Wet van 11 april 2001 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met personeel van 65 jaar en ouder

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de onderwijswetten belemmeringen voor het in dienst nemen of houden van personeel van 65 jaar en ouder weg te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het primair onderwijs1 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 138 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid vervalt onderdeel a alsmede de aanduiding «b.» en in de tweede volzin van dat lid vervalt: onder b genoemde.

2. In het zevende lid, eerste volzin, vervalt «en het tweede lid onder a» en na de derde volzin van dat lid wordt toegevoegd: Uitsluitend op grond van door het bevoegd gezag aangevoerde bijzondere omstandigheden kan Onze minister bepalen dat de beslissing, bedoeld in de eerste volzin, betrekking heeft of mede betrekking heeft op een periode voorafgaand aan de datum waarop het bevoegd gezag het in de eerste volzin bedoelde verzoek heeft ingediend.

3. In het achtste lid vervalt: onder b.

ARTIKEL II

De Wet op de expertisecentra2 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 132 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid vervalt onderdeel a alsmede de aanduiding «b.» en in de tweede volzin van dat lid vervalt: onder b genoemde.

2. In het zevende lid, eerste volzin, vervalt «en het tweede lid onder a» en na de derde volzin van dat lid wordt toegevoegd: Uitsluitend op grond van door het bevoegd gezag aangevoerde bijzondere omstandigheden kan Onze minister bepalen dat de beslissing, bedoeld in de eerste volzin, betrekking heeft of mede betrekking heeft op een periode voorafgaand aan de datum waarop het bevoegd gezag het in de eerste volzin bedoelde verzoek heeft ingediend.

3. In het achtste lid vervalt: onder b.

ARTIKEL III

De Wet op het voortgezet onderwijs3 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 96o worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b en c verletterd tot onderdeel a en onderdeel b en in de tweede volzin van dat lid wordt «in onderdeel b» vervangen door: in onderdeel a.

2. In het zevende lid, eerste volzin, vervalt «en het tweede lid onder a» en na de derde volzin van dat lid wordt toegevoegd: Uitsluitend op grond van door het bevoegd gezag aangevoerde bijzondere omstandigheden kan Onze minister bepalen dat de beslissing, bedoeld in de eerste volzin, betrekking heeft of mede betrekking heeft op een periode voorafgaand aan de datum waarop het bevoegd gezag het in de eerste volzin bedoelde verzoek heeft ingediend.

3. In het achtste lid wordt «het tweede lid onderdeel b» vervangen door: het tweede lid onderdeel a.

B

In artikel 247 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid vervalt onderdeel a alsmede de aanduiding «b.» en in de tweede volzin van dat lid vervalt: onder b genoemde.

2. In het zevende lid, eerste volzin, vervalt «en het tweede lid onder a» en na de derde volzin van dat lid wordt toegevoegd: Uitsluitend op grond van door het bevoegd gezag aangevoerde bijzondere omstandigheden kan Onze minister bepalen dat de beslissing, bedoeld in de eerste volzin, betrekking heeft of mede betrekking heeft op een periode voorafgaand aan de datum waarop het bevoegd gezag het in de eerste volzin bedoelde verzoek heeft ingediend.

3. In het achtste lid vervalt: onder b.

ARTIKEL IV

De Wet educatie en beroepsonderwijs4 wordt gewijzigd als volgt:

In artikel 2.5.8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b en c verletterd tot onderdeel a en onderdeel b en in de tweede volzin van dat lid wordt «in onderdeel b» vervangen door: in onderdeel a.

2. In het zesde lid wordt «De vermindering, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b» vervangen door: De vermindering, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

3. Het zevende lid vervalt.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 april 2001

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de achtste mei 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1998, 495, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 april 2001, Stb. 207.

XNoot
2

Stb. 1998, 496, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 april 2001, Stb. 207.

XNoot
3

Stb. 1998, 512, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 april 2001, Stb. 207.

XNoot
4

Stb. 1995, 501, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 april 2001, Stb. 207.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 27 493.

Handelingen II 2000/2001, blz. 4135.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 493 (241).

Handelingen I 2000/2001, blz. 1211.

Naar boven