Besluit van 1 mei 2001, houdende aanwijzing van overheidsorganen waarvan de archiefbescheiden dienen te worden bewaard in de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van de provincie, waarin deze overheidsorganen gevestigd zijn of zijn geweest

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg, van 24 april 2001, nr. WJZ/2001/11033 (8073), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 26, vierde lid, van de Archiefwet 1995;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. In de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van een provincie worden de archiefbescheiden bewaard van de in het tweede en derde lid bedoelde overheidsorganen, waarvan de functies zich over het gehele rijk uitstrekken of hebben uitgestrekt, en die in die provincie gevestigd zijn of zijn geweest.

  • 2. Tot de in het eerste lid bedoelde overheidsorganen behoren de overheidsorganen van:

    a. inrichtingen voor strafrechtstoepassing;

    b. justitiële jeugdinrichtingen;

    c. instellingen van wetenschappelijk onderzoek, waaronder mede begrepen instellingen van praktijkonderzoek, met uitzondering van de Koninklijke Bibliotheek, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, het Centraal Planbureau, het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Sociaal en Cultureel Planbureau, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne en het Nederlands Instituut te Rome;

    d. universiteiten en hogescholen.

  • 3. Tot de in het eerste lid bedoelde overheidsorganen behoren tevens:

    a. erkende stamboekverenigingen;

    b. keurings- en controle-instellingen ingevolge de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Landbouwkwaliteitswet;

    c. personen en instellingen die op grond van artikel 78 jo 84 van de Wegenverkeerswet 1994 gerechtigd zijn tot het afgeven van keuringsrapporten;

    d. diensten, instellingen, onderzoeksbureaux en ondernemingen die op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen door onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn aangewezen als bevoegd tot het verrichten van keuringen, tot het afgeven van certificaten van goedkeuring en tot het aanbrengen van merken van goedkeuring.

Artikel 2

In de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van een provincie worden de dubbelen en afschriften van akten van de burgerlijke stand bewaard, alsmede de daaraan later toegevoegde vermeldingen en de dubbelen van de tienjaarlijkse klappers die zijn opgemaakt door of op aanwijzing van de in die provincie gevestigde of gevestigd geweest zijnde ambtenaren van de burgerlijke stand.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 mei 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

Uitgegeven de tweeëntwintigste mei 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 26 van de Archiefwet 1995 regelt onder meer de verdeling van archiefbescheiden van overheidsorganen over de verschillende rijksarchiefbewaarplaatsen. De eerste twee leden van dat artikel leggen de nadruk niet op de plaats waar de overheidsorganen, waarvan de archiefbescheiden naar een rijksarchiefbewaarplaats moeten worden overgebracht, gevestigd zijn of waren, maar op het gebied waarover hun functies zich uitstrekken of hebben uitgestrekt. Zo worden de archiefbescheiden van de overheidsorganen waarvan de functies zich over het gehele rijk uitstrekken of hebben uitgestrekt in de algemene rijksarchiefbewaarplaats te 's-Gravenhage bewaard.

Op deze regel kan evenwel, ingevolge het vierde lid van artikel 26, een uitzondering worden gemaakt. Die bepaling verleent de Kroon de bevoegdheid te bepalen dat archiefbescheiden van overheidsorganen, waarvan de functies zich over het gehele rijk uitstrekken of hebben uitgestrekt, toch worden bewaard in de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van de provincie, waarin deze overheidsorganen gevestigd zijn of zijn geweest.

Artikel 26, vierde lid, van de Archiefwet 1995 is gelijk aan het voormalige artikel 13, vierde lid, van de Archiefwet 1962. Van de in dat artikel 13 gegeven bevoegdheid is destijds gebruik gemaakt in het koninklijk besluit van 30 mei 1985 nr 10 (Stcrt. 148). Echter, bij de intrekking van de Archiefwet 1962 zijn alle op die wet gebaseerde besluiten van rechtswege komen te vervallen, tenzij bij de Archiefwet 1995 uitdrukkelijk in het voortbestaan is voorzien. Zo'n voorziening is niet getroffen voor dat koninklijk besluit van 30 mei 1985, zodat dat besluit van rechtswege is vervallen. Aan een dergelijk besluit bestaat echter nog steeds behoefte. Het onderhavige besluit strekt er toe in die behoefte te voorzien.

Aan het besluit liggen dezelfde overwegingen ten grondslag als aan het besluit van 30 mei 1985, waarbij op de hoofdregel dat archiefbescheiden van overheidsorganen waarvan de functies zich over het gehele rijk uitstrekken in de algemene rijksarchiefbewaarplaats worden opgenomen, uitzonderingen zijn gemaakt voor een aantal categorieën van overheidsorganen. Het gaat daarbij om buiten de provincie Zuid-Holland gevestigde overheidsorganen waarvan de werkzaamheden zich weliswaar in beginsel over het gehele rijk uitstrekken, maar in feite van regionale betekenis zijn. Voorts is het gewenst de in artikel 26, vierde lid, van de Archiefwet 1995 bedoelde uitzondering toe te passen ter bevordering van een evenredige verdeling van archiefbescheiden over de rijksarchiefbewaarplaatsen en ter voorkoming van «verstopping» van de algemene rijksarchiefbewaarplaats die het gevolg zou zijn van overbrenging van de archiefbescheiden van grote categorieën gelijksoortige instellingen met landelijke functies, zoals bijvoorbeeld de inrichtingen voor strafrechtstoepassing en de personen en instellingen die bevoegd zijn keuringen te verrichten op grond van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet op de gevaarlijke werktuigen.

De inhoud van het onderhavige besluit is in hoofdzaak gelijk aan die van het besluit van 30 mei 1985. Op enkele onderdelen is de terminologie in overeenstemming gebracht met de thans geldende regelgeving. Enkele categorieën zijn thans niet meer opgenomen.

De rijksmusea zijn in 1995 geprivatiseerd. In de protocollen van overdracht is een regeling opgenomen betreffende de overbrenging van de archiefbescheiden van deze musea naar de rijksarchiefbewaarplaatsen in de hoofdplaatsen van de provincies.

Anders dan in 1985 wordt het thans opportuun geacht de archiefbescheiden van het Koninklijk Tehuis voor oud-militairen «Bronbeek» te bewaren in de algemene rijksarchiefplaats te Den Haag. Daar kunnen die archiefbescheiden immers direct in samenhang met de andere daar berustende archieven van militaire organen worden geraadpleegd. Om die reden is de vermelding van «Bronbeek» thans achterwege gebleven.

Als nieuwe categorieën zijn toegevoegd de erkende stamboekverenigingen, de keurings- en controle-instellingen ingevolge de Landbouwkwaliteitswet en de Zaaizaad- en Plantgoedwet, de personen en instellingen die gerechtigd zijn keuringsrapporten af te geven op grond van de Wegenverkeerswet 1994, en degenen die op grond van de Wet op de gevaarlijke werktuigen bevoegd zijn tot het verrichten van keuringen, het afgeven van certificaten en het aanbrengen van merken van goedkeuring. Hun archiefbescheiden worden – voor zover deze ingevolge een voor hen geldende selectielijst voor bewaring in aanmerking komen – bewaard in de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van de provincie waarin zij gevestigd zijn of zijn geweest.

Tenslotte wordt erop gewezen dat de archiefbescheiden van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) – anders dan volgens het besluit van 30 mei 1985 – in de rijksarchiefbewaarplaats in Haarlem bewaard worden. Dat is de reden waarom de KNAW niet meer genoemd wordt in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, als één van de instellingen die zijn uitgezonderd van de regel dat de archiefbescheiden van instellingen van wetenschappelijk onderzoek worden bewaard in de rijksarchiefbewaarplaats van de hoofdstad van de provincie waarin ze gevestigd zijn.

Artikel 2 betreft de dubbelen van de akten van de burgerlijke stand c.a. De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt jaarlijks de dubbelen of afschriften van de akten, ingevolge artikel 7 van het Besluit Burgerlijke Stand 1994, over naar de centrale bewaarplaats, bedoeld in de achtste afdeling van dat besluit. Daarheen zendt de ambtenaar tevens een dubbel van de tienjaarlijkse klapper en de tekst van de door hem of op zijn aanwijzing opgemaakte latere vermeldingen die betrekking hebben op de onder hem berustende of berust hebbende akten. De Minister van Justitie draagt zorg voor de bewaring van de zich in de centrale bewaarplaats bevindende bescheiden. Deze zouden ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Archiefwet 1995 naar de algemene rijksarchiefbewaarplaats moeten worden overgebracht. Het is echter wenselijk, in aansluiting op het stelsel dat gold voor de inwerkingtreding van het Besluit Burgerlijke Stand 1994, de dubbelen en afschriften van de burgerlijke stand te bewaren in de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van de provincie waarin de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akten heeft opgemaakt is of was gevestigd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

Naar boven