Wet van 13 december 2000 tot wijziging van de regeling in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het naamrecht, de voorkoming van schijnhuwelijken en het tijdstip van de totstandkoming van de scheiding van tafel en bed alsmede van enige andere wetten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten met betrekking tot het naamrecht, de voorkoming van schijnhuwelijken, het tijdstip van de totstandkoming van scheiding van tafel en bed en enkele andere onderwerpen te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze;

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het zesde tot en met elfde lid tot zevende tot en met twaalfde lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Indien de moeder na de geboorte van het kind op grond van artikel 199, onderdeel b, het vaderschap van de overleden echtgenoot ontkent en zij ten tijde van de geboorte en van de ontkenning is hertrouwd, kunnen de moeder en haar echtgenoot gezamenlijk ter gelegenheid van de ontkenning verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Van de verklaring van de ouders wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. Bij gebreke van een verklaring heeft het kind de geslachtsnaam van de vader.

2. Het nieuwe zevende lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste zin wordt de zinsnede «ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand» vervangen door: ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand of van de notaris.

b. In de laatste volzin wordt «in de rechterlijke uitspraak inzake adoptie» vervangen door: in de rechterlijke uitspraak inzake adoptie of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.

3. In de eerste volzin van het nieuwe achtste lid wordt de zinsnede «als bedoeld in het tweede, derde of vierde lid» vervangen door: als bedoeld in het tweede, derde, vierde of zesde lid.

4. In de tweede volzin wordt de zinsnede «Onverminderd het zesde lid» vervangen door: Onverminderd het zevende lid.

5. In het nieuwe elfde lid wordt «achtste» vervangen door: negende.

Aa

In artikel 20, eerste lid, wordt «akten van de burgerlijke stand en andere authentieke akten houdende naamskeuze, erkenning,» vervangen door: akten van de burgerlijke stand en andere authentieke akten houdende naamskeuze, erkenning, ontkenning van het vaderschap door de moeder,.

Ab

In artikel 23b, tweede lid, eerste volzin, vervalt «met gelijktijdige erkenning door de vader».

B

Artikel 25, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Alvorens op grond van het eerste of derde lid tot de inschrijving van een huwelijksakte of van een akte van registratie van een partnerschap over te gaan, doet de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage zich een door de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet afgegeven verklaring als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel k, overleggen. Deze verklaring wordt opgesteld op verzoek van de echtgenoot of de geregistreerde partner op wie zij betrekking heeft. Bij het verzoek wordt een gewaarmerkt afschrift als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder a, overgelegd. Heeft deze geen woonplaats in Nederland, dan wordt zij opgesteld op verzoek van de andere echtgenoot of de andere geregistreerde partner. De verklaring is niet vereist indien:

    a. de echtgenoten of geregistreerde partners aannemelijk kunnen maken dat zij beiden buiten Nederland woonplaats hebben;

    b. de betrokken echtgenoot of geregistreerde partner die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, op grond van artikel 10 van de Vreemdelingenwet in Nederland verblijft dan wel in het bezit is van een vergunning tot verblijf zonder beperkingen;

    c. het huwelijk of het geregistreerd partnerschap ten minste tien jaren vóór de inschrijving is voltrokken, of

    d. het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is geëindigd.

C

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder k, wordt als volgt gewijzigd:

a. De tweede volzin wordt vervangen door: De verklaring wordt opgesteld op verzoek van de aanstaande echtgenoot op wie zij betrekking heeft. Bij het verzoek wordt een gewaarmerkt afschrift als bedoeld onder a, overgelegd.

b. De laatste volzin vervalt.

2. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, is niet vereist indien de aanstaande echtgenoten aannemelijk kunnen maken dat zij beiden buiten Nederland woonplaats hebben. De verklaring is evenmin vereist indien de aanstaande echtgenoot die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, op grond van artikel 10 van de Vreemdelingenwet in Nederland verblijf heeft dan wel in het bezit is van een vergunning tot verblijf zonder beperkingen.

D

In artikel 53, eerste lid, wordt de zinsnede «artikelen 31 tot en met 33 en 41 van dit Boek» vervangen door: artikelen 31 tot en met 33, 41 en 42.

E

In artikel 57 wordt de zinsnede «artikelen 31 tot en met 33 en 41 van dit Boek» vervangen door: artikelen 31 tot en met 33, 41 en 42.

F

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 58, eerste lid, worden de woorden «meer dan twee maanden» vervangen door: meer dan zes maanden.

2. Artikel 58, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De verklaring wordt opgesteld op verzoek van de aanstaande echtgenoot op wie zij betrekking heeft. Heeft deze geen woonplaats in Nederland, dan wordt zij opgesteld op verzoek van de andere aanstaande echtgenoot. De verklaring is niet vereist indien de aanstaande echtgenoten aannemelijk kunnen maken dat zij beiden buiten Nederland woonplaats hebben. De verklaring is evenmin vereist indien de aanstaande echtgenoot die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, op grond van artikel 10 van de Vreemdelingenwet in Nederland verblijf heeft dan wel in het bezit is van een vergunning tot verblijf zonder beperkingen.

G

Artikel 80a komt te luiden:

Artikel 80a

  • 1. Een persoon kan tegelijkertijd slechts met één andere persoon van hetzelfde of andere geslacht een geregistreerd partnerschap aangaan.

  • 2. Zij die een geregistreerd partnerschap aangaan, mogen niet tegelijkertijd gehuwd zijn.

  • 3. Registratie van partnerschap geschiedt bij een akte van registratie van partnerschap opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand.

  • 4. Zij die een geregistreerd partnerschap willen aangaan, moeten daarvan onder overlegging van gegevens omtrent hun burgerlijke staat, en indien zij eerder een partnerschap hadden laten registreren of gehuwd zijn geweest, met vermelding van de namen van de vroegere partner dan wel van de namen van de vroegere echtgenoot, aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van één der partijen. Wanneer de aanstaande geregistreerde partners, van wie ten minste één de Nederlandse nationaliteit bezit, buiten Nederland woonplaats hebben en in een Nederlandse gemeente een geregistreerd partnerschap met elkaar willen aangaan, geschiedt de aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage. De artikelen 43, tweede tot en met vierde lid, en 46 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Een partnerschapsregistratie kan worden gestuit, indien partijen niet de vereisten in zich verenigen om de registratie aan te gaan, dan wel wanneer het oogmerk van de aanstaande geregistreerde partners, of één hunner, niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de partnerschapsregistratie verbonden plichten, doch op het verkrijgen van toelating tot Nederland. Op een stuiting zijn de artikelen 51, 52, 53, tweede en derde lid, en 54 tot en met 56 van overeenkomstige toepassing. Het openbaar ministerie is verplicht een partnerschapsregistratie te stuiten, indien het met een van de in de artikelen 31, eerste en derde lid, 32, 41 en in het eerste en tweede lid van dit artikel omschreven beletselen bekend is. Indien aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een van de in de vorige zin genoemde beletselen bekend is, mag hij niet tot een aangifte of registratie meewerken, ook al zou geen stuiting hebben plaatsgehad.

  • 6. Ter zake van de partnerschapsregistratie zijn de artikelen 31, eerste en derde lid, 32, 35 tot en met 39, 41, 44 tot en met 49, 58, en 62 tot en met 66 van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Op de nietigverklaring van een partnerschapsregistratie zijn van overeenkomstige toepassing de artikelen 69 tot en met 73, 74, met uitzondering van de grond betreffende zwangerschap, 75 tot en met 77, eerste lid en tweede lid, onderdelen b en c.

  • 8. Op het bewijs van het bestaan van de partnerschapsregistratie zijn de artikelen 78 en 79 van overeenkomstige toepassing.

H

Artikel 80e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de artikelen 153,» vervangen door: de artikelen 151, 153, .

2. Het derde lid vervalt.

I

Aan het slot van titel 5A wordt een nieuw artikel 80f ingevoegd, luidende:

Artikel 80f

Indien de partijen wier geregistreerd partnerschap is beëindigd, opnieuw een geregistreerd partnerschap met elkaar aangaan dan wel met elkaar in het huwelijk treden, herleven alle gevolgen van het geregistreerd partnerschap van rechtswege alsof er geen beëindiging heeft plaats gehad. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die tussen de inschrijving van de beëindiging en de nieuwe registratie of het huwelijk zijn verricht, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling. Op het maken of wijzigen van de voorwaarden, bedoeld in titel 8, vóór het aangaan van de nieuwe registratie of het huwelijk is artikel 119 van overeenkomstige toepassing.

Ia

In de eerste volzin van artikel 159, tweede lid, wordt «tenzij deze binnen drie maanden» vervangen door: tenzij dit binnen drie maanden.

J

Artikel 169, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De artikelen 151, 154 tot en met 159a zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijnen, bedoeld in artikel 157, derde tot en met zesde lid, aanvangen op de dag waarop de beschikking tot scheiding van tafel en bed is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116, en dat de duur van het huwelijk wordt berekend tot die dag.

K

Artikel 173 komt te luiden:

Artikel 173

  • 1. De scheiding van tafel en bed komt tot stand door de inschrijving van de beschikking in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116.

  • 2. De inschrijving geschiedt op verzoek van de echtgenoten of van één van hen.

  • 3. Indien het verzoek niet is gedaan uiterlijk zes maanden na de dag waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, verliest de beschikking haar kracht.

L

Artikel 174 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 174, eerste lid, wordt de zinsnede «nadat de beschikking van scheiding van tafel en bed in kracht van gewijsde is gegaan, » vervangen door: nadat de beschikking waarbij de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, is ingeschreven, .

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een op het eerste lid gegronde rechtsvordering kan niet later worden ingesteld dan drie jaren na de inschrijving van de beschikking van scheiding van tafel en bed.

M

Artikel 175 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 175, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Op verzoek van een echtgenoot kan de rechter bij de beschikking houdende scheiding van tafel en bed of bij latere uitspraak bepalen dat, als die echtgenoot ten tijde van de inschrijving van de beschikking een woning bewoont die aan de andere echtgenoot uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, hij jegens de andere echtgenoot bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking, tegen een redelijke vergoeding voort te zetten.

2. In het tweede lid wordt «een andere echtgenoot» vervangen door: de andere echtgenoot.

N

Artikel 176 komt te luiden:

Artikel 176

  • 1. Een scheiding van tafel en bed eindigt door de verzoening van de echtgenoten, op het tijdstip dat zij op hun eensluidend verzoek in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116, hebben doen inschrijven dat de scheiding heeft opgehouden te bestaan.

  • 2. De inschrijving doet alle gevolgen van het huwelijk van rechtswege herleven, alsof er geen scheiding van tafel en bed had plaatsgehad. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die tussen de scheiding van tafel en bed en de verzoening zijn verricht, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.

O

Artikel 177 vervalt.

P

In artikel 179, eerste lid, vervalt de tweede volzin.

Q

In artikel 182 wordt de zinsnede «tot de dag waarop de beschikking tot scheiding van tafel en bed in kracht van gewijsde is gegaan» vervangen door: tot de dag waarop de beschikking tot scheiding van tafel en bed is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116.

R

Aan artikel 227 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In zaken van adoptie is de minderjarige ouder bekwaam in rechte op te treden.

Ra

In artikel 253n, tweede lid, wordt «vijfde lid» vervangen door: vierde lid.

S

In artikel 253p, tweede lid, wordt de zinsnede «of voordat de beschikking houdende scheiding van tafel en bed in kracht van gewijsde is gegaan» vervangen door: of voordat de beschikking houdende scheiding van tafel en bed is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116.

T

Artikel 253w wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de eerste volzin wordt de volgende zin opgenomen: Indien het gezamenlijk gezag door de meerderjarigheid van het kind is geëindigd, duurt de onderhoudsplicht voort totdat het kind de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt.

2. De laatste volzin komt te luiden: De artikelen 392, derde lid, 395a, eerste lid, 395b, 397, 398, 399, 400, 401, eerste, vierde en vijfde lid, 402, 402a, 403, 404, eerste lid, 406 en 408 zijn van overeenkomstige toepassing.

U

In artikel 293, onder c, wordt het woord «andere» vervangen door: ander

V

Artikel 301 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 301 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

2. In het nieuwe tweede lid vervalt de zinsnede «aan de raad voor de kinderbescherming en».

W

In artikel 396, tweede lid, vervalt de zinsnede «krachtens een in kracht van gewijsde gegane beschikking».

X

In artikel 452, vierde lid, derde volzin, worden de woorden «de rechthebbende» vervangen door: de betrokkene.

ARTIKEL II

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 447 wordt aan het slot een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In op die behandelingsovereenkomst betrekking hebbende aangelegenheden is de minderjarige bekwaam in en buiten rechte op te treden.

ARTIKEL III

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 826, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

  • 1. De voorlopige voorzieningen verliezen hun kracht zodra een beschikking waarbij de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand onderscheidenlijk het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of zodra de mogelijkheid daartoe vervalt, met dien verstande dat:

B

In artikel 827, eerste lid, wordt na onderdeel e, onder vervanging van de punt door een puntkomma, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

f. een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met e,mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.

ARTIKEL IV

Artikel 36a van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «over het huwelijk dat is gesloten tussen echtgenoten» vervangen door: over het huwelijk of het geregistreerd partnerschap dat is gesloten tussen echtgenoten dan wel geregistreerde partners.

2. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De verklaring, bedoeld in het eerste lid, is niet vereist indien voldaan is aan de eisen genoemd in artikel 25, vierde lid, onder b, c of d, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

3. In het nieuwe derde lid wordt «en tweede lid» vervangen door: en derde lid.

ARTIKEL V

De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding4 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder b, wordt «de datum waarop de beschikking in kracht van gewijzigde gaat;» vervangen door: de datum van inschrijving van de beschikking in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; .

B

In artikel 2, vierde lid, wordt «dan wel, ingeval van scheiding van tafel en bed, zich hebben verzoend» vervangen door: dan wel, ingeval van scheiding van tafel en bed, in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, hebben doen inschrijven dat de scheiding heeft opgehouden te bestaan.

ARTIKEL VI

Op een beslissing tot scheiding van tafel en bed dan wel op een beëindiging van een scheiding van tafel en bed van rechtswege door verzoening van de echtgenoten die voor het tijdstip van het in werking treden van artikel I, onderdeel K, kon worden ingeschreven in het in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aangewezen huwelijksgoederenregister, maar daarin niet ingeschreven is, blijven artikel 173, onderscheidenlijk de artikelen 177 en 179, eerste lid, tweede volzin, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zoals deze tot aan het bedoelde tijdstip golden, van toepassing. Voor het tijdstip van totstandkoming van de scheiding van tafel en bed wordt in zodanig geval ook voortaan van het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke beslissing uitgegaan.

ARTIKEL VII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 december 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Uitgegeven de elfde januari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2000, Stb. 2001, 10.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 571.

XNoot
3

Stb. 1994, 494, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

XNoot
4

Stb. 1994, 342, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2000, Stb. 628.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 26 862.

Handelingen II 2000/2001, blz. 1287.

Kamerstukken I 2000/2001, 26 862 (79, 79a).

Handelingen I 2000/2001, zie vergadering d.d. 11 december 2000.

Naar boven