Wet van 12 april 2001, houdende wijziging van enkele artikelen van de Comptabiliteitswet onder andere in verband met de verdere invoering van het baten-lastenstelsel als begrotingsstelsel bij het Rijk en de invoering van een interne begrotingsreserve (Zevende wijziging van de Comptabiliteitswet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Comptabiliteitswet te wijzigen in verband met onder andere de verdere invoering van het baten-lastenstelsel en de introductie van een interne begrotingsreserve;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Comptabiliteitswet1 wordt als volgt gewijzigd.

A. Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Ten behoeve van een afzonderlijk beheer van ontvangsten en uitgaven van het Rijk kan een begrotingsfonds worden ingesteld.

B. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De begrotingen bevatten de ramingen van de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten, voor zover de daarmee gemoeide gelden niet toebehoren aan derden. De ramingen van de verplichtingen en van de uitgaven hebben het karakter van een maximum.

2. In het vierde lid, onderdeel c, wordt «artikel 26» vervangen door: artikel 26, eerste lid .

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vierde lid, onderdeel c, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de toevoegingen en onttrekkingen aan een reserve als bedoeld in artikel 5, vijfde lid.

4. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Als verplichting van een jaar wordt geraamd het bedrag van de verplichting die in dat jaar rechtstreeks ontstaat op grond van een verdrag, een wet, een koninklijk besluit, een ministeriële regeling, een beschikking, een verbintenis of een op een controleerbare wijze vastgelegde afspraak tussen dienstonderdelen en die in dat jaar dan wel in een later jaar tot uitgaven leidt of kan leiden.

5. De aanhef van het zesde lid komt te luiden:

  • 6. In afwijking van het vijfde lid kan als verplichting van een jaar worden opgenomen het bedrag dat in dat jaar als uitgave wordt geraamd met betrekking tot:

C. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «begrotingswet» vervangen door: begroting.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Een begroting kan, met toestemming van Onze Minister van Financiën, een of meer begrotingsartikelen bevatten ten laste waarvan een begrotingsreserve kan worden aangehouden. De toelichting bij zo'n begrotingsartikel vermeldt de motieven voor het aanhouden van een reserve en geeft inzicht in de omvang van de reserve, alsmede zo mogelijk in de toevoeging en of onttrekking aan de reserve die in het begrotingsjaar worden verwacht.

3. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. De ramingen van de verplichtingen en de uitgaven, opgenomen in administratieve begrotingsartikelen, worden met toepassing van artikel 10 zodanig aangepast, dat deze bedragen in de rekening, bedoeld in artikel 65, op nihil uitkomen.

D. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid wordt een nieuw derde lid toegevoegd dat luidt:

  • 3. In afwijking van het tweede lid neemt Onze Minister van Financiën de vergoedingen en de kosten die voortvloeien uit vermogens- of financieringstransacties, andere dan transacties met betrekking tot de vaste of de vlottende schuld, als raming op in de begrotingsartikelen inzake de rente en de kosten van de vaste of de vlottende schuld.

E. Artikel 6A vervalt.

F. In artikel 7, aanhef en onder c, wordt de zinsnede «activiteiten, prestaties of effecten» vervangen door: activiteiten, prestaties en effecten.

G. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze ministers, ieder met betrekking tot de begrotingen waarover hij het beheer voert, zenden jaarlijks aan Onze Minister van Financiën uiterlijk op een door hem te bepalen datum de ontwerp-begroting voor het komende jaar, alsmede de daarbij behorende ontwerp-meerjarenramingen, bedoeld in artikel 7, aanhef en onder e.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onze Minister van Financiën maakt tegen een ontwerp-begroting of tegen de ontwerp-meerjarenramingen bezwaar, voor zover deze hem met het oog op het algemene financiële beleid of het doelmatige beheer van 's Rijks gelden niet toelaatbaar voorkomen.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien Onze Minister van Financiën tegen een ontwerp-begroting en de daarbij behorende ontwerp-meerjarenramingen geen bezwaar heeft, dan biedt hij Ons het daarop gebaseerde voorstel van wet tot vaststelling van de begroting ter indiening bij de Tweede Kamer aan.

H. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid, eerste zin, wordt de zinsnede «voorstellen van wet tot wijziging van die begrotingen» vervangen door: ontwerp-begrotingswijzigingen.

I. Onder plaatsing van de aanduiding «1» voor de tekst van artikel 13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid, eerste zin, is eveneens van toepassing op voorstellen, voornemens en toezeggingen met gevolgen voor de regels die bij of krachtens deze wet zijn gesteld.

J. Artikel 14 komt te luiden:

ARTIKEL 14

Schriftelijke voorstellen, voornemens en toezeggingen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, bevatten in de toelichting daarbij een afzonderlijk onderdeel, waarin alle financiële gevolgen voor het Rijk en, waar mogelijk, de financiële gevolgen voor andere maatschappelijke sectoren worden vermeld. Daarbij wordt tevens aangegeven in hoeverre de financiële gevolgen voor het Rijk zijn begrepen in de laatste bij de Tweede Kamer ingediende begroting en in de meerjarenramingen, bedoeld in artikel 7, aanhef en onder e.

K. Artikel 15, onderdeel a, komt te luiden:

a. de voorbereiding, de wijziging en de inrichting van de begrotingen met inbegrip van de daarbij behorende toelichtingen en bijlagen, alsmede met betrekking tot de wijze waarop de begrotingsramingen tot stand komen;

L. Na artikel 15 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 15A

Onze Minister van Financiën bepaalt de criteria die gehanteerd worden voor het instellen van een begrotingsreserve als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, en stelt de voorwaarden vast voor de toevoeging en de onttrekking van gelden aan de reserve.

M. Artikel 17, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze ministers, ieder met betrekking tot de begrotingen waarover hij het beheer voert, dragen zorg voor een rechtmatig financieel beheer. Zij dragen tevens zorg voor de doelmatigheid van het beheer, van de organisatie en van het beleid dat aan de begroting van het betrokken ministerie ten grondslag ligt, alsmede voor het periodiek onderzoeken van die doelmatigheid.

N. Artikel 19 komt te luiden:

ARTIKEL 19

  • 1. De aan het Rijk toebehorende en toevertrouwde gelden en geldswaardige papieren worden in 's Rijks schatkist gedeponeerd.

  • 2. Onze Minister van Financiën is belast met het beheer van de centrale kassen van 's Rijks schatkist, alsmede met de coördinatie van en het toezicht op het door Onze ministers gevoerde beheer van de departementale kassen.

  • 3. Onze ministers zijn belast met het beheer van de departementale kassen, ieder voor zover dit beheer voortvloeit uit het beheer van de begrotingen en de rekeningen buiten begrotingsverband waarmee hij is belast.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan Onze Minister van Financiën bepalen dat bepaalde uitgaven en ontvangsten niet ten laste of ten gunste van de departementale kassen plaatsvinden, maar ten laste of ten gunste van de centrale kassen worden verricht.

  • 5. Onze Minister van Financiën houdt per begroting één of meer rekeningen-courant aan tussen het Ministerie van Financiën en het ministerie van Onze minister die de betrokken begroting beheert.

  • 6. Onze Minister van Financiën kan ten behoeve van een doelmatig en risico-arm kasbeheer aan derden voor zover deze collectieve middelen beheren, toestaan deze middelen in rekening-courant aan te houden bij het Ministerie van Financiën.

  • 7. Over een debet- en een creditstand van een rekening-courant kan door Onze Minister van Financiën een rentevergoeding worden vastgesteld.

O. Na artikel 19 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 19A

  • 1. Onze ministers, ieder met betrekking tot de begrotingen waarover hij het beheer voert, dragen zorg voor een rechtmatig en doelmatig materieelbeheer, een en ander voor zover het materieelbeheer niet bij of krachtens de wet aan een of meer van Onze andere ministers is opgedragen.

  • 2. Het materieelbeheer van het Rijk omvat de zorg voor het materieel dat aan het Rijk toebehoort dan wel is toevertrouwd.

  • 3. Onze Minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van het overtollige materieel bij het Rijk.

P. In artikel 20, tweede lid, wordt «administratie» vervangen door: centrale administratie.

Q. Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, door een puntkomma wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. het gevoerde materieelbeheer en de daarvan bijgehouden administraties.

2. In het eerste lid wordt «administratie van 's Rijks schatkist» vervangen door: centrale administratie van 's Rijks schatkist.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In overeenstemming met Onze Minister van Financiën wijzen Onze ministers het hoofd aan van de accountantsdienst van hun ministerie en trekken zij een zodanige aanwijzing in.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Onze ministers doen schriftelijk mededeling aan de Rekenkamer van een aanwijzing en een intrekking.

R. Onder plaatsing van de aanduiding «1» voor de tekst van artikel 26 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid kan tevens worden toegepast bij verrekeningen tussen dienstonderdelen waarvan de begrotingsartikelen tot eenzelfde begroting behoren, indien het aantoonbaar administratief doelmatig is deze verrekeningen als geldelijke betalingen en ontvangsten te boeken.

S. Artikel 28, tweede, derde en vierde lid, alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid vervallen.

T. Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het gevoelen» vervangen door «het oordeel» en wordt na de eerste zin een tweede zin toegevoegd, luidende:

Het oordeel van de ministerraad wordt door Onze betrokken minister niet gevraagd, dan nadat hij met de Algemene Rekenkamer overleg heeft gevoerd over de voorgenomen rechtshandeling.

2. In het tweede lid komt de tweede zin te luiden:

Indien een van beide Kamers binnen 30 dagen na de mededeling, bedoeld in het eerste lid, of binnen 14 dagen na het verstrekken van de in dit lid bedoelde inlichtingen, als haar oordeel uitspreekt dat de voorgenomen rechtshandeling een voorafgaande machtiging bij de wet behoeft, zal de rechtshandeling eerst plaatsvinden nadat die machtiging is verleend.

3. In het derde en vierde lid wordt het zinsdeel «een belang van f 1 miljoen of meer is gemoeid» vervangen door: een groter financieel belang is gemoeid dan een door Onze Minister van Financiën vast te stellen bedrag.

U. Artikel 30 komt te luiden:

ARTIKEL 30

Het verrichten namens de Staat van een privaatrechtelijke rechtshandeling met een geldelijk belang geschiedt op een wijze die:

a. voor de Staat voldoende duidelijk de plichten en rechten van de betrokken partijen bewijsbaar vastlegt;

b. controleerbaar is;

c. in het maatschappelijk verkeer wordt geaccepteerd.

V. Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. het kasbeheer;

2. Onderdeel d komt te luiden:

d. het materieelbeheer.

3. Onderdeel e vervalt.

W. Artikel 33, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze Minister van Financiën stelt regels met betrekking tot de verschillende onderdelen van het financiële beheer.

X. Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onze ministers verlenen Onze Minister van Financiën te allen tijde toegang tot dan wel inzage in alle goederen, administraties, documenten en andere informatiedragers.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot derde lid vervalt het derde lid.

Y. In artikel 50, eerste lid, wordt de eerste keer «Rekenkamer» vervangen door: Algemene Rekenkamer.

Z. Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 51, eerste lid, onderdeel b, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. het gevoerde materieelbeheer en de daarvan bijgehouden administraties.

AA. Artikel 52 komt te luiden:

ARTIKEL 52

Ten aanzien van de financiële verantwoording van het Rijk onderzoekt de Algemene Rekenkamer of deze verantwoording aansluit op de financiële verantwoordingen, bedoeld in artikel 51, eerste lid, en overeenkomstig de daarvoor gegeven voorschriften is opgesteld.

AB. Artikel 54, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De Algemene Rekenkamer is bevoegd, voor zover zij een en ander nodig acht voor het uitoefenen van haar taak, bij alle dienstonderdelen van het Rijk alle goederen, administraties, documenten en andere informatiedragers op door haar aan te geven wijze te onderzoeken.

AC. In artikel 56, eerste lid, vervalt het zinsdeel «, tenzij inmiddels daaromtrent een regeling naar genoegen van de Rekenkamer is getroffen,».

AD. In artikel 57, derde lid, wordt «De artikelen 53, eerste lid, en 54» vervangen door: De artikelen 53 en 54.

AE. In artikel 58 wordt «Rekenkamer» vervangen door: Algemene Rekenkamer.

AF. Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, andere dan onder a bedoeld, waarvan de Staat tenminste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, indien daarmede een groter financieel belang is gemoeid dan een door Onze Minister van Financiën vast te stellen bedrag;

2. In het dertiende en veertiende lid, wordt het zinsdeel «melding in het verslag of in een rapport, bedoeld in artikel 62, eerste onderscheidenlijk tweede lid.» vervangen door: melding in een rapport of het verslag, bedoeld in artikel 62, eerste onderscheidenlijk tweede lid.

AG. Artikel 62 komt te luiden:

ARTIKEL 62

  • 1. De Algemene Rekenkamer brengt de rapporten die zij vaststelt over haar onderzoek ter kennis aan Ons en aan de Staten-Generaal.

  • 2. De Rekenkamer biedt Ons en de Staten-Generaal voor 1 april van elk jaar een verslag aan van haar werkzaamheden in het daaraan voorafgaande jaar.

AH. Artikel 63, derde lid, komt te luiden:

Onze Minister van Financiën voert overleg met de Rekenkamer inzake de bij of krachtens deze wet te stellen regels, met uitzondering van de regels, bedoeld in de artikelen 15 en 69.

AI. Het opschrift van hoofdstuk VI komt te luiden: Baten-lastendiensten.

AJ. Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien voor een dienstonderdeel van een ministerie een afwijkend beheer wenselijk is, kunnen Onze betrokken minister en Onze Minister van Financiën, in afwijking van artikel 4, tweede lid, besluiten aan dat dienstonderdeel toe te staan onder bepaalde voorwaarden de begroting en de financiële verantwoording in te richten op basis van een stelsel van baten en lasten. Een zodanig besluit wordt genomen in overeenstemming met het oordeel van de ministerraad.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Aan de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, kan worden ontleend in hoeverre aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, is voldaan.

AK. Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de eerste maal «een agentschap» vervangen door «een dienst die een baten-lastenstelsel voert, hierna te noemen: een baten-lastendienst» en wordt de tweede maal «een agentschap» vervangen door «een baten-lastendienst».

2. In het derde lid wordt «elk agentschap» vervangen door: elke baten-lastendienst.

3. In het vierde lid wordt «een agentschap» vervangen door «een baten-lastendienst» en wordt «het agentschap» vervangen door «de baten-lastendienst».

4. Onder vernummering van het tweede, derde, vierde en zesde lid tot eerste, tweede, derde en vierde lid vervallen het eerste en vijfde lid.

AL. In artikel 72 wordt «per agentschap» vervangen door «per dienst die een baten-lastenstelsel voert» en wordt «dat agentschap» vervangen door «die dienst».

AM. In artikel 73 wordt «agentschappen» vervangen door: diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

ARTIKEL II

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juli 2000. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2000, dan treedt zij in werking met ingang van de dag na de uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 juli 2000.

  • 2. Met betrekking tot de begrotingsjaren voorafgaande aan het begrotingsjaar 2000 blijven de artikelen van de Comptabiliteitswet, zoals deze luidden vóór de inwerkingtreding van deze wet, van toepassing.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 12 april 2001

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de negenentwintigste mei 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1992, 351, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 1999, Stb. 174.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 26 974.

Handelingen II 2000/2001, blz. 2733.

Kamerstukken I 2000/2001, 26 974 (146, 146a, 146b, 146c, 146d).

Handelingen I 2000/2001, blz. 1273-1276.

Naar boven