Besluit van 12 april 2001 tot wijziging van het Besluit
verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 25 januari 2001, kenmerk GZB/C&O/2120057, gedaan mede namens Onze
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer J. F. Hoogervorst;
Gelet op artikelen 34, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke
stoffen (Stb.1985, 639);
Gelet op Richtlijn 97/69/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen
van 5 december 1997 tot drieëntwintigste aanpassing aan de vooruitgang
van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing
van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, verpakking
en kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L343);
De Raad van State gehoord (advies van 8 maart 2001, nummer W13.01.0055/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport van 9 april 2001, GZB/C&O/2166301, uitgebracht mede namens Onze
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer J. F. Hoogervorst
;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Artikel 9 van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen
en preparaten1 wordt als volgt gewijzigd.
A. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een wijziging van bijlage I, V of VI bij de richtlijn treedt voor de toepassing
van artikel 3, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, onderscheidenlijk
artikel 2, tweede lid, in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken
wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel
besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt
vastgesteld.
B. Onder vernummering van het derde lid tot het vijfde lid, worden twee
nieuwe leden ingevoegd, die luiden:
3. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming
met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan bij ministeriële
regeling onderdelen van een in werking getreden wijziging als bedoeld in het
tweede lid, voor door hem aan te wijzen categorieën stoffen tot een door
hem te bepalen tijdstip buiten toepassing laten.
4. Indien één van de bijlagen van de richtlijn, bedoeld in
het tweede lid, wordt gewijzigd, zal Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport dit bekend maken in de Nederlandse Staatscourant. Hij maakt daarbij
tevens bekend wanneer de wijziging in werking treedt.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking vier weken na de datum van uitgifte van
het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 12 april 2001
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de tiende mei 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Onderhavig besluit strekt tot implementatie van Richtlijn 97/69/EG van
de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 december 1997, tot drieëntwintigste
aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van
de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen inzake de indeling, verpakking en kenmerken van gevaarlijke stoffen
(PbEG L343), hierna te noemen richtlijn 97/69/EG.
Het betreft hier het herstel van een onvolledige implementatie van richtlijn
97/69/EG. Deze richtlijn werd geacht door middel van een dynamische verwijzing
op grond van artikel 9 van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke
stoffen en preparaten te zijn geïmplementeerd. Deze implementatie bleek
echter onvolledig, daar de dynamische verwijzing niet voorzag in de mogelijkheid
van een overgangstermijn. Richtlijn 97/69/EG schrijft een dergelijke overgangstermijn
voor. Met onderhavige wijziging wordt deze onvolkomenheid hersteld en een
voorziening getroffen voor de (eventuele) overgangstermijnen van toekomstige
aanpassingsrichtlijnen van richtlijn 67/548/EG.
Het nieuwe derde lid van artikel 9 geeft de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport de bevoegdheid wijzigingen in overeenstemming met de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in de bijlagen I, V of VI voor een bepaalde
termijn buiten toepassing te laten voor de door hem aan te wijzen categorieën
stoffen. Aldus kunnen bijvoorbeeld uitverkooptermijnen worden gerealiseerd
voor reeds in de handel zijnde stoffen die niet voldoen aan de eisen van de
gewijzigde bijlagen maar wel aan de eisen van die bijlagen zoals zij luidden
direct voor de in werking getreden wijziging. Van deze bevoegdheid zal uitsluitend
gebruik worden gemaakt, indien de wijzigingsrichtlijn dit toestaat.
Met het oog op de noodzakelijke transparantie van wetgeving, is in het
nieuwe vierde lid tevens voorzien in een bekendmaking door de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport van bedoelde aanpassingen van richtlijn
67/548/EG. Dergelijke aanpassingen zullen door voornoemde minister worden
bekend gemaakt in de Staatscourant.
Met bovenstaande systematiek van dynamische verwijzing, wordt afgeweken
van aanwijzing nr. 343 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Het in deze
aanwijzing gegeven model voorziet namelijk niet in de bovenbeschreven problematiek
van uitverkooptermijnen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
XNoot
1Stb. 1987, 516, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 maart 1996,
Stb. 251.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de
Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.