient ingevolge artikel 13, tweede lid, van de wet, naast het verantwoordingsverslag, tevens een verslag over de besteding van de verleende voorschotten te worden gezonden.
In artikel 4 worden regels gegeven voor de verantwoording van de bestedingen, voorzover het de gemeenten betreft die over een gemeentelijk ontwikkelingsprogramma beschikken. Zo dient het verslag over de besteding van de verleende voorschotten te worden ingericht overeenkomstig het in bijlage III bij het onderhavige besluit opgenomen model. Het verslag over de besteding van de verleende voorschotten bevat informatie van financiële aard en moet in die zin onderscheiden worden van het verantwoordingsverslag, dat informatie van meer beleidsmatige aard bevat.
Artikel 5 heeft betrekking op het verslag over de besteding van de verleende voorschotten van de niet-rechtstreekse gemeenten die niet over een gemeentelijk ontwikkelingsprogramma (behoeven te) beschikken en aan welke investeringsbudget is verleend ten behoeve van een concreet project (projectgemeenten). In paragraaf 1.2.2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting is hierop reeds ingegaan.
Het met de aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget mee te zenden verslag omtrent de besteding van de verleende voorschotten, dient ingevolge artikel 13, tweede lid, van de wet vergezeld te gaan van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de in dat verslag vermelde bestedingen. Artikel 6 verwijst naar bijlage V bij het onderhavige besluit, waarin is opgenomen een protocol ten aanzien van accountantsverklaringen en een model van een goedkeurende accountantsverklaring.
Overeenkomstig de overige regelgeving met betrekking tot het investeringsbudget stedelijke vernieuwing geldt ook voor dit besluit dat er terugwerkende kracht aan is gegeven tot en met 1 januari 2000.
De wet en het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing laten de gemeenten grote vrijheid bij de invulling van hun ontwikkelingsprogramma's, zij het, dat die invulling dient plaats te vinden binnen de kaders die de wet en het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing stellen. De onderhavige nadere voorschriften voor de inrichting van het gemeentelijke verantwoordingsverslag zijn eveneens op die kaders gebaseerd en beogen een uniforme structuur aan te brengen in de verslaglegging. Een uniforme wijze van vermelding van de door de wet gevraagde gegevens vergemakkelijkt de beoordeling van de verslagen en de aggregatie van de informatie in die verslagen.
Uitgangspunt voor de indeling van de gemeentelijke verslagen zijn de twaalf in artikel 3 van het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing genoemde prestatievelden. Zoals in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet en ingevolge artikel 7, tweede lid, van de wet in het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing onder de toelichting op artikel 3 is aangegeven, dienen de gemeenten in hun ontwikkelingsprogramma's op alle prestatievelden hun doelstellingen en maatregelen in toetsbare termen weer te geven en op de inhoudelijke prestatievelden waar mogelijk kwantitatief. In het verantwoordingsverslag dienen dan ook per prestatieveld de doelstellingen uit het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma te worden vermeld, dient te worden aangegeven wat van die doelstellingen is bereikt en dienen de eventuele verschillen tussen de doelstellingen en de bereikte resultaten te worden toegelicht. Deze te maken vergelijking vloeit voort uit artikel 13, tweede lid, van de wet.
De wijze waarop een gemeente haar ontwikkelingsprogramma heeft ingericht kan uitgangspunt blijven bij de invulling van het verantwoordingsverslag. Heeft bijvoorbeeld een gemeente aan het prestatieveld «toekomstgerichtheid» niet onder een afzonderlijk kopje invulling gegeven, maar aan dit veld aandacht besteed bij (een of meerdere van) de inhoudelijke prestatievelden, dan kan bij de invulling van het onderdeel «toekomstgerichtheid» in het verantwoordingsverslag worden volstaan met een verwijzing naar de desbetreffende inhoudelijke prestatievelden en dient men zich daar te verantwoorden over de «toekomstgerichtheid».
Prestatieveld vijf (multiplier) kent een van de andere prestatievelden enigszins afwijkende wijze van invulling. Bij beschouwing van de ingediende ontwikkelingsprogramma's bleek dat zich ten aanzien van de bepaling van de multiplier grote verschillen voordoen tussen de onderscheidene gemeenten. De belangrijkste oorzaak daarvan is te vinden in de zeer van elkaar verschillende wijzen van berekening. Omdat voor de opstelling van de ontwikkelingsprogramma's de gemeenten geen aanwijzingen zijn gegeven over de wijze waarop de multiplier moet worden berekend, kunnen die grote verschillen de gemeenten niet worden aangerekend. Zo kan in de gemeentelijke ontwikkelingsprogramma's bij de berekening van de verwachte multiplier, al naar gelang de gemeente die het betreft, uitgegaan zijn van uitgaven op kasgeldbasis, dan wel van verplichtingen, dan wel kan zijn gerekend met afwijkende methoden van contantmaken van toekomstige uitgaven en inkomsten. Bovendien kan wat de ene gemeente als relevant heeft meegeteld, door andere gemeenten buiten beschouwing zijn gelaten.
Voor het volgende investeringstijdvak zullen dan ook voor de berekening van de multiplier zodanige regels worden gesteld dat de uniformiteit en daarmee de onderlinge vergelijkbaarheid en de meetbaarheid van de prestaties beter gewaarborgd zullen zijn.
De onder paragraaf 1.5, onder A, van deze bijlage gevraagde wijze van invulling beoogt, door om een uitsplitsing te vragen, nog enige mate van vergelijkbaarheid te verkrijgen. Voorts wordt, zoals ook bij de andere prestatievelden het geval is, om een toelichting gevraagd bij de verschillen tussen de voorgenomen en de gerealiseerde multiplier (paragraaf 1.5, onder B).
Bij de invulling van de onder paragraaf 1.5, onder A, gevraagde gegevens dienen – los van de eventueel afwijkende wijze waarop dat feitelijk in het ontwikkelingsprogramma is gedaan – de publieke middelen in termen van verplichtingen (en dus niet op kasgeldbasis) te worden vermeld. Bij de «gerealiseerde» private investeringen gaat het om een raming van de feitelijk reeds gedane investeringen, plus de investeringen die feitelijk nog niet hebben plaatsgevonden maar waarvoor dusdanig harde reserveringen zijn gemaakt dat die niet meer ongedaan zijn te maken zonder juridische problemen of schadeclaims. Het gaat in dit verband uitsluitend om investeringsbedragen en dus bijvoorbeeld niet om (saldo's van) gekapitaliseerde kosten en baten, zoals toekomstige onderhoudskosten en huuropbrengsten.
Bij de in paragraaf 1.5, onder A, onderscheiden categorieën publieke middelen dienen alleen de in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma opgenomen middelen te worden vermeld indien en voorzover die een (expliciet aangegeven) bijdrage leveren aan de in het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma vermelde ISV-prestaties. Bij de ISV-bijdragen gaat het niet alleen om de bij het begin van de ISV-periode toegezegde «reguliere» middelen, maar ook om eventueel later toegekende ISV-bijdragen uit het knelpunten- of innovatiebudget. Ook op deze knelpunten- of innovatiemiddelen is de eerste volzin van deze alinea van toepassing. Is bijvoorbeeld sprake van een knelpuntenbijdrage ter oplossing van een knelpunt dat niet in het ontwikkelingsprogramma is opgenomen, dan vindt verantwoording daarover niet in dit verslag plaats.
Bij de invulling van paragraaf 1.5, onder B (de vergelijking tussen de beoogde en de gerealiseerde multiplier), dient de wijze waarop de gerealiseerde multiplier wordt bepaald volledig aan te sluiten bij de wijze waarop in het ontwikkelingsprogramma de beoogde multiplier is bepaald. Duidelijk moet worden aangegeven hoe de multiplier is berekend. Met name waar het de private investeringen betreft, dient te worden aangegeven welke soort bedragen wel of niet zijn verdisconteerd en, indien bedragen wel zijn verdisconteerd, op welke wijze die bedragen zijn verdisconteerd bij de bepaling van zowel de beoogde als de gerealiseerde multiplier.
Artikel 9, derde lid, van de wet verbindt aan de verlening van investeringsbudget aan een gemeente die beschikt over een ontwikkelingsprogramma de verplichting dat die gemeente, zo veel mogelijk in samenwerking met andere gemeenten, een stelsel van kwaliteitszorg inricht ter bewaking en verbetering van de kwaliteit van de stedelijke vernieuwing. Dit stelsel houdt ten minste in dat de gemeente, afgestemd op de aard en omvang van de uitvoering van de stedelijke vernieuwing, zorgdraagt voor:
a. het op systematische wijze toetsen in hoeverre de wijze van uitvoering van de stedelijke vernieuwing leidt tot de daarmee beoogde resultaten, en
b. het op basis van de uitkomsten daarvan zonodig aanpassen van het gemeentelijke beleid inzake stedelijke vernieuwing of de wijze waarop de stedelijke vernieuwing wordt uitgevoerd.
Op deze plaats in het verantwoordingsverslag dient te worden vermeld hoe het stelsel van kwaliteitszorg binnen de gemeente is ingericht, en hoe en met welke resultaten het heeft gefunctioneerd en heeft doorgewerkt in de verslaglegging.
Op deze plaats dient verantwoording te worden afgelegd over het nakomen van de eventuele verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste en vierde lid, van de wet. Hierbij kan, wat de rechtstreekse gemeenten betreft, onder meer worden gedacht aan verplichtingen die kunnen zijn opgenomen in de in december 1999 met de rechtstreekse gemeenten afgesloten convenanten. Wat betreft de niet-rechtstreekse gemeenten kan worden gedacht aan verplichtingen die de provincie aan de verlening van investeringsbudget heeft verbonden. De aan de verlening van investeringsbudget verbonden verplichtingen dienen te worden vergeleken met de bereikte resultaten.
4. Actualiteit van het ontwikkelingsprogramma
Ook artikel 9, tweede lid, van de wet verbindt verplichtingen aan de verlening van investeringsbudget. Zo eist artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de wet dat, indien de ingevolge artikel 7, tweede lid, van de wet vastgestelde landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing gedurende het investeringstijdvak worden gewijzigd, het ontwikkelingsprogramma voorzover mogelijk hieraan wordt aangepast. Artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet eist dat, indien een gemeentelijke beleidswijziging leidt tot wijziging van de gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing gedurende het investeringstijdvak, het ontwikkelingsprogramma slechts wordt aangepast na instemming van Onze Minister, gedeputeerde staten gehoord, onderscheidenlijk van gedeputeerde staten.
Op deze plaats in het verantwoordingsverslag verklaren burgemeester en wethouders dat het verantwoordingsverslag betrekking heeft op het meest recent door Onze Minister goedgekeurde ontwikkelingsprogramma, indien het een gemeente betreft als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, of het meest recent door gedeputeerde staten goedgekeurde ontwikkelingsprogramma, indien het een gemeente betreft als bedoeld in artikel 6, derde lid, tweede volzin, van de wet.
5. Samenvatting en bevindingen
Op deze plaats in het verantwoordingsverslag vatten burgemeester en wethouders het verantwoordingsverslag samen en vermelden ze hun bevindingen (mede) naar aanleiding van het verslag.
Op deze plaats geven burgemeester en wethouders aan welke bijlage(n) eventueel bij het verslag is (zijn) gevoegd.
Het verslag wordt ondertekend door burgemeester en wethouders.
De hoogte van de verleende ISV-bijdrage wordt door gedeputeerde staten (definitief) vastgesteld (mede) op basis van het verantwoordingsverslag. Het verantwoordingsverslag over de activiteit van stedelijke vernieuwing (het project) dient dan ook pas te worden ingediend als het project gereed is. Dat kan dus later zijn dan 1 juli 2005.
1. Vergelijking van de beleidsvoornemens met de bereikte resultaten
Burgemeester en wethouders geven op deze plaats achtereenvolgens kort aan wat het project waarvoor subsidie is aangevraagd inhield, in hoeverre de voorgenomen activiteiten zijn gerealiseerd en wat de verklaring is voor de eventuele verschillen tussen de voornemens en de realisatie.
Indien burgemeester en wethouders al dan niet op verschillende tijdstippen voor verschillende projecten investeringsbudget hebben aangevraagd, kan daarover desgewenst in één verslag verantwoording worden afgelegd. Elk project dient dan wel een afzonderlijk herkenbaar onderdeel van het verslag uit te maken.
2. Betrokkenheid van partijen bij de uitvoering.
Burgemeester en wethouders geven op deze plaats achtereenvolgens aan wat in het projectplan de voornemens waren met betrekking tot het betrekken van betrokken partijen bij de uitvoering daarvan, hoe betrokkenen daadwerkelijk bij de uitvoering van het project zijn betrokken en wat de verklaring is voor de eventuele verschillen tussen de gemeentelijke voornemens met betrekking tot de betrokkenheid van partijen en de feitelijke betrokkenheid.
Hier dient verantwoording te worden afgelegd over het nakomen van de eventuele verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste en vierde lid, van de wet. Deze aan de verlening van investeringsbudget verbonden verplichtingen dienen te worden vergeleken met de bereikte resultaten.
4. Actualiteit van het project
Op deze plaats in het verantwoordingsverslag dienen burgemeester en wethouders te verklaren dat het verantwoordingsverslag betrekking heeft op de meest recent door gedeputeerde staten goedgekeurde versie van de activiteit (het project), bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet.
Op deze plaats geven burgemeester en wethouders aan welke bijlage(n) eventueel bij het verslag is (zijn) gevoegd.
Het verslag wordt ondertekend door burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders leggen in het verslag over de besteding van de verleende voorschotten (hierna: bestedingsverslag) over die bestedingen verantwoording af. Het bestedingsverslag dient voorzien te zijn van een goedkeurende accountantsverklaring en dient, evenals bij het verantwoordingsverslag het geval is, aan het eind van het investeringstijdvak van vijf jaar te worden uitgebracht. Het verdient echter aanbeveling om, in het kader van het jaarlijkse interne afsluitings- en verantwoordingsproces van een gemeente, het bestedingsverslag jaarlijks op te stellen en te cumuleren. Met het oog op de doelmatigheid en de praktische uitvoerbaarheid verdient het eveneens aanbeveling om ook de op het bestedingsverslag betrekking hebbende accountantscontrole jaarlijks te laten uitvoeren. Die werkzaamheden kunnen na afloop van het investeringstijdvak uitmonden in een accountantsverklaring over het gehele tijdvak. Het is raadzaam de betrokken accountant in een vroeg stadium van deze werkwijze op de hoogte te stellen.
In het bestedingsverslag wordt gevraagd naar zowel de bestedingen van de gemeente aan de fysieke stedelijke vernieuwing als naar de mate waarin de gemeente de bestemming van het resterende saldo heeft vastgelegd. Wat betreft het begrip bestedingen wordt aangesloten op het lastenbegrip zoals dat is opgenomen in de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften. Bij de vastlegging van de bestemming van het eindsaldo dient de bestemmingsreserve ISV te worden verantwoord. Deze bestemming dient onderbouwd te zijn door een bestuurlijk besluit of een raadsbesluit.
Onder 1a wordt gevraagd aan te geven voor welk deel van het door het Rijk, onderscheidenlijk de provincie verleende budget uit de voorgaande investeringsperiode door de gemeente nog geen bestedingen zijn gedaan. Het beginsaldo bedraagt voor het eerste tijdvak nihil. Voor opvolgende tijdvakken wordt het beginsaldo gelijkgesteld aan het positieve eindsaldo van het afgesloten tijdvak. Indien het eindsaldo van het afgesloten tijdvak negatief is, wordt het beginsaldo van het opvolgende tijdvak op nihil gesteld.
Onder 1b dient het budget te worden vermeld dat door het Rijk, onderscheidenlijk de provincie is verleend.
Onder 1c dienen de bestedingen aan de fysieke leefomgeving te worden aangegeven. In overeenstemming met de sturingsfilosofie van de wet is voor de te leveren gegevens aansluiting gezocht bij de gemeentelijke administratie. Met bestedingen wordt hier dan ook gedoeld op het begrip lasten zoals dat is aangegeven in de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften.
Onder 1d is het eindsaldo opgenomen van de nog niet bestede voorschotten die van het Rijk zijn ontvangen. Doorgaans zal de gemeentelijke overheid ook zelf middelen ter beschikking stellen ter bereiking van de doelen zoals omschreven in de ontwikkelingsprogramma's. In de gemeentelijke administratie wordt geen onderscheid gemaakt wordt tussen bestedingen van rijksmiddelen en gemeentelijke middelen. Als gevolg hiervan bestaat de mogelijkheid dat de bestedingen het door het Rijk verleende budget overtreffen. Het eindsaldo in deze opstelling zal in dat geval negatief zijn. Ten behoeve van begrip van de ontstane situatie wordt onder «overige gegevens» informatie gevraagd over het totale door de gemeente ter beschikking gestelde bedrag voor financiering van fysieke maatregelen in het kader van het ontwikkelingsprogramma.
Indien het eindsaldo positief is betekent dit in beginsel dat niet alle door het Rijk ter beschikking gestelde middelen zijn ingezet op zodanige wijze dat maatregelen daadwerkelijk zijn uitgevoerd en dat de daarmee samenhangende gelden zijn besteed. De mogelijkheid bestaat dat maatregelen voorzien zijn, waarvoor nog geen kosten zijn gemaakt of waarvoor nog geen specifieke toezeggingen zijn gedaan. Ten behoeve van de uitvoering van deze maatregelen zijn geldmiddelen benodigd die volgens de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften als bestemmingsreserve worden aangemerkt.
Indien en voorzover de ruimte van het eindsaldo niet ingenomen is door deze bestemmingsreserves is in beginsel sprake van bestedingsruimte binnen de fysieke kolom.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de wet kunnen aan de verlening van investeringsbudget verplichtingen in de vorm van nadere voorwaarden worden verbonden. Indien deze voorwaarden betrekking hebben op de besteding van de verleende voorschotten, moet hierover in het bestedingsverslag verantwoording worden afgelegd. Van belang daarbij is dat per voorwaarde wordt aangegeven of daaraan is voldaan. Indien aan een voorwaarde niet is voldaan, dient dit in het verslag nader toegelicht te worden.
Het verslag wordt ondertekend door burgemeester en wethouders.
Per activiteit (project) dient een verslag over de besteding van de verleende voorschotten te worden ingevuld. De provincie kan mede op basis hiervan de bijdrage definitief vaststellen.
Burgemeester en wethouders leggen in het verslag over de besteding van de verleende voorschotten (hierna: bestedingsverslag) over die bestedingen verantwoording af. Het bestedingsverslag dient voorzien te zijn van een accountantsverklaring en dient na afloop van het project te worden opgesteld. Indien het project de jaargrens overschrijdt, of enkele jaren duurt, is het in het kader van het jaarlijkse interne afsluitings- en verantwoordingsproces van een gemeente aan te bevelen het bestedingsverslag jaarlijks op te stellen en te cumuleren.
Onder 1a dient het budget te worden vermeld dat door de provincie is verleend.
Onder 1b dienen de bestedingen aan het project te worden aangegeven. In overeenstemming met de sturingsfilosofie van de wet is voor de te leveren gegevens aansluiting gezocht bij de gemeentelijke administratie. Met bestedingen wordt hier dan ook gedoeld op het begrip lasten zoals dat is aangegeven in de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften.
Onder 1c wordt gevraagd naar het saldo. De mogelijkheid bestaat dat de gemeente ook zelf middelen ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van het project. Als gevolg hiervan bestaat de mogelijkheid dat de bestedingen het door de provincie verleende budget overtreffen. Het saldo in deze opstelling zal dan negatief zijn. Ten behoeve van begrip van de ontstane situatie wordt onder «overige gegevens» informatie gevraagd over het totale door de gemeente ter beschikking gestelde bedrag.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de wet kunnen aan de verlening van investeringsbudget verplichtingen in de vorm van nadere voorwaarden worden verbonden. Indien deze voorwaarden betrekking hebben op de besteding van de verleende voorschotten, moet hierover in het bestedingsverslag verantwoording worden afgelegd. Van belang daarbij is dat per voorwaarde wordt aangegeven of daaraan is voldaan. Indien aan een voorwaarde niet is voldaan, dient dit in het verslag nader toegelicht te worden.
Het verslag wordt ondertekend door burgemeester en wethouders.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. W. Remkes
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 juni 2001, nr. 110.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2001-242.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.