Wet van 1 februari 2000, houdende wijziging van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de apotheker van een ziekenhuis ook geneesmiddelen mag bereiden en afleveren aan of ten behoeve van anderen dan de in het ziekenhuis opgenomen patiënten en het inwonende personeel;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de geneesmiddelenvoorziening1 wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 13 wordt vervangen door:

Artikel 13

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder «ziekenhuis»: een krachtens artikel 8a van de Ziekenfondswet als ziekenhuis toegelaten instelling.

  • 2. In een ziekenhuis met een grootte, gelijk aan of meer dan een bij ministeriële regeling vast te stellen aantal bedden, bestemd voor opname van patiënten, is een apotheek gevestigd waarin de bereiding en aflevering van geneesmiddelen geschiedt door een in het register van gevestigde apothekers, bedoeld in artikel 14, ingeschreven apotheker die in dienst is van de rechtspersoon die het ziekenhuis in stand houdt.

  • 3. De aflevering van geneesmiddelen ten behoeve van patiënten die zijn opgenomen in een krachtens artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten als zodanig toegelaten psychiatrisch ziekenhuis, verpleeginrichting of zwakzinnigeninrichting, of in een ziekenhuis waarin geen apotheek is gevestigd, geschiedt door of onder toezicht van een apotheker die is ingeschreven in het register bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Onze Minister kan voor een bepaald ziekenhuis of voor bepaalde groepen van ziekenhuizen, al dan niet onder het stellen van voorwaarden, ontheffing verlenen van de in het tweede lid bedoelde verplichting tot het vestigen van een apotheek.

B

In artikel 31, eerste lid, onderdeel b, wordt «13, eerste en tweede lid,» vervangen door: 13.

ARTIKEL II

Na de inwerkingtreding van deze wet berust de Beschikking van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 15 juli 1963, gepubliceerd in de Staatscourant van 15 juli 1963, nr. 48, op artikel 13, tweede lid, van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening, zoals die na de inwerkingtreding van deze wet komt te luiden.

ARTIKEL III

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 februari 2000

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de negenentwintigste februari 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1958, 408, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/1997, 1997/1998, 25 408.

Handelingen II 1997/1998, blz. 6386–6417; 6432–6433.

Kamerstukken I 1997/1998, 25 408 (419); 1998/1999, 25 408 (41, 41a (herdr.), 41b, 41c, 41d); 1999/2000, 25 408 (51, 51a).

Handelingen I 1999/2000, blz. 179–198.

Naar boven