Besluit van 22 maart 2001, houdende wijziging van het Besluit Reglement Rijnpatenten 1998

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 november 2000, nr. DGG/J-00/007507, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 4 en 19 van de Scheepvaartverkeerswet en op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161, en 1964, 83) en de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 11 mei 2000 (protocol 2000-I-25);

De Raad van State gehoord (advies van 8 december 2000, no. W09.00.0559/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 13 maart 2001, nr. DGG/J-01/001667, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement Rijnpatenten 1998, dat is opgenomen in de bijlage bij het Besluit Reglement Rijnpatenten 19981, wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1.01, onderdeel 2, komt te luiden:

2. binnenschip: een schip, met inbegrip van een veerpont, dat uitsluitend of overwegend is bestemd voor de vaart op de binnenwateren;.

B

Artikel 1.03, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Voor veerponten en voor schepen die uitsluitend door spierkracht worden voortbewogen alsmede voor schepen met een lengte van minder dan 15 m die slechts

    a. door middel van zeilen worden voortbewogen, dan wel

    b. zijn uitgerust met mechanische middelen tot voortbeweging van niet meer dan 3,68 kW, wordt de verplichting tot het hebben van een patent uitsluitend geregeld door de nationale voorschriften van de Rijnoeverstaten.

C

Artikel 5.02, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De gegadigde die voor 1 januari 2002 aantoont, dat hij voor de inwerkingtreding van dit reglement

    a. een pleziervaartuig met een lengte van meer dan 15 m heeft gevoerd, krijgt op aanvraag een sportpatent voor het voeren van pleziervaartuigen met een waterverplaatsing van ten hoogste 15 m3, zonder daarvoor examen te doen. Als bewijs is een verklaring, afgegeven door een door de bevoegde autoriteit erkende watersportbond of een tot de erkende watersportbond behorende watersportvereniging, toereikend;

    b. een ander schip met een lengte van meer dan 15 m heeft gevoerd, krijgt op aanvraag een klein patent voor het voeren van schepen met een waterverplaatsing van ten hoogste 15 m3, zonder daarvoor examen te doen. Als bewijs is een verklaring, afgegeven door de voor het te bevaren riviergedeelte bevoegde autoriteit, toereikend.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 maart 2001

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de tiende april 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel I

Onderdelen A en B

De uitbreiding van het Reglement Rijnpatenten 1998 tot het Nederlands gedeelte van de Rijn heeft tot een discussie geleid of veerponten wel of niet onder het regime van het reglement vallen. Naar de opvatting van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) is dit niet het geval. Daarmee in overeenstemming is de bevinding, dat in de andere Rijnoeverstaten de vaarbevoegdheid van veerponten in nationale voorschriften wordt geregeld. Om verdere discussie over de toepasselijkheid te voorkomen is door de CCR besloten in het reglement zelf expliciet aan te geven, dat de vaarbevoegdheid voor veerponten nationaal wordt geregeld.

Ook is een wijziging doorgevoerd voor schepen die uitsluitend door spierkracht worden voortbewogen, omdat bv. wedstrijdroeiboten die langer dan 15 m zijn anders patentplichtig zouden zijn. Dat is nimmer de bedoeling geweest.

Onderdeel C

De reden om de overgangstermijn tot 1 januari 2002 te verlengen en uit te breiden naar de vaart met andere vaartuigen dan plezierschepen van meer dan 15 meter hangt samen met het feit, dat met name in Duitsland beroepsvaart wordt uitgeoefend met schepen met een waterverplaatsing van minder dan 15 m3 en een lengte van meer dan 15 meter. Voor deze schepen, waarvoor in het verleden geen patent was vereist, wordt thans een klein patent voorgeschreven. Ook voor schippers van deze schepen is het thans mogelijk een klein patent , beperkt tot de vaart met schepen met een waterverplaatsing van minder dan 15 m3 te verkrijgen. Deze situatie is echter voor toepassing in Nederland niet van betekenis. Ingevolge artikel 1.03, derde lid, onderdeel b, van het Reglement Rijnpatenten 1998 is een sport- of klein patent niet voorgeschreven voor de vaart onder het Spijksche Veer.

Ter uitvoering van artikel 52 van de Scheepvaartverkeerswet werd een voorontwerp van het onderhavige besluit bekendgemaakt in de Staatscourant van 12 oktober 2000, nr. 198, en overgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal. Er zijn gedurende de 30 dagen die daartoe vanaf de bekendmaking van het ontwerp in de Staatscourant ter beschikking hebben gestaan geen opmerkingen met betrekking tot het ontwerp-besluit ontvangen, noch is door of namens een der Kamers, en ook niet door een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers van de Staten-Generaal, de wens te kennen gegeven, dat het in het ontwerp-besluit geregelde onderwerp bij wet zou moeten worden geregeld.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1997, 475, gewijzigd bij besluit van 1 december 1999, Stb. 538.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 mei 2001, nr. 88.

Naar boven