Besluit van 26 januari 2000, houdende regels voor de verstrekking van gegevens door aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten met het oog op het onderzoek van telecommunicatie (Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van

20 mei 1998, nr. HDTP/98/1553/HW, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post in overeenstemming met Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 13.1, tweede lid, 13.2, derde lid, 13.4, derde lid, en 20.18 van de Telecommunicatiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 19 augustus 1998, nr. W09.98.0215);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 januari 2000, nr. DGTP/99/3602/JdJ, Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: Telecommunicatiewet;

b. informatiepunt: het Centraal informatiepunt onderzoek telecommunicatie, bedoeld in artikel 2;

c. aanbieder: de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst;

d. bevoegde autoriteit:

1e. de rechter-commissaris in strafzaken, de officier van justitie, de beheerder van een politiekorps of het hoofd van een opsporingsdienst, dan wel de door de beheerder voor zijn korps of door het hoofd voor zijn dienst aangewezen opsporingsambtenaar,

2e. het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, of de door hem aangewezen ambtenaar;

e. informatie: de informatie, bedoeld in artikel 13.4, eerste lid, van de wet, voor zover deze informatie geen betrekking heeft op een ander nummer dan het aansluitnummer;

f. gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon die met de aanbieder een overeenkomst is aangegaan met betrekking tot het gebruik van een netwerk of de levering van een openbare telecommunicatiedienst, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die daadwerkelijk gebruik maakt van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst;

g. aansluitnummer:

1°. bij vaste openbare telefoonnetwerken, onderscheidenlijk vaste openbare telefoondiensten: het bij een netwerkaansluitpunt behorende nummer;

2°. bij mobiele openbare telefoonnetwerken, onderscheidenlijk, openbare mobiele telefoondiensten: het Mobile Station Integrated Systems Digital Network Number.

Artikel 2

Onze Minister van Justitie is belast met het langs geautomatiseerde weg doorgeleiden van verzoeken om en verstrekkingen van informatie. Hij voert deze taak uit door middel van het Centraal informatiepunt onderzoek telecommunicatie.

Artikel 3

  • 1. Het informatiepunt, de bevoegde autoriteit en de aanbieder treffen ieder de technische voorzieningen die nodig zijn teneinde uitvoering te geven aan het derde, vierde en vijfde lid. De technische voorzieningen voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 4 en 5 en aan de specificaties die zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

  • 2. De bevoegde autoriteit verzoekt om verstrekking van informatie door tussenkomst van het informatiepunt. De bevoegde autoriteit doet het verzoek langs geautomatiseerde weg.

  • 3. De aanbieder verstrekt de informatie door tussenkomst van het informatiepunt. Daartoe verleent de aanbieder het informatiepunt langs geautomatiseerde weg gedurende 24 uur per dag rechtstreekse toegang tot een bestand als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 4. Het informatiepunt vergelijkt langs geautomatiseerde weg de gegevens waarop het verzoek betrekking heeft met de gegevens in het bestand, bedoeld in artikel 4, eerste lid. Wanneer de gegevens waarop het verzoek betrekking heeft aanwezig zijn in het bestand, worden deze langs geautomatiseerde weg door het informatiepunt doorgeleid aan de bevoegde autoriteit.

  • 5. Op verzoek van de bevoegde autoriteit voorziet de aanbieder zonder tussenkomst van het informatiepunt in correctie van of toelichting op de gegevens, bedoeld in het vierde lid, tweede volzin.

Artikel 4

  • 1. De aanbieder beschikt over een bestand waarin de volgende gegevens zijn opgenomen van de personen die gebruik maken van een dienst of netwerk van de aanbieder:

    a. naam, adres, postcode en woonplaats,

    b. de telecommunicatiedienst die wordt afgenomen en,

    c. het aansluitnummer dat, onderscheidenlijk de aansluitnummers die, aan een gebruiker zijn verleend.

  • 2. De aanbieder actualiseert de gegevens in het bestand, bedoeld in het eerste lid, ten minste iedere 24 uur, door een aanpassing van de gegevens aan de meest actuele gegevens die hij gebruikt voor zijn bedrijfsvoering.

Artikel 5

  • 1. Een verzoek van de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, tweede lid, kan slechts worden gedaan door een door Onze Minister van Justitie geautoriseerde ambtenaar die daartoe gebruik maakt van een hem toegekende toegangscode.

  • 2. De technische voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn alleen toegankelijk voor personen die door Onze Minister van Justitie zijn geautoriseerd.

  • 3. De vergelijking en doorgeleiding, bedoeld in artikel 3, vierde lid, kan 24 uur per dag plaatsvinden.

  • 4. Bij de toegang, bedoeld in artikel 3, derde lid, tot het bestand, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en de vergelijking en doorgeleiding, bedoeld in artikel 3, vierde lid, worden:

    a. geen gegevens betreffende de bevoegde autoriteit, de inhoud van het verzoek en de beantwoording van het verzoek aan de aanbieder bekend,

    b. geen gegevens van de aanbieder bekend aan anderen dan het informatiepunt of de bevoegde autoriteit,

    c. aan het informatiepunt of de bevoegde autoriteit geen andere gegevens bekend dan die welke ingevolge artikel 4, eerste lid, zijn opgenomen in het in dat artikellid bedoelde bestand.

  • 5. De vergelijking, bedoeld in artikel 3, vierde lid, vindt slechts plaats aan de hand van een in het verzoek opgenomen gegeven betreffende naam, adres of nummer.

  • 6. De doorgeleiding, bedoeld in artikel 3, vierde lid, betreft slechts de gegevens waarop het verzoek zich richt.

Artikel 6

Bij regeling van Onze Minister van Justitie kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de werkwijze van het informatiepunt.

Artikel 7

  • 1. Onze Minister van Justitie draagt er zorg voor dat het informatiepunt voor elke informatieverstrekking een kenmerk vastlegt aan de hand waarvan kan worden herleid door welke aanbieder, aan welke bevoegde autoriteit en op welke rechtsgrondslag informatie is verstrekt. De vastlegging wordt gedurende drie jaren bewaard.

  • 2. Onze Minister van Justitie draagt er zorg voor dat het informatiepunt geen gegevens opslaat als bedoeld in artikel 4, eerste lid. De vastlegging, bedoeld in het eerste lid, vindt op zodanige wijze plaats dat daarin geen gegevens worden opgenomen die herleidbaar zijn tot personen op wie een verzoek om informatie betrekking heeft.

Artikel 8

Onze Minister van Justitie stelt jaarlijks een verslag op waarin voor wat betreft de opsporing van strafbare feiten melding wordt gemaakt van het aantal malen waarin door tussenkomst van het informatiepunt aan een bevoegde autoriteit informatie is verstrekt. Deze vermelding is in ieder geval uitgesplitst naar:

a. de rechtsgrondslag van het verzoek van de bevoegde autoriteit,

b. de arrondissementsparketten en de politiekorpsen, of andere opsporingsdiensten.

Artikel 9

Met de in artikel 3, eerste lid, bedoelde technische voorzieningen worden gelijkgesteld technische voorzieningen die rechtmatig zijn geproduceerd of in de handel zijn gebracht in een andere lid-staat van de Europese Unie dan wel rechtmatig zijn geproduceerd in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en die ten minste aan gelijkwaardige eisen voldoen.

Artikel 10

In het Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

f. gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon die met de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst een overeenkomst is aangegaan met betrekking tot het gebruik van een netwerk of de levering van een openbare telecommunicatiedienst, alsmede degene die daadwerkelijk gebruik maakt van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst;

g. bevoegde autoriteit:

1°. de opsporingsambtenaar belast met de uitvoering van een bijzondere last,

2°. het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen e en h wordt «de in de bijzondere last vermelde personen of instanties» telkens vervangen door: de in de bijzondere last vermelde bevoegde autoriteit.

2. In onderdeel i wordt «, in de bijzondere last vermelde personen of instanties» vervangen door: bevoegde autoriteiten.

C

In artikel 3 wordt na «met het bij ministeriële regeling vast te stellen technisch protocol» toegevoegd: , dan wel met de bij ministeriële regeling vast te stellen andere eisen of uitgangspunten.

D

In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de tweede volzin wordt «Tevens kunnen» vervangen door: Bij ministeriële regeling kunnen tevens .

2. Na de tweede volzin worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Bij deze regeling kan worden bepaald dat deze maatregelen en voorzieningen de instemming van een bij die regeling aan te wijzen bestuursorgaan of bevoegde autoriteit behoeven. Voorts kan bij deze regeling worden bepaald dat de desbetreffende bestuursorganen of bevoegde autoriteiten bevoegd zijn beveiligingseisen vast te stellen.

Artikel 11

  • 1. De artikelen 2 tot en met 7 zijn niet van toepassing op verzoeken om informatie gericht tot of verstrekkingen van informatie afkomstig van de aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst die uitsluitend bestaat in de verlening van toegang tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten.

  • 2. Onze Minister van Justitie, een aanbieder als bedoeld in het eerste lid en iedere bevoegde autoriteit kunnen gezamenlijk beslissen bij de verzoeken en de verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, gebruik te maken van het informatiepunt en daarbij toepassing te geven aan de artikelen 2 tot en met 7.

Artikel 12

  • 1. Artikel 10 van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. De overige artikelen treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Artikel 11 van dit besluit vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 januari 2000

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Uitgegeven de vijftiende februari 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage bij het Besluit van 26 januari 2000, houdende regels voor de verstrekking van gegevens door aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten met het oog op het onderzoek van telecommunicatie (Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie)

Specificatie interface voor aanlevering gegevens aan het informatiepunt

1. Gegevensverstekking

1. De aanbieder verstrekt de navolgende op de gebruiker betrekking hebbende gegevens:

a. naam;

b. adres;

c. woonplaats;

d. postcode;

e. aansluitnummer;

f. soort telecommunicatiedienst;

g. de identiteit van de telecommunicatie-aanbieder.

2. Onder nummers worden mede begrepen: afgeschermde en geheime nummers.

2. Standaard voor verstrekking van de gegevens

De aanbieder verstrekt de gegevens die in de bedrijfsvoering zijn opgenomen. De verstrekking geschiedt zo veel mogelijk overeenkomstig de standaarden NEN 1888 (persoonsgegevens) en NEN 5825 (adressen). Indien deze standaarden niet worden gehanteerd, worden door de aanbieder niet gebruikte velden in het bestand «leeg» opgenomen.

3. Standaard voor de tekenset

De aanbieder maakt gebruik van de tekenset «Extended ASCII» die is voorzien van veld- en recordscheiding. De aanbieder draagt zorg voor goed leesbare gegevens.

4. Informatiedrager

De aanbieder maakt gebruik van een informatiedrager die functioneel is voor de interface. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een permanente of tijdelijke netwerkverbinding met een FTP-protocol.

5. Veiligheidseisen

De gegevens worden zodanig verstrekt dat:

a. ongeautoriseerde toegang tot het bestand niet mogelijk is;

b. de integriteit en de onaantastbaarheid van het bestand verzekerd is;

c. verstoring van de communicatie met het systeem niet mogelijk is, waarbij als maatstaf geldt de hoogste mate van beveiliging die in dit opzicht vrij op de markt verkrijgbaar is.

6. Anonimiteit van de gegevens

De doorgeleiding van gevraagde gegevens geschiedt anoniem. Deze anonimiteit dient technisch gewaarborgd te zijn. Met uitzondering van de periode gedurende welke de gegevens worden ingevoerd of worden geactualiseerd is het bestand niet toegankelijk voor de desbetreffende aanbieder. Gedurende de invoer, respectievelijk de actualisering van de gegevens, is de verbinding met het informatiepunt verbroken.

7. Onbeperkte toegankelijkheid voor het informatiepunt

Het bestand en de bijbehorende lokale configuratie zijn permanent voor het informatiepunt toegankelijk, behoudens de perioden waarin de gegevens worden ingevoerd, onderscheidenlijk worden geactualiseerd, en in situaties van overmacht.

8. Actualiteit van de gegevens

Het bestand wordt eenmaal per etmaal geactualiseerd aan de laatste stand van de gegevens, zoals deze voorkomen in de bedrijfsvoering van de aanbieder.

9. Responstijd

Het bestand dient met een adequate snelheid bevraagd te kunnen worden. De gevraagde gegevens dienen binnen een gering aantal minuten te kunnen worden aangeleverd. Volstaan kan worden met het verstrekken van een zogenaamde platte tabel.

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

De telecommunicatiemarkt ontwikkelt zich van een gereguleerd monopolie naar een situatie waarin meer marktpartijen in onderlinge concurrentie netwerken en diensten aanbieden. De opsporingsdiensten en de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) zijn van hen afhankelijk bij het onderzoek naar telecommunicatie van de personen die het doelwit van hun taakuitoefening vormen. De tot voor kort bestaande situatie dat de opsporingsdiensten en de BVD zich met één of met hooguit enkele aanbieders behoeven te verstaan, is voorbij. Teneinde te voorkomen dat zij hun weg moeten vinden in een onbepaalde veelheid van aanbieders, is het nodig een centrale voorziening te treffen waarlangs gegevens kunnen worden verkregen, zodat kan worden vastgesteld tot welke aanbieder zij zich dienen te wenden met een verzoek om medewerking. Artikel 13.4 van de Telecommunicatiewet (hierna: de wet) biedt hiertoe een basis.

2. Verplichtingen tot het verstrekken van informatie

Het besluit geeft uitvoering aan artikel 13.4, derde lid, van de wet. Artikel 13.4 is gewijzigd bij tweede nota van wijziging (kamerstukken II 1997/98, 25 533, nr. 8) en bij amendement (kamerstukken II, 1997/98, 25 533, nr. 74). Daarnaast is bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat uitgesproken dat in een reparatiewet in artikel 13.4, eerste lid, eerste volzin, de woorden «in ieder geval» zullen worden geschrapt (Handelingen I 1997/98, blz. 3–44). In het navolgende wordt daar reeds van uitgegaan. Het eerste lid van artikel 13.4 van de wet verplicht aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken ertoe die informatie te verstrekken die noodzakelijk is om de daartoe bevoegde autoriteiten in staat te stellen om de bij de wet geregelde bevoegdheden tot het onderzoek aan telecommunicatie te kunnen uitoefenen. Het gaat om de bevoegdheid tot het aftappen of opnemen van telecommunicatie en om de bevoegdheid tot het vorderen van verkeersgegevens. Artikel 13.4 van de wet verplicht de aanbieders niet tot het buiten deze twee gevallen verstrekken van gegevens. Artikel 13.4, eerste lid, tweede volzin, van de wet vermeldt dat de te verstrekken informatie de volgende gegevens omvat: het aan een gebruiker verleende nummer, de door hem afgenomen openbare telecommunicatiedienst en de bij een nummer behorende naam-, adres-, postcode- en woonplaatsgegevens. De verplichting voor de aanbieder deze gegevens te verstrekken, impliceert dat de bevoegde autoriteit de beschikking krijgt over de informatie, nodig voor de uitoefening van zijn bevoegdheden tot onderzoek aan telecommunicatie, daaronder begrepen de identiteit van de aanbieder. In het bijzonder is voor de uitoefening van de bevoegdheden tot onderzoek aan telecommunicatie van belang het nummer. Met behulp van het nummer kan de gebruiker van telecommunicatie namelijk worden geïdentificeerd, in die zin dat het nummer te herleiden is tot de gebruiker van telecommunicatie, tegen wie de bevoegdheden tot onderzoek aan telecommunicatie kunnen worden toegepast. Het besluit regelt de wijze van verstrekken van het nummer, voor zover het betreft het aansluitnummer. Voor de wijze van verstrekking van andere nummers geeft het besluit geen regeling. Voor deze nummers zullen de bevoegde autoriteiten de aanbieders op een andere wijze moeten benaderen, zoals hierna onder 3 nog aan de orde komt. Het begrip «nummer» wordt in het artikelsgewijs deel toegelicht bij de artikelen 1, onder e, en 4, eerste lid, onder c.

Het besluit geeft geen uitwerking aan artikel 13.4, tweede lid, en artikel 3.10, vierde lid, van de wet. Aan een uitwerking van die twee artikelleden zal bij een afzonderlijke algemene maatregel van bestuur worden voorzien. Het betreft het op bijzondere wijze vergaren van nummergegevens, indien deze niet bij de aanbieder beschikbaar zijn. Dit besluit bevat tevens enkele wijzigingen van het Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten.

3. Het Centraal informatiepunt onderzoek telecommunicatie


XNoot
1

Stb. 1998, 642.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 maart 2000, nr. 52.

Naar boven