Besluit van 26 januari 2000, houdende wijziging van het Vergoedingenbesluit leden en plaatsvervangende leden huurcommissies en het Besluit verschuldigde vergoeding huurcommissie bij geliberaliseerde huurovereenkomsten (wijziging vergoedingen leden en plaatsvervangende leden huurcommissies)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 december 1999, nr. MJZ1999249509, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 3, vijfde lid, en 10, tweede lid, van de Wet op de huurcommissies;

De Raad van State gehoord (advies van 6 januari 2000, nr W08.99.0618/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 januari 2000, nr. MJZ 2000004662, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Vergoedingenbesluit leden en plaatsvervangende leden huurcommissies1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «f 130,–» vervangen door: f 200,–.

2. In het tweede lid wordt «f 180,–» vervangen door: f 250,–.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Reisbesluit 1971» vervangen door: Reisbesluit binnenland en de Reisregeling binnenland.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

Artikel II

In artikel 1 van het Besluit verschuldigde vergoeding huurcommissie bij geliberaliseerde huurovereenkomsten2 wordt «artikel 3, eerste lid, onder k, van de Wet op de huurcommissies» vervangen door: artikel 3, eerste lid, onder l, van de Wet op de huurcommissies.

Artikel III

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel II werkt terug tot en met 30 november 1999.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 januari 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de tiende februari 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Het onderhavige besluit voorziet in de eerste plaats in een wijziging van de hoogte van de dagvergoeding voor leden en plaatsvervangende leden voor het bijwonen van bijeenkomsten van de huurcommissie en van de dagvergoeding voor de waarnemend voorzitter voor het leiden van die bijeenkomsten (artikel I, onderdeel A). De afgelopen jaren is gebleken dat de vergoedingen dermate laag zijn dat het moeilijk is gekwalificeerde personen voor de hiervoor bedoelde functies te vinden of te behouden. De noodzaak tot verhoging van bedoelde vergoedingen wordt versterkt door het feit dat als gevolg van de inwerkingtreding per 30 november 1999 van de wet van 17 mei 1999 tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en enkele andere wetten (Stb. 233), waarbij een aparte onderhoudsprocedure wordt geïntroduceerd, de taken van de huurcommissie in belangrijke mate worden uitgebreid.

Bij de bepaling van de hoogte van de vergoedingen zijn de maximumbedragen, genoemd in de Regeling maximumbedragen vacatiegeld 1999 in acht genomen. Artikel 2 van die regeling maakt voor de vaststelling van het maximumbedrag van vacatiegeld onderscheid tussen een tweetal categorieën commissies (algemeen en zwaar). In het huidige Vergoedingenbesluit is evenwel in afwijking van de Regeling maximumbedragen vacatiegeld van 20 mei 1988 (Stcrt. 1988, 98) niet uitgegaan van de zwaarte van de commissie maar die van de individuele functies binnen de commissie. Vanwege de inwerkingtreding van de hiervoor genoemde wet van 17 mei 1999 is er thans voor gekozen dit uitgangspunt te verlaten en is het gewicht van de commissie als uitgangspunt genomen. Het gewicht van de huurcommissie in zijn geheel kan als zwaar worden aangemerkt, mede vanwege het feit dat de functie van waarnemend voorzitter thans reeds als «zwaar» is geclassificeerd. Voor de leden van de huurcommissie betekent de invoering van meergenoemde wet van 17 mei 1999 een grotere verzwaring van taken hetgeen ook tot uitdrukking is gebracht in de procentuele verkleining van het verschil in de beide vergoedingsbedragen. Ingevolge het onderhavige besluit blijft echter een onderscheid bestaan in de hoogte van de dagvergoeding voor leden en plaatsvervangende leden enerzijds en die voor de waarnemend voorzitter anderzijds teneinde recht te blijven doen aan de verschillen in zwaarte in de functie.

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om de verwijzing in artikel 2 van het Vergoedingenbesluit leden en plaatsvervangende leden huurcommissies naar het reeds ingetrokken Reisbesluit 1971 te vervangen door een verwijzing naar het Reisbesluit binnenland en de Reisregeling binnenland. Omdat de Reisbeschikking Nederland eveneens is ingetrokken, vervalt bovendien het tweede lid van dat artikel (artikel I, onderdeel B).

Daarnaast voorziet artikel II van dit besluit in een wijziging van artikel 1 van het Besluit verschuldigde vergoeding huurcommissie bij geliberaliseerde huurovereenkomsten, in die zin dat de verwijzing in dat artikel naar artikel 3, eerste lid, onderdeel k, van de Wet op de huurcommissies wordt vervangen door een verwijzing naar artikel 3, eerste lid, onderdeel l, van die wet. Laatstbedoelde wijziging houdt verband met de hiervoor genoemde wet van 17 mei 1999. Bij die wet wordt onder meer onderdeel k van artikel 3, eerste lid, van de Wet op de huurcommissies vernummerd tot onderdeel l van dat artikellid. Aangezien het onderhavige besluit later in werking zal treden dan 30 november 1999, werkt artikel II terug tot en met die datum (artikel III, tweede lid).

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes


XNoot
1

Stb. 1981, 563, gewijzigd bij besluit van 23 mei 1991, Stb. 267.

XNoot
2

Stb. 1994, 282, gewijzigd bij besluit van 2 september 1996, Stb. 459.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven