Besluit van 27 maart 2001, houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en een aantal andere besluiten in verband met de invoering van een gehandicaptenparkeerkaart volgens communautair model.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 21 december 2000, nr. CDJZ/WBI/2000–1479, Centrale Directie Juridische Zaken;

Gelet op deartikelen 13, 149, tweede lid, onderdeel a, en 151 van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 2 maart 2001, nr. W09.01.0013/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 maart 2001, nr. CDJZ/WBI/2001–338, Centrale Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 19901 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel r wordt «invalidenvoertuig» vervangen door «gehandicaptenvoertuig» en wordt «invalide» vervangen door «gehandicapte».

2. In onderdeel z wordt «invalidenvoertuigen» vervangen door: gehandicaptenvoertuigen.

B

In de artikelen 2, eerste lid, 7, 10, tweede lid, 15, tweede lid, onderdeel c, 32, eerste lid, 34, eerste lid, 49, tweede en vierde lid, en 68, derde en vijfde lid, wordt «invalidenvoertuig» telkens vervangen door: gehandicaptenvoertuig.

C

In de artikelen 20, onderdeel b, 21, onderdeel b, en 85, tweede lid, wordt «invalidenvoertuigen» telkens vervangen door: gehandicaptenvoertuigen.

D

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef en in onderdeel c wordt «invalidenparkeerplaats» telkens vervangen door: gehandicaptenparkeerplaats.

2. In onderdeel a wordt «invalidenvoertuig» vervangen door: gehandicaptenvoertuig.

3. In onderdeel b wordt «invalidenparkeerkaart» vervangen door: gehandicaptenparkeerkaart.

E

In het opschrift van hoofdstuk V en in het opschrift van hoofdstuk V, paragraaf 1, wordt «invaliden» telkens vervangen door: gehandicapten.

F

Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «invalidenparkeerkaart» vervangen door: gehandicaptenparkeerkaart.

2. In het derde lid wordt «door Onze Minister» vervangen door: bij ministeriële regeling.

G

Het opschrift van hoofdstuk V, paragraaf 2, komt te luiden:

Paragraaf 2 Buiten Nederland afgegeven gehandicaptenparkeerkaarten.

H

Artikel 86 komt te luiden:

Artikel 86

Met een gehandicaptenparkeerkaart worden gelijkgesteld de door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven parkeerkaarten voor gehandicapten, voor zover deze bij ministeriële regeling zijn aangewezen.

I

Aan artikel 88 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De aan de behandeling van de aanvraag van een ontheffing van het gebruik van autogordels en kinderbeveiligingsmiddelen verbonden kosten worden ten laste van de aanvrager gebracht.

J

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tekst bij de borden C9, C13, C14 en C15 wordt «invalidenvoertuigen» telkens vervangen door: gehandicaptenvoertuigen.

2. De tekst bij bord E6 wordt vervangen door:

Gehandicaptenparkeerplaats.

ARTIKEL II

A

Hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer2 komt te luiden:

HOOFDSTUK IV GEHANDICAPTENPARKEERKAART

Artikel 49
  • 1. Aan een gehandicapte kan, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door de raad van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.

  • 2. Aan het bestuur van een instelling als bedoeld in artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kan, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door de raad of, krachtens besluit van de raad, door burgemeester en wethouders van de gemeente waar de instelling is gevestigd, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt ten behoeve van het vervoer van gehandicapten die in de betrokken instelling verblijven.

  • 3. Aan een gehandicapte die niet als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente kan, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door Onze Minister een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.

Artikel 50

De houder van een gehandicaptenparkeerkaart laat van de kaart geen gebruik maken indien het parkeren niet rechtstreeks verband houdt met het vervoer van hemzelf, dan wel van het vervoer van bewoners van de instelling waaraan de kaart is verstrekt.

Artikel 51
  • 1. Behoudens het tweede en het derde lid is een gehandicaptenparkeerkaart geldig voor de duur van vijf achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de dag van afgifte.

  • 2. Indien redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de termijn gedurende welke de gehandicapte in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart, korter zal zijn dan vijf jaren, beperkt het gezag dat bevoegd is tot de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten, de geldigheidsduur tot die termijn.

  • 3. Indien een gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven aan een aanvrager die tijdelijk in Nederland verblijft, beperkt het gezag dat bevoegd is tot de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten, de geldigheidsduur van de kaart tot de termijn van verblijf van de aanvrager in Nederland.

Artikel 52
  • 1. Het tot de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten bevoegde gezag geeft voor gehandicaptenparkeerkaarten die versleten of geheel of ten dele onleesbaar zijn, dan wel verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan, een duplicaat af.

  • 2. Indien de gehandicaptenparkeerkaart is versleten of geheel of ten dele onleesbaar is geworden, wordt een duplicaat slechts uitgereikt tegen inlevering van de versleten of geheel of ten dele onleesbare kaart.

  • 3. Indien de gehandicaptenparkeerkaart verloren is geraakt of teniet is gegaan, wordt een duplicaat slechts uitgereikt tegen overlegging van een door de aanvrager ondertekende verklaring, dat de kaart verloren is geraakt of teniet is gegaan. In de verklaring dienen de omstandigheden waaronder de kaart verloren geraakt of teniet gegaan is, te worden omschreven.

Artikel 53
  • 1. Een gehandicaptenparkeerkaart verliest zijn geldigheid:

    a. door het verstrijken van de geldigheidsduur;

    b. door afgifte van een nieuwe gehandicaptenparkeerkaart of een duplicaat gehandicaptenparkeerkaart;

    c. door het onbevoegd daarin aanbrengen van wijzigingen;

    d. door het overlijden van de houder;

    e. door ongeldigverklaring.

  • 2. Het gezag dat de gehandicaptenparkeerkaart heeft afgegeven, verklaart de kaart ongeldig indien deze is afgegeven op grond van door de aanvrager verschafte onjuiste gegevens en de kaart niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest.

  • 3. Het gezag dat de gehandicaptenparkeerkaart heeft afgegeven, kan de kaart ongeldig verklaren indien de houder van de kaart gebruik laat maken in strijd met artikel 50.

Artikel 54

Indien een gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid heeft verloren, levert de gehandicapte aan wie de kaart is verstrekt of, indien deze is overleden, degene die de kaart onder zich heeft, de kaart zo spoedig mogelijk in bij het gezag dat de kaart heeft verstrekt.

Artikel 55
  • 1. Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld omtrent:

    a. de bestelling van gehandicaptenparkeerkaarten;

    b. de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten;

    c. de wijze waarop een gehandicaptenparkeerkaart in een voertuig moet worden aangebracht.

  • 2. Het model van de gehandicaptenparkeerkaart wordt vastgesteld bij ministeriële regeling.

B

In artikel 59 wordt «artikel 55» vervangen door: artikel 54.

ARTIKEL III

Het Voertuigreglement3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen m, q en at wordt «invalidenvoertuig» telkens vervangen door: gehandicaptenvoertuig.

2. In onderdeel x wordt «invalidenvoertuig» vervangen door «gehandicaptenvoertuig» en wordt «invalide» vervangen door «gehandicapte».

3. In onderdeel bf wordt «invalidenvoertuigen» vervangen door: gehandicaptenvoertuigen.

B

Artikel 5.1.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid en in het tweede lid wordt «Invalidenvoertuigen» telkens vervangen door: Gehandicaptenvoertuigen.

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «invalidenvoertuig» vervangen door: gehandicaptenvoertuig.

C

In hoofdstuk 5, afdelingen 10 en 11, wordt «Invalidenvoertuigen» telkens vervangen door «Gehandicaptenvoertuigen», wordt «invalidenvoertuigen» telkens vervangen door «gehandicaptenvoertuigen» en wordt «invalidenvoertuig» telkens vervangen door «gehandicaptenvoertuig».

D

In artikel 5.18.1, derde lid, wordt «invalidenvoertuig» vervangen door: gehandicaptenvoertuig.

E

In hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 1, wordt in het opschrift van onderdeel F «Invalidenvoertuigen» vervangen door: Gehandicaptenvoertuigen.

F

In artikel 5.18.30 wordt «invalidenvoertuigen» telkens vervangen door: gehandicaptenvoertuigen.

G

In hoofdstuk 5, afdeling 18, paragraaf 4, wordt in het opschrift van onderdeel D «Invalidenvoertuigen» vervangen door: Gehandicaptenvoertuigen.

H

Artikel 5.18.43 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Invalidenvoertuigen» vervangen door: Gehandicaptenvoertuigen.

2. In het tweede lid wordt «invalidenvoertuigen» vervangen door: gehandicaptenvoertuigen.

I

In artikel 6.4, derde lid, wordt «invaliden» telkens vervangen door «gehandicapten» en wordt «invalide» vervangen door «gehandicapte».

J

In de artikelen 6.10 en 6.11 wordt «invalide» telkens vervangen door: gehandicapte.

K

In artikel 9.1, eerste lid, wordt «invalide» vervangen door «gehandicapte» en wordt «invalidenvoertuigen» vervangen door «gehandicaptenvoertuigen».

L

In de inhoudsopgave wordt «Invalidenvoertuigen» telkens vervangen door: Gehandicaptenvoertuigen.

ARTIKEL IV

In artikel 5 van het Reglement rijbewijzen4 wordt «invalidenvoertuigen» telkens vervangen door: gehandicaptenvoertuigen.

ARTIKEL V

In artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit van 16 september 1965, houdende vaststelling van het bewijs van verzekering voor de niet-kentekenplichtige motorrijtuigen en enkele regelen met betrekking tot het bewijs van vrijstelling (Stb. 1965, 414)5 wordt «invalidenvoertuig» vervangen door: gehandicaptenvoertuig.

ARTIKEL VI

Invalidenparkeerkaarten, afgegeven op basis van artikel 49 of artikel 50 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer zoals die bepalingen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, behouden hun geldigheid voor de duur van de termijn waarvoor ze zijn afgegeven.

ARTIKEL VII

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 maart 2001

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de eerste mei 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De Raad van de Europese Unie heeft op 4 juni 1998 een aanbeveling gedaan om te komen tot een parkeerkaart van uniform communautair model voor mensen met een handicap (98/376/EG; PbEG 12 juni 1998, L 167). De invoering van een uniform model parkeerkaart voor gehandicapten is bedoeld om mensen met een handicap in de gehele Gemeenschap gebruik te kunnen laten maken van de faciliteiten die door de parkeerkaart worden geboden overeenkomstig de nationale regels die gelden in de lidstaat waar de betrokkenen zich bevinden, en aldus het vrije verkeer van mensen met een handicap te bevorderen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de regeling inzake de aanvraag en afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten zoals deze is opgenomen in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) en in de ter uitvoering daarvan vastgestelde regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 oktober 1991 (Stcrt. 202), opnieuw op te zetten. In het kader van die nieuwe opzet is een aantal onderwerpen dat thans nog bij ministeriële regeling is geregeld, ondergebracht op het niveau van de algemene maatregel van bestuur. Met name betreft het de geldigheidsduur van de kaart en de afgifte van duplicaten.

In het kader van de voorbereiding van de invoering van de gehandicaptenparkeerkaart naar uniform communautair model is intensief overleg gevoerd met gehandicapten-organisaties. Van de zijde van die organisaties is de wens naar voren gebracht om de gehandicaptenparkeerkaart ook te verstrekken aan instellingen, voor het al dan niet collectief vervoer van mensen met een handicap die in die instellingen verblijven. Aangezien het bij de betrokken instellingen over het algemeen zal gaan om, bij de gemeente bekend zijnde, AWBZ instellingen, bestaat er tegen deze uitbreiding geen bezwaar. Het onderhavige besluit bevat dan ook een voorziening van de gewenste strekking.

Reeds langere tijd worden de termen «invalide» of «minder-valide» ter aanduiding van een persoon met een functiebeperking, als achterhaald beschouwd. Veel mensen met een functiebeperking ervaren die termen zelfs als discriminerend. Gehandicapten-organisaties dringen dan ook reeds geruime tijd aan op vervanging van de term «invalide» door de term «gehandicapte». De in het onderhavige besluit voorziene, met de invoering van een communautair model gehandicaptenparkeerkaart samenhangende, wijzigingen boden daartoe een goede gelegenheid. Met het oog daarop wordt in het voorliggende besluit behalve in vervanging van de in het RVV 1990 en in het BABW voorkomende term invalidenparkeerkaart(en) door de term gehandicaptenparkeerkaart(en), tevens voorzien in vervanging van de termen invalide(n), invalidenvoertuig(en) en invalidenparkeerplaats(en), zoals deze worden gebezigd in het RVV 1990 en in het BABW, in vervanging van de termen invalide(n) en invalidenvoertuig(en) zoals die termen worden gebezigd in het Voertuigreglement, in vervanging van de term invalidenvoertuigen zoals deze wordt gebezigd in het Reglement rijbewijzen en in vervanging van de term invalidenvoertuig zoals deze wordt gebezigd in het Besluit van 16 september 1965, houdende vaststelling van het bewijs van verzekering voor de niet-kentekenplichtige motorrijtuigen en enkele regelen met betrekking tot het bewijs van vrijstelling (Stb.1965, 414). In aanpassing van de geldende ministeriële regelingen waarin bedoelde termen voorkomen, zal worden voorzien in de gelijktijdig met het onderhavige besluit in werking tredende Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het RVV 1990 te voorzien in het ten laste van de aanvrager brengen van de kosten, verbonden aan de behandeling van aanvragen van een ontheffing van het gebruik van autogordels en kinderbeveiligingsmiddelen. In verband met het geringe aantal aanvragen werd tot nu toe terzake geen tarief in rekening gebracht. Het aantal aanvragen om ontheffing van de gordeldraagplicht op grond van medische redenen is de laatste tijd echter fors gestegen. De kosten van de in het kader van de behandeling veelal noodzakelijke medische beoordeling en de kosten die het toenemend aantal bezwaar- en beroepschriften met zich brengt, leiden tot een onevenredige kostenstijging bij het krachtens mandaat van de Minister van Verkeer en Waterstaat met de behandeling van de betrokken aanvragen belaste Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Het ten laste van de aanvrager brengen van de onderhavige behandelingskosten is in overeenstemming met het bij brief van 19 juli 1996 van de Minister van Justitie aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 1995/96, 24 036, nr. 22) medegedeelde kabinetsstandpunt inzake het rapport Maat houden van de MDW-werkgroep over de doorberekening van toelatings- en handhavingskosten.

Artikelen

Artikelen I, onderdelen A tot en met H en J, III, IV en V

Deze artikelen voorzien in vervanging van de, al dan niet in samenstellingen gebezigde, termen invalide en invaliden zoals deze voorkomen in een aantal ter uitvoering van de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde algemene maatregelen van bestuur en in het Besluit van 16 september 1965, houdende vaststelling van het bewijs van verzekering voor de niet-kentekenplichtige motorrijtuigen en enkele regelen met betrekking tot het bewijs van vrijstelling (Stb.1965, 414), door de termen gehandicapte en gehandicapten. Artikel I voorziet in die vervanging voor wat betreft het RVV 1990 en de daarbij behorende bijlage 1, terwijl de artikelen III, IV en V respectievelijk betrekking hebben op het Voertuigreglement, het Reglement rijbewijzen en het Besluit van 16 september 1965, houdende vaststelling van het bewijs van verzekering voor de niet-kentekenplichtige motorrijtuigen en enkele regelen met betrekking tot het bewijs van vrijstelling (Stb.1965, 114). Opgemerkt zij dat er van is afgezien een voorziening te treffen voor de nog voorkomende oude borden Invalidenparkeerplaats volgens model 54a van bijlage II van het ingetrokken Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1966. Bedoelde borden hebben ingevolge de in artikel 96 van het RVV 1990 vervatte overgangsvoorziening de betekenis die is toegekend aan het overeenkomstige bord E6 van bijlage 1 van het RVV 1990. Onderdeel J van artikel I voorziet in vervanging van de betekenis van dat bord door de betekenis «Gehandicaptenparkeerplaats». Van de gelegenheid is gebruik gemaakt artikel 86 van het RVV 1990 af te stemmen op de Aanwijzingen voor de regelgeving (artikel I, onderdeel H).

Behalve in een aantal ter uitvoering van de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde algemene maatregelen van bestuur en in het Besluit van 16 september 1965, houdende vaststelling van het bewijs van verzekering voor de niet-kentekenplichtige motorrijtuigen en enkele regelen met betrekking tot het bewijs van vrijstelling (Stb.1965, 414) dienen ook de in de Wegenverkeerswet 1994 voorkomende termen invalide en invalidenvoertuigen te worden vervangen. In deze vervanging zal worden voorzien bij de eerstkomende gelegenheid waarbij de Wegenverkeerswet 1994 wordt gewijzigd.

Artikel II, onderdeel A

Artikel 49

Het eerste lid is ontleend aan het oude artikel 49 van het BABW. Het in dat artikel aan de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten verbonden, zeer algemeen geformuleerde, criterium van het zich niet of nauwelijks te voet kunnen voortbewegen is in de nieuwe bepaling niet overgenomen. Evenals dat in de huidige regeling inzake de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten het geval was, zullen ook in de nieuwe regeling de concrete criteria waaraan de gehandicapte dient te voldoen om voor afgifte van een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking te komen, bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Naar het voorkomt voegt het zeer algemeen gestelde criterium van het oude artikel 49 BABW aan die concrete criteria niets toe en kan het om die reden worden weggelaten.

Het tweede lid voorziet in de in het algemeen deel van deze nota van toelichting aangekondigde nieuwe mogelijkheid tot verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart aan instellingen als bedoeld in artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ten behoeve van het al dan niet collectief vervoer van in die instellingen verblijvende gehandicapten.

De in artikel 50 van het BABW vervatte voorziening dat de verstrekking van parkeerkaarten aan gehandicapten die niet als ingezetene zijn ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente, geschiedt door de Minister van Verkeer en Waterstaat, is opgenomen in het derde lid van het nieuwe artikel 49.

Artikel 50

Het in de oude regeling bij ministeriële regeling vastgestelde, in de vorm van een door de afgevende instantie aan de gehandicaptenparkeerkaart te verbinden gebruiksvoorschrift geformuleerde, voorschrift dat de houder van de gehandicaptenparkeerkaart geen gebruik laat maken van de kaart indien het parkeren niet rechtstreeks verband houdt met het vervoer van hemzelf, is in de nieuwe regeling opgenomen in het BABW zelf. De in het oude artikel 54 van het BABW voorziene mogelijkheid om een gehandicaptenparkeerkaart ongeldig te verklaren indien de daaraan bedoelde gebruiksvoorschriften niet worden nageleefd, is in de nieuwe opzet vervangen door de in artikel 53, derde lid, voorziene mogelijkheid om een gehandicaptenparkeerkaart ongeldig te verklaren indien de houder van de kaart daarvan gebruik laat maken in strijd met artikel 50.

Artikel 51

De regeling inzake de geldigheidsduur van gehandicaptenparkeerkaarten, die in de oude regeling was ondergebracht in de ter uitvoering van het BABW vastgestelde regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 oktober 1991, is thans in het BABW zelf opgenomen. Gemeend wordt dat de geldigheidsduur van gehandicaptenparkeerkaarten een zo wezenlijk element van de regeling is, dat deze materie op het niveau van de algemene maatregel van bestuur behoort te worden geregeld.

Nieuw is de in het derde lid voorziene mogelijkheid om aan gehandicapten die slechts tijdelijk in Nederland verblijven, voor de duur van hun verblijf een gehandicaptenparkeerkaart te verstrekken.

Artikel 52

De regeling inzake de afgifte van duplicaten voor gehandicaptenparkeerkaarten die versleten of geheel of ten dele onleesbaar zijn geworden of die verloren zijn geraakt of teniet gegaan, is overgebracht naar het niveau van de algemene maatregel van bestuur. De in het derde lid voorgeschreven overlegging, in geval de kaart verloren is geraakt of teniet is gegaan, van een door de aanvrager ondertekende verklaring waarin de omstandigheden waaronder de kaart verloren geraakt of teniet gegaan is, worden omschreven, is ontleend aan artikel 39 van het Reglement rijbewijzen.

Artikel 53

In het nieuwe artikel 53 zijn de – in de oude regeling voor een groot deel bij ministeriële regeling vastgestelde – gronden tot ongeldigverklaring van gehandicaptenparkeerkaarten samengebracht.

De in het tweede lid opgenomen grond tot ongeldigverklaring is ontleend aan de in de Wegenverkeerswet 1994 voorziene regeling inzake kentekenbewijzen en rijbewijzen.

Artikel 54

Deze bepaling komt overeen met het oude artikel 55 van het BABW.

Artikel 55

De opsomming van de onderwerpen waaromtrent bij ministeriële regeling nadere voorschriften kunnen worden vastgesteld, is ontleend aan het oude artikel 53 van het BABW. De afgifte van duplicaten, die uitputtend was geregeld in artikel 52 van het BABW, komt in de opsomming van het nieuwe artikel 55 niet meer voor.

Artikel II, onderdeel B

Artikel 59 is aan het nieuwe artikel 54 aangepast.

Artikel VII

De Raad van de Europese Unie beveelt in aanbeveling 5 aan dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de parkeerkaarten van uniform communautair model voor mensen met een handicap uiterlijk op 1 januari 2000 ter beschikking worden gesteld. Die datum is voor Nederland niet haalbaar gebleken, met name omdat er voor is gekozen om bij gelegenheid van de invoering van de in de aanbeveling voorziene gehandicaptenparkeerkaart volgens communautair model de bestaande regeling inzake de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten opnieuw op te zetten. Voorts heeft ook het ontwikkelen van een beter beveiligde en duurzamere kaart relatief veel tijd gekost. Overeenkomstig aanbeveling 6 is de Europese Commissie vóór 1 juli 2000 in kennis gesteld van het gevolg dat Nederland aan de aanbeveling heeft gegeven, onder gelijktijdige uiteenzetting van de redenen die ertoe hebben geleid dat Nederland de nieuwe parkeerkaart later zal invoeren.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1990, 459, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 december 2000, Stb. 563.

XNoot
2

Stb. 1990, 460, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 30 augustus 1999, Stb. 395.

XNoot
3

Stb. 1994, 475, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 augustus 1999, Stb. 393.

XNoot
4

Stb. 1996, 227, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 mei 2000, Stb. 229.

XNoot
5

Stb. 1965, 414, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 september 1997, Stb. 409.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 juni 2001, nr. 110.

Naar boven