Besluit van 18 december 2000 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 13 december 2000 tot wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en van Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van de EG-richtlijn inzake de bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van geslacht (Stb. 635)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mr. A. E. Verstand-Bogaert, van 13 december 2000, Directie Arbeidsverhoudingen nr. AV/RV/2000/84144;

Gelet op artikel III van de Wet van 13 december 2000 tot wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en van Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van de EG-richtlijn inzake de bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van geslacht (Stb. 635);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet van 13 december 2000 tot wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en van Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van de EG-richtlijn inzake de bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van geslacht (Stb. 635) treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mr. A. E. Verstand-Bogaert, is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 december 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. E. Verstand-Bogaert

Uitgegeven de achtentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven