Besluit van 9 mei 2001, houdende vaststelling van een regeling inzake vergoedingen voor werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten voor leden van het algemeen bestuur van een waterschap (Besluit vergoedingen en tegemoetkoming leden algemeen bestuur waterschap)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 21 december 2000, nr. CDJZ/WVW/2000–1550, Centrale Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 32a van de Waterschapswet;

De Raad van State gehoord (advies van 2 februari 2001, nr. W09.01.0008/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 1 mei 2001, nr. CDJZ/WVW/2001–546, Centrale Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. algemeen bestuur: het algemeen bestuur van een waterschap, bedoeld in artikel 10 van de Waterschapswet;

b. lid van het algemeen bestuur: lid van het algemeen bestuur van een waterschap, dat niet tevens lid van het dagelijks bestuur van dat waterschap is;

c. vergoeding: een maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden.

Artikel 2

  • 1. Aan een lid van het algemeen bestuur wordt een vergoeding toegekend welke 3% bedraagt van het maximumbedrag van de salarisschaal die, op grond van het bepaalde in artikel 8c juncto 8a en 8b van het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen, geldt voor de voorzitter van het waterschap.

  • 2. De overgang van het waterschap naar een lagere klasse in verband met de vermindering van het budget, als bedoeld in artikel 8b, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen, is niet van invloed op de geldende vergoeding van de op het tijdstip van overgang zittende leden van het algemeen bestuur tot hun aftreden.

Artikel 3

Het algemeen bestuur kan bij verordening tot ten hoogste 20% naar beneden afwijken van de vergoeding, voortvloeiend uit artikel 2, eerste lid.

Artikel 4

Het algemeen bestuur kan bij verordening bepalen dat ten hoogste 50% van de vergoeding wordt uitgekeerd, berekend naar rato van het aantal gehouden vergaderingen. In dat geval geschiedt de uitkering aan het lid van het algemeen bestuur op basis van het aantal bijgewoonde vergaderingen.

Artikel 5

  • 1. De vergoeding wordt door het lid van het algemeen bestuur genoten met ingang van de dag van de beëdiging.

  • 2. De vergoeding eindigt op het tijdstip van de beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur.

  • 3. Het lid van het algemeen bestuur dat in de loop van een kalenderjaar is beëdigd dan wel het lidmaatschap van het algemeen bestuur heeft beëindigd, ontvangt de vergoeding voor de werkzaamheden naar evenredigheid met de periode van uitoefening van het lidmaatschap in bedoeld kalenderjaar.

Artikel 6

Op de leden van het algemeen bestuur zijn van overeenkomstige toepassing de regelingen ten behoeve van ambtenaren van het waterschap ten aanzien van reiskosten en vergoeding van telefoonkosten.

Artikel 7

Ten aanzien van het zittende lid van het algemeen bestuur dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit recht heeft op een vergoeding die meer bedraagt dan waar hij op grond van artikel 2 van dit besluit recht op zou hebben, blijven de regels gelden zoals deze luiden voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergoedingen en tegemoetkoming leden algemeen bestuur waterschap.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 9 mei 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de negenentwintigste mei 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Bij Wet van 3 juni 1999, houdende wijziging van enige bepalingen van de Waterschapswet (Staatsblad 1999, 276), is artikel 32a van de Waterschapswet ingevoegd. Dit artikel biedt de grondslag voor een algemene maatregel van bestuur inzake de vergoedingen voor werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten voor die leden van het algemeen bestuur van een waterschap die geen lid zijn van het dagelijks bestuur van dat waterschap.

Van de zijde van zowel het bestuur van de Unie van Waterschappen als het Interprovinciaal Overleg is te kennen gegeven dat de huidige, al dan niet op waterschapsreglementen gebaseerde, vergoedingsregelingen voor de leden van de algemene en dagelijkse besturen van de onderscheidene waterschappen waren te uniformeren; zulks mede naar analogie van de regelingen die gelden voor gemeenteraadsleden en wethouders en waarvoor de maatstaven zijn neergelegd in een tweetal algemene maatregelen van bestuur ex artikel 95 respectievelijk 44 van de Gemeentewet. De wens om tot uniformering van de vergoedingsregelingen te komen houdt mede verband met het feit dat als gevolg van de schaalvergroting van de waterschappen in de afgelopen jaren, een toenemend aantal waterschappen interprovinciaal is geworden doordat zij in meerdere provincies zijn gelegen. Daarnaast is duidelijk geworden dat de vergoedingsregelingen die gelden voor de bestuursleden van de onderscheidene waterschappen nogal uiteenlopen, zowel wat betreft de gekozen systematiek alsook ten aanzien van de hoogte van de vergoedingen. Ook vanuit dit perspectief wordt uniformering wenselijk geacht. Uitgangspunt is het verzekeren van rechtvaardige inkomensverhoudingen tussen min of meer dezelfde bestuurlijke functies bij de verschillende overheden.

Het onderhavige besluit maakt deel uit van een drietal samenhangende besluiten; te weten de bezoldiging van de voorzitter van een waterschap, de bezoldiging en tegemoetkoming in de kosten voor de overige leden van het dagelijks bestuur alsmede de vergoeding voor de werkzaamheden en de tegemoetkoming in de kosten voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap. Evenals bij burgemeesters, wethouders en raadsleden is ervoor gekozen om voor elke categorie bestuurder van het waterschap een aparte algemene maatregel van bestuur tot stand te brengen. Eenzelfde systematiek geldt ten aanzien van de commissarissen van de Koning, gedeputeerden en statenleden.

2. Vergoeding voor werkzaamheden

De vergoedingsgrondslagen die gelden voor leden van het algemeen bestuur lopen thans nog, zo is gebleken uit een ter voorbereiding van deze algemene maatregel van bestuur uitgevoerde enquête, zeer uiteen. Deze uitgebreide enquête, die in samenspraak met de Unie van Waterschappen is gehouden, is door nagenoeg alle waterschappen ingevuld geretourneerd.

Zo blijkt uit de enquête dat 45 waterschappen een regeling voor presentiegelden van gemiddeld f 192,– per bijgewoonde vergadering kennen. De bedragen van de verschillende waterschappen lopen daarbij uiteen van f 135,– tot f 300,– per bijgewoonde vergadering, waarbij er niet altijd direct een relatie met de aard of omvang van het takenpakket van het waterschap is te onderkennen. Van deze 45 waterschappen kennen 10 waterschappen daarnaast een vaste vergoeding van gemiddeld f 545,– per jaar. Een veertiental waterschappen kent slechts een vaste vergoeding per jaar; het gemiddelde daarvan bedraagt f 3817,–. Het hoogste vaste bedrag ligt thans rond de f 6000,– per jaar; het laagste rond de f 3000,–.

Voor de leden van het algemeen bestuur van een beperkt aantal waterschappen is de hoogte van de vergoeding voor de werkzaamheden afhankelijk van de bezoldiging van de voorzitter en wel in de vorm van een percentage daarvan.

Bij de vormgeving van onderhavig besluit heeft centraal gestaan de wens dat er een heldere, redelijk uniforme maatstaf zou komen voor de vergoedingen voor leden van het algemeen bestuur van een waterschap, waarbij ook een aanwijsbare relatie te onderkennen zou zijn met het budget van het waterschap en het soort en aantal taken van dat waterschap. Derhalve is ervoor gekozen om aansluiting te zoeken bij de schaal waarop de voorzitter op grond van het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen aanspraak kan maken. In artikel 2, eerste lid, wordt derhalve de vergoeding voor werkzaamheden voor leden van het algemeen bestuur van een waterschap gemaximeerd tot 3% van het maximumbedrag van de salarisschaal die, op grond van het bepaalde in artikel 8c juncto 8a van het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen, geldt voor de voorzitter van het waterschap. De hoogte van dit bedrag sluit voor de meeste waterschapsbesturen goed aan bij de thans uitgekeerde bedragen voor vergoedingen voor leden van het algemeen bestuur.

Overigens laat artikel 3 de mogelijkheid open dat het algemeen bestuur van een waterschap bij verordening de vergoeding voor de leden van het algemeen bestuur lager vaststelt. Hierdoor kan rekening gehouden worden met plaatselijke omstandigheden. De afwijking, die slechts in neerwaartse zin mogelijk is, mag echter niet meer dan 20% bedragen. Een dergelijke bepalingen is overigens ook aan te treffen in artikel 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

3. Tegemoetkoming in de kosten

De regelingen voor de tegemoetkoming in de kosten voor de leden van het algemeen bestuur leveren thans nog eveneens een divers beeld op. Soms betreft het een vast bedrag per vergadering, onafhankelijk van de werkelijk te maken kosten. Een andere keer maakt de tegemoetkoming onderdeel uit van de vergoeding voor de werkzaamheden, en is bijvoorbeeld een aparte reiskostenvergoeding niet aan de orde. Regelmatig ook zijn op de leden van het algemeen bestuur de regelingen inzake reiskostenvergoedingen van toepassing die ook gelden voor het personeel van het desbetreffende waterschap.

In het onderhavige besluit wordt voor de tegemoetkoming in de kosten aangesloten bij de regeling zoals die ook van toepassing is op ambtenaren van het waterschap. Dit is overeenkomstig het bepaalde in artikel 29 van het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Voor een toelichting op het eerste artikellid zij verwezen naar het onderdeel «Vergoeding voor werkzaamheden» van het algemene gedeelte van deze nota van toelichting.

Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat, wanneer sprake zou zijn van overgang van het waterschap naar een lagere klasse in verband met vermindering van het budget van het waterschap, dit niet van invloed zal zijn op de vergoeding voor werkzaamheden van het lid van het algemeen bestuur tot het tijdstip van hun aftreden als lid van dat bestuur.

Artikel 4

In dit artikel wordt aan het algemeen bestuur de mogelijkheid gegeven een deel van de vergoedingen voor werkzaamheden aan te merken als presentiegeld. Daartoe kan maximaal 50% van het bedrag van de vergoeding worden gereserveerd. Met een dergelijke bepaling kan tegemoet worden gekomen aan de huidige praktijk, waarbij een groot aantal waterschappen een presentiegeld per vergadering kennen.

Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van dit artikel kan aan de hand van het aantal geschatte vergaderingen worden berekend hoe hoog het presentiegeld moet zijn om een lid van het algemeen bestuur dat alle vergaderingen bijwoont de door het algemeen bestuur vastgestelde maximale vergoeding te laten ontvangen.

Aan het einde van het jaar kan het presentiegeld definitief worden vastgesteld, waarbij een overschrijding van het aantal geschatte vergaderingen dan wel het achterblijven bij het aantal geschatte vergaderingen voor de individuele leden van het algemeen bestuur tevens kan worden verrekend.

Bij een overschrijding van het aantal geschatte vergaderingen zal het voor presentiegelden beschikbare maximumbedrag niet mogen worden overschreden.

De artikelen 3 en 4 kunnen cumulatief worden toegepast. Wellicht ten overvloede wordt vermeldt dat het algemeen bestuur noch van de mogelijkheid in artikel 3 noch van de mogelijkheid in dit artikel gebruik hoeft te maken.

Artikel 6

In dit artikel wordt aangeven welke soorten van gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking zullen kunnen komen. Het betreft derhalve de werkelijk gemaakte reiskosten en de werkelijk ten behoeve van het zijn van lid van het algemeen bestuur gemaakte telefoonkosten. Andere kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. De regelingen die gelden voor de ambtenaren van het waterschap zijn in deze van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

Dit artikel voorziet erin dat, mocht een zittend lid van het algemeen bestuur op het moment van inwerkingtreding van het besluit recht hebben op een hogere vergoeding voor werkzaamheden dan waarop hij op grond van dit besluit aanspraak zou kunnen maken, hij deze vergoeding behoudt, tot uiterlijk het tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Dit artikel van overgangsrecht ziet derhalve slechts op de vergoeding voor werkzaamheden; met betrekking tot de (eventuele) tegemoetkoming in de kosten geldt vanaf de inwerkingtreding van dit besluit het bepaalde in artikel 6.

Artikel 8

Gekozen is voor uitgestelde inwerkingtreding. Hieraan liggen twee redenen ten grondslag. Ten eerste kan zo worden bewerkstelligd dat dit besluit op eenzelfde datum inwerking kan treden als het Besluit houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen en het Besluit bezoldiging en tegemoetkoming in kosten leden dagelijks bestuur waterschap. Daarnaast zullen, na publicatie van dit besluit in het Staatsblad, de waterschappen enige tijd nodig hebben om te anticiperen op de nieuwe regeling. De daarvoor benodigde tijd kan nu nog niet geheel worden ingeschat.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven