Besluit van 24 januari 2000, houdende wijziging van het Warenwetbesluit kosmetische produkten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 1999, GZB/C&O/994117, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 4, 5, 8, en 14 van de warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 november 1999, No. W 13.99.0489/III);

Gezien het nader rapport van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 januari 2000, GZB/C&O/2022 990 uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Warenwetbesluit kosmetische produkten1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt vernummerd tot het vijfde lid.

2. Na het tweede lid wordt een nieuw derde en vierde lid ingevoegd, luidende;

  • 3. Het is de in artikel 6, eerste lid, genoemde personen verboden kosmetische produkten af te leveren anders dan met inachtneming van de voorschriften in of krachtens dit besluit gesteld ten aanzien van de artikel 6, eerste lid, onder a tot en met f, genoemde gegevens.

  • 4. Het is verboden kosmetische produkten te verhandelen anders dan met inachtneming van de voorschriften krachtens dit besluit gesteld ten aanzien van de in artikel 3, tweede lid, onder g, i en j, genoemde onderwerpen.

B. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde tot en met het zesde lid wordt vernummerd tot het vierde tot en met het zevende lid.

2. Na het tweede lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd luidende:

  • 3. Een wijziging van de in het tweede lid genoemde richtlijn, gaat voor de toepassing van het in dat lid bepaalde, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit en de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 januari 2000

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de vijftiende februari 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Onderhavig besluit strekt tot het introduceren van een sanctie op het niet nakomen van voorschriften gesteld bij of krachtens een tweetal artikelen van het Warenwetbesluit kosmetische produkten.

Het gaat in dit verband om:

– de verplichtingen als bepaald in artikel 6 met betrekking tot gegevens die ter beschikking van de toezichthoudende ambtenaren gereed dienen te worden gehouden en,

– verplichtingen welke krachtens het bepaalde in artikel 3, tweede lid, onder g, i en j kunnen worden voorgeschreven bij ministeriële regeling.

Artikel 6, eerste lid, verplicht bepaalde verhandelaren van cosmetische producten gegevens met betrekking tot onder andere de samenstelling, de eventuele ongewenste bijwerkingen, de specificaties van grondstoffen alsmede de beoordeling van de veiligheid van cosmetische producten, gereed te hebben liggen om deze ter beschikking te kunnen stellen aan de toezichthoudende ambtenaren indien deze daarom verzoeken. Ingevolge het tweede lid van artikel 6, dient de genoemde beoordeling van veiligheid te worden uitgevoerd overeenkomstig de Europese beginselen van goede laboratoriumpraktijken.

Het nieuwe vierde (oud: derde lid) van artikel 6 schrijft voor dat de in het eerste lid bedoelde gegevens in de Nederlandse, Engelse, Duitse of Franse taal beschikbaar moeten zijn.

Krachtens artikel 3, tweede lid, kunnen bij ministeriele regeling naast (nadere) eisen aan cosmetische producten, tevens voorschriften inzake de te hanteren methoden van onderzoek, de geheimhouding van te vermelden ingrediënten en de te volgen productiemethoden (onderdelen g, i en j), worden vastgesteld. Het gaat hier derhalve om eisen die zich niet richten op het product zelf maar denk in dat verband aan productiemethoden – die wel van grote invloed kunnen zijn op uiteindelijke eigenschappen van het product.

Gebleken is dat op het niet nakomen van voornoemde verplichtingen geen sanctie was gesteld. In artikel 2 van het besluit is namelijk wel de verhandeling van cosmetische producten verboden die niet voldoen aan de daaraan bij of krachtens het besluit gestelde eisen, maar ontbreekt een soortgelijke verbodsbepaling indien ten aanzien van deze producten de voorschriften als bedoeld in de artikelen 3 en 6, niet in acht zijn genomen.

Voorliggend besluit beoogt deze omissie te corrigeren. Het nieuwe derde lid van artikel 2 verbiedt de in artikel 6, eerste lid, genoemde verhandelaren producten af te leveren indien zij eerdergenoemde gegevens niet gereed hebben liggen. Het nieuwe vierde lid verbiedt iedere verhandelaar cosmetische producten te verhandelen indien ten aanzien daarvan de in artikel 3 bedoelde voorschriften niet in acht zijn genomen.

Tevens wordt met dit besluit uitvoering gegeven aan Aanwijzing 343 van de aanwijzingen voor de regelgeving. In artikel 6, tweede lid, van het Warenwetbesluit Kosmetische produkten is een dynamische verwijzing opgenomen betreffende Richtlijn 87/18/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1986 inzake de beginselen van goede laboratoriumpraktijken, de zogenaamde GLP (Good Laboratory Practice) Richtlijn. Volgens genoemde aanwijzing dient in het geval van een dynamische verwijzing tevens te worden aangegeven vanaf welk tijdstip wijzigingen van de richtlijn in kwestie gaan gelden in de Nederlandse wetgeving. Een dergelijke bepaling ontbrak. In deze omissie wordt voorzien door het nieuwe derde lid van artikel 6.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1995, 519, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 december 1997, Stb. 719.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 maart 2000, nr. 52.

Naar boven