Besluit van 10 mei 2001 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de aanpassing van de accijns op laagzwavelige dieselolie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 9 mei 2001, nr. WV2001/288M, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op artikel XVIF, derde lid, van de Wet van 14 december 2000 tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2001) (Stb. 569);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De wijziging van artikel 27, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns, genoemd in artikel XVIF, derde lid, van de Wet van 14 december 2000 tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2001) (Stb. 569), treedt in werking met ingang van 16 mei 2001.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 mei 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Uitgegeven de vijftiende mei 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Met toepassing van het op 1 maart 2001 in werking getreden artikel XVID van de Wet van 14 december 2000 tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2001) (Stb. 569) is de accijns op laagzwavelige halfzware olie en gasolie (hierna: dieselolie) met ingang van 1 maart 2001 verlaagd met 8,5 cent per liter. In artikel XVIF van die wet is bepaald dat de accijns op laagzwavelige dieselolie wordt verhoogd indien het aandeel laagzwavelige dieselolie in de totale hoeveelheid uitgeslagen en ingevoerde dieselolie een bepaalde omvang heeft bereikt. Een dergelijke aanpassing vindt plaats niet eerder dan de vijftiende dag van de tweede maand volgende op die waarin die omvang is geconstateerd. Het aandeel laagzwavelige dieselolie wordt op grond van het vierde lid van voornoemd artikel XVIF vastgesteld aan de hand van de aangiften die ter zake van de uitslag of de invoer van dieselolie worden gedaan.

Eind april zijn de aangiften over de maand maart ingediend. Aan de hand van die aangiften is vastgesteld dat aanzienlijk meer dan 60% van de dieselolie die in de maand maart is uitgeslagen dan wel ingevoerd bestaat uit laagzwavelige dieselolie.

Overeenkomstig het bepaalde van artikel XVIF, derde lid, dient de accijns op laagzwavelige dieselolie te worden vastgesteld op f 718,40 per 1000 liter indien het aandeel laagzwavelige diesel een niveau heeft bereikt van tenminste 60%. Aangezien het huidige aandeel laagzwavelige dieselolie de 60% inmiddels ruimschoots heeft overschreden is aanpassing van de accijns in vorenbedoelde zin noodzakelijk. Deze aanpassing houdt in dat de accijns op laagzwavelige dieselolie met 5,5 cent per liter wordt verhoogd, hetgeen het verschil tussen laagzwavelige dieselolie en andere dieselolie brengt op 3 cent per liter in het voordeel van laagzwavelige dieselolie.

Het tijdstip waarop deze aanpassing in werking treedt dient bij koninklijk besluit te worden vastgesteld. Het onderhavige besluit strekt er toe deze aanpassing in werking te doen treden op 16 mei 2001.

Op grond van artikel XVIG van het Belastingplan 2001 is artikel 84a van de Wet op de accijns op deze verhoging niet van toepassing. Dat houdt in dat geen heffing plaatsvindt over de voorraden motorbrandstoffen die zich op het tijdstip van de aanpassing (16 mei 2001) in het vrije verkeer bevinden.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven