Wet van 21 december 2000 tot wijziging van een aantal socialeverzekeringswetten ter verkorting van beslistermijnen bij beschikkingen op aanvraag (Wet beslistermijnen sociale verzekeringen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de termijn waarbinnen een uitvoeringsorgaan een beschikking op aanvraag op grond van socialeverzekeringswetten dient te geven op eenduidige wijze in de diverse wetten vast te leggen en waar mogelijk in vergelijking met de huidige situatie te verkorten en in verband daarmee een aantal wetten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

De Algemene Kinderbijslagwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5b vervalt.

B

Het opschrift van hoofdstuk VI komt te luiden:

HOOFDSTUK VI. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie

C

Voor artikel 30 wordt in hoofdstuk VI, artikel 29c ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 29c

  • 1. Een beschikking op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

ARTIKEL II. ALGEMENE NABESTAANDENWET

De Algemene nabestaandenwet2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 33, vijfde lid, vervalt onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.

B

Het opschrift van hoofdstuk 7 komt te luiden:

HOOFDSTUK 7. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie

C

Voor artikel 65 wordt in hoofdstuk 7 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 64a

  • 1. Een beschikking op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

D

Artikel 106, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

ARTIKEL III. ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 vervalt.

B

Het opschrift van hoofdstuk VII komt te luiden:

HOOFDSTUK VII. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie

C

Voor artikel 52 wordt in hoofdstuk VII, artikel 51 ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 51

  • 1. Een beschikking op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

ARTIKEL IV. COÖRDINATIEWET SOCIALE VERZEKERING

De Coördinatiewet Sociale Verzekering4 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3c vervalt.

B

Het opschrift van paragraaf 6 komt te luiden:

§ 6. Strafbepaling

C

In paragraaf 6 wordt artikel 18 vernummerd tot artikel 17a.

D

Na het nieuwe artikel 17a wordt een paragraaf ingevoegd met het opschrift:

§ 7. Bepalingen in verband met de Algemene wetbestuursrecht en het beroep in cassatie

E

In paragraaf 7 komt het nieuwe artikel 18 als volgt te luiden:

Artikel 18

  • 1. Een beschikking op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

F

De artikelen 18c tot en met 20 worden in één paragraaf opgenomen met het opschrift:

§ 8. Slotbepalingen

ARTIKEL V. INVOERINGSWET STELSELHERZIENING SOCIALE ZEKERHEID

Artikel 1a van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid5 vervalt.

ARTIKEL VI. ORGANISATIEWET SOCIALE VERZEKERINGEN 1997

De Organisatiewet sociale verzekeringen 19976 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «doet daarvan schriftelijk melding bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen» toegevoegd: binnen een door het Landelijk instituut sociale verzekeringen te stellen termijn.

2. In het derde lid vervalt «zo spoedig mogelijk».

B

De artikelen 55 en 81 vervallen.

C

Na artikel 104 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 7A. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en in verband met beroep bij de Centrale Raad van Beroep

Artikel 105
  • 1. Onverminderd artikel 105a, worden beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 105a
  • 1. Een beschikking op grond van artikel 53, derde of vierde lid, wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag dan wel van de in artikel 53, derde lid, bedoelde melding.

  • 2. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid niet binnen dertien weken kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager onderscheidenlijk degene die een melding als bedoeld in artikel 53, derde lid, heeft gedaan, medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 106

In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het Landelijk instituut sociale verzekeringen binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

Artikel 106a

Tegen een besluit op grond van hoofdstuk 4, paragraaf 3, en op grond van artikel 77, 78 of 79, derde lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

D

Artikel 114 vervalt.

ARTIKEL VII. TOESLAGENWET

De Toeslagenwet7 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a vervalt.

B

Het opschrift van hoofdstuk V komt te luiden:

HOOFDSTUK V. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie

C

Voor artikel 38 worden in hoofdstuk V, de artikelen 36 en 37 ingevoegd, die komen te luiden:

Artikel 36

  • 1. Indien de aanvraag om een toeslag tezamen met een aanvraag om een loondervingsuitkering wordt ingediend, wordt de beschikking over de toeslag gegeven binnen de termijn die geldt voor het geven van een beschikking inzake de loondervingsuitkering.

  • 2. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid niet binnen de toepasselijke termijn kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen de toepasselijke termijn gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 37

  • 1. Onverminderd artikel 36, worden de beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

ARTIKEL VIII. WERKLOOSHEIDSWET

De Werkloosheidswet8 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2a vervalt.

B

Het opschrift van hoofdstuk X komt te luiden:

HOOFDSTUK X. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht

C

Voor artikel 128 wordt in hoofdstuk X, artikel 127 ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 127

  • 1. Onverminderd artikel 127a, worden beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

D

Na artikel 127 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 127a

  • 1. Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze wet wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Een beschikking over de betaling van een voorschot op grond van artikel 31 wordt gegeven binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Een beschikking op grond van hoofdstuk IV en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid niet binnen de toepasselijke termijn kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 5. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen de toepasselijke termijn gegeven kan worden, wordt deze termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

ARTIKEL IX. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen9 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 35, vijfde lid, wordt «bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn» vervangen door: termijn ingevolge artikel 95a, eerste lid,.

B

Artikel 95 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 95. Beslistermijnen

  • 1. Onverminderd de artikelen 72a, 75 en 95a, worden de beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 95a. Bijzondere beslistermijnen

  • 1. Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze wet, over de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, over voortzetting van een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 35, vierde lid, dan wel over herziening, intrekking of heropening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid advies is gevraagd aan een deskundige die niet onder verantwoordelijkheid van het Landelijk instituut sociale verzekeringen werkzaam is en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste vier weken en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid om andere dan de in het tweede en derde lid bedoelde redenen niet binnen dertien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

ARTIKEL X. WIJZIGING WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN PER 2004

Met ingang van 1 januari 2004 wordt de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen als volgt gewijzigd:

A

In artikel 35, vijfde lid, wordt «termijn ingevolge artikel 95a, eerste lid,» vervangen door: termijn ingevolge artikel 95.

B

Artikel 95a komt te luiden:

Artikel 95a. Bijzondere beslistermijnen

  • 1. Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze wet wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid om andere dan de in het tweede lid bedoelde redenen niet binnen dertien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

ARTIKEL XI. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten10 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 28, vijfde lid, wordt «bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn» vervangen door: termijn ingevolge artikel 69a, eerste lid,.

B

Artikel 69 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 69. Beslistermijnen

  • 1. Onverminderd artikel 69a, worden de beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 69a. Bijzondere beslistermijnen

  • 1. Een beschikking over de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, over voortzetting van een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 28, vierde lid, dan wel over herziening, intrekking of heropening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid advies is gevraagd aan een deskundige die niet onder verantwoordelijkheid van het Landelijk instituut sociale verzekeringen werkzaam is en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste vier weken en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid om andere dan de in het tweede en derde lid bedoelde redenen niet binnen dertien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

ARTIKEL XII. WIJZIGING WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN PER 2004

Met ingang van 1 januari 2004 wordt de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten als volgt gewijzigd:

A

In artikel 28, vijfde lid, wordt «termijn ingevolge artikel 69a, eerste lid,» vervangen door: termijn ingevolge artikel 69.

B

Artikel 69, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

C

Artikel 69a vervalt.

ARTIKEL XIII. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering11 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 34, vierde lid, wordt «bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn» vervangen door: termijn ingevolge artikel 87, eerste lid,.

B

Artikel 87 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 86a

  • 1. Onverminderd artikel 87, worden de beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 87

  • 1. Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze wet, over de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, over voortzetting van een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 34, derde lid, dan wel over herziening, intrekking of heropening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid advies is gevraagd aan een deskundige die niet onder verantwoordelijkheid van het Landelijk instituut sociale verzekeringen werkzaam is en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste vier weken en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid om andere dan de in het tweede en derde lid bedoelde redenen niet binnen dertien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

ARTIKEL XIV. WIJZIGING WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING PER 2004

Met ingang van 1 januari 2004 wordt de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering als volgt gewijzigd:

A

In artikel 34, vierde lid, wordt «termijn ingevolge artikel 87, eerste lid,» vervangen door: termijn ingevolge artikel 86a.

B

Artikel 87 komt te luiden:

Artikel 87

  • 1. Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze wet wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid om andere dan de in het tweede lid bedoelde redenen niet binnen dertien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

ARTIKEL XV. WET OP DE (RE)INTEGRATIE ARBEIDSGEHANDICAPTEN

De Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten12 wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 50 worden in hoofdstuk 8 twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 49a. Beslistermijnen

  • 1. Onverminderd artikel 49b, worden beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 49b. Bijzondere beslistermijnen

  • 1. Een beschikking op grond van artikel 16 of artikel 17 wordt gegeven binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Een beschikking op grond van artikel 24 wordt gegeven:

    a. indien de aanvraag betrekking heeft op het verkrijgen van een reïntegratie-uitkering die verband houdt met een proefplaatsing: binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag;

    b. indien de aanvraag betrekking heeft op het verkrijgen van een reïntegratie-uitkering die verband houdt met scholing: binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Een beschikking op grond van paragraaf 1 of 3 van hoofdstuk 4 wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Een beschikking op grond van artikel 44, tweede lid, wordt gegeven:

    a. indien de beschikking betrekking heeft op verlening van subsidie: binnen zeventien weken na een door het Landelijk instituut sociale verzekeringen te bepalen datum vóór welke aanvragen van subsidies als bedoeld in artikel 44, tweede lid, dienen te zijn ingediend;

    b. indien de beschikking betrekking heeft op vaststelling van subsidie: binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 5. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid niet binnen de toepasselijke termijn kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 6. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen de toepasselijke termijn gegeven kan worden, wordt deze termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

B

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift boven het artikel komt te luiden:

Artikel 50. Beslistermijnen bij bezwaarschriften

2. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.

ARTIKEL XVI. WIJZIGING WET OP DE (RE)INTEGRATIE ARBEIDSGEHANDICAPTEN PER 2004

Met ingang van 1 januari 2004 komt artikel 49b van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten te luiden:

Artikel 49b. Bijzondere beslistermijnen

  • 1. Een beschikking op grond van artikel 16 of artikel 17 wordt gegeven binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Een beschikking op grond van artikel 24 wordt gegeven:

    a. indien de aanvraag betrekking heeft op het verkrijgen van een reïntegratie-uitkering die verband houdt met een proefplaatsing: binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag;

    b. indien de aanvraag betrekking heeft op het verkrijgen van een reïntegratie-uitkering die verband houdt met scholing: binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Een beschikking op grond van artikel 44, tweede lid, wordt gegeven:

    a. indien de beschikking betrekking heeft op verlening van subsidie: binnen zeventien weken na een door het Landelijk instituut sociale verzekeringen te bepalen datum vóór welke aanvragen van subsidies als bedoeld in artikel 44, tweede lid, dienen te zijn ingediend;

    b. indien de beschikking betrekking heeft op vaststelling van subsidie: binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid niet binnen de toepasselijke termijn kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 5. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen de toepasselijke termijn gegeven kan worden, wordt deze termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

ARTIKEL XVII. WET PREMIEREGIME BIJ MARGINALE ARBEID

Artikel 3, derde lid, van de Wet premieregime bij marginale arbeid13 vervalt.

ARTIKEL XVIII. ZIEKTEWET

De Ziektewet14 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2b vervalt.

B

Het opschrift van de derde afdeling komt te luiden:

DERDE AFDELING. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie

C

Voor artikel 73 worden in paragraaf 1 twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 72a

  • 1. Onverminderd artikel 72b, worden beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde lid is gedaan.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 72b

  • 1. Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze wet wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Een beschikking die uitsluitend betrekking heeft op het al dan niet bestaan of voortbestaan van de ongeschiktheid tot werken wordt gegeven binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, de aangifte van de ongeschiktheid of van de ziekmelding aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, bedoeld in de artikelen 29a, vierde lid, 38, tweede lid, en 38a, eerste en tweede lid.

  • 3. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste of tweede lid niet binnen de toepasselijke termijn kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste of tweede lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen de toepasselijke termijn gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

ARTIKEL XIX. OVERGANGSBEPALING

  • 1. Op aanvragen ontvangen voor inwerkingtreding van deze wet blijven de artikelen 5b van de Algemene Kinderbijslagwet, 33, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet, 5 van de Algemene Ouderdomswet, 3c van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, 114 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, 1a van de Toeslagenwet, 2a van de Werkloosheidswet, 95 van de Wet arbeidsongeschikheidsverzekering zelfstandigen, 69 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 87 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 50 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, 2b van de Ziektewet, en de op die artikelen berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van deze wet van toepassing.

  • 2. Artikel 106 Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, is uitsluitend van toepassing op bezwaarschriften op grond van die wet die met ingang van 1 januari 2001 door het Landelijk instituut sociale verzekeringen worden ontvangen.

ARTIKEL XX. EVALUATIEBEPALING

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt voor 1 januari 2003 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL XXI. OVERGANGSBEPALING PER 2004

Op aanvragen ontvangen met ingang van 1 januari 2001 doch voor 1 januari 2004 blijven de artikelen 35, vijfde lid, en 95a van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 28, vijfde lid, 69 en 69a van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 34, vierde lid, en 87 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en49b van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, zoals deze komen te luiden met ingang van 1 januari 2001, van toepassing.

ARTIKEL XXII. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

ARTIKEL XXIII. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet beslistermijnen sociale verzekeringen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 december 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de achtentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1990, 128, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 593.

XNoot
2

Stb. 1995, 690, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 593.

XNoot
3

Stb. 1990, 129, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 593.

XNoot
4

Stb. 1987, 552, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 571.

XNoot
5

Stb. 1987, 94, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 571.

XNoot
6

Stb. 1997, 95, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 571.

XNoot
7

Stb. 1987, 91, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

XNoot
8

Stb. 1999, 21, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 561.

XNoot
9

Stb. 1999, 24, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 571.

XNoot
10

Stb. 1999, 25, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

XNoot
11

Stb. 1999, 23, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 561.

XNoot
12

Stb. 1998, 290, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 595.

XNoot
13

Stb. 1997, 85, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 794.

XNoot
14

Stb. 1999, 22, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 27 248.

Handelingen II 2000/2001, blz. 2223.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 248 (123, 123a, 123b, 123c).

Handelingen I 2000/2001, zie vergadering d.d. 19 en 20 december 2000.

Naar boven