Besluit van 20 december 2000 tot wijziging van het Besluit in- en doorstroombanen in verband met de defiscalisering van uitstroompremies en enige andere wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 november 2000, Directie Arbeidsmarkt nr. AM/RAW/00/70771;

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 7 december 2000, no. W12.00.0545/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 december 2000, Directie Arbeidsmarkt, nr. AM/RAW/00/84434;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit in- en doorstroombanen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid vervallen.

2. Het vijfde tot en met zevende lid worden vernummerd tot derde tot en met vijfde lid,.

B

In artikel 14, tweede lid, wordt «artikel 4, tweede en zevende lid,» vervangen door: artikel 4, tweede en vijfde lid.

C

Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het gemeentebestuur draagt er zorg voor dat Onze Minister ten behoeve van de vaststelling van de subsidie jaarlijks vóór 20 september van het jaar volgend op het jaar waarover wordt verantwoord, een jaaropgave heeft ontvangen.

D

Artikel 16, eerste en tweede lid, komen te luiden:

  • 1. Indien de opgaven en bescheiden, bedoeld in de artikelen 14, 15 en 17, dan wel de bereidverklaring, bedoeld in artikel 3, zesde lid, niet of niet volledig binnen de daarvoor gestelde termijnen zijn ontvangen, kan Onze Minister de betaling van het voorschot, bedoeld in artikel 14, eerste lid, opschorten.

  • 2. Hervatting van de betaling en nabetaling van de niet betaalde voorschotten vindt zo spoedig mogelijk plaats na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde gegevens.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 14 december 2000, Stb. 569 houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2001) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 20 december 2000

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de achtentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Ten behoeve van de uitstroom uit gesubsidieerde dienstbetrekkingen als bedoeld in het op 1 januari 2000 in werking getreden Besluit in- en doorstroombanen (Besluit ID-banen) wordt aan gemeenten op grond van artikel 4 van genoemd besluit een aparte rijkssubsidie verleend, die voor een deel is bestemd om te worden besteed aan het verstrekken van uitstroompremies aan werknemers die duurzaam uitstromen naar andere, niet gesubsidieerde, reguliere arbeid. Teneinde te voorkomen dat de stimulerende effecten van deze premies teniet worden gedaan door de negatieve effecten op aanspraken op inkomensafhankelijke regelingen, is in het genoemde artikel 4 onder meer bepaald, dat de over de premie verschuldigde loonen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor rekening komen van de gemeente en is tevens geregeld dat de premie buiten beschouwing wordt gelaten bij de bepaling van de hoogte van inkomensafhankelijke publiekrechtelijke uitkeringen of verstrekkingen. De genoemde regeling geeft uitvoering aan artikel 3, vierde en vijfde lid, van de Kaderwet SZW-subsidies, waarin de mogelijkheid is gecreëerd om in overeenstemming met Onze Minister van Financiën bij algemene maatregel van bestuur te bepalen dat voor een specifieke subsidie in de vorm van een eenmalige premie ter bevordering van uitstroom uit een gesubsidieerde baan, de daarover verschuldigde belasting en premie volksverzekeringen voor rekening komen van de gemeente en dat deze premies niet in aanmerking worden genomen bij inkomensafhankelijke regelingen.

In het eind april 2000 door het kabinet aan de Tweede Kamer aangeboden rapport «De armoedeval, analyse en oplossingen» (kamerstukken II 1999/2000, 26 800 XV, nr. 72) is onder meer aangegeven dat stimuleringspremies tot het aanvaarden van werk als bedoeld in de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), een nuttig instrument kunnen zijn bij de aanpak van de armoedeval, maar dat de vormgeving nadere aandacht behoeft, waardoor de effectiviteit kan toenemen. Naar aanleiding hiervan heeft het kabinet – als onderdeel van de eerste stap in de aanpak van de armoedeval – besloten, deze premies, voorzover ze tot doel hebben om bijstandsgerechtigden en personen die werkzaam zijn in een gesubsidieerde dienstbetrekking, te stimuleren tot het aanvaarden van reguliere arbeid zonder dat daarnaast nog een beroep wordt gedaan op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet, geheel buiten de belastingheffing te houden, dat wil zeggen ook buiten de eindheffing voor de loonbelasting. Met het oog op het gelijkheidsbeginsel is daarbij tevens besloten, dat ook de eerdergenoemde uitstroompremie als bedoeld in artikel 4 van het Besluit ID-banen buiten de belastingheffing wordt gehouden. Ter uitvoering hiervan zijn bij de Wet van 14 december 2000, houdende wijziging van belastingwetten c.a. (belastingplan 2001) (Stb. 569) met ingang van 1 januari 2001 de Wet op de loonbelasting 1964, de WIW, de Wsw en de Kaderwet SZW-subsidies gewijzigd. In de Kaderwet SZW-subsidies zijn daarbij het eerdergenoemde vierde en vijfde lid van artikel 3 van die wet vervallen.

Als gevolg van de genoemde wijziging van de Kaderwet SZW-subsidies dient ook het eerdergenoemde artikel 4 van het Besluit ID-banen te worden gewijzigd. Het onderhavige besluit strekt hiertoe. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een tweetal bepalingen inzake de termijnen waarbinnen de gemeente bepaalde, nader omschreven opgaven en bescheiden in verband met de betaling van de verleende subsidie op grond van dit besluit aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moet overleggen, te verduidelijken in verband met de handhaving van deze termijn- en vormvoorschriften.

Artikelen

Artikel I

Onderdelen A en B

Zoals in het algemeen deel van deze nota van toelichting is vermeld, is – met het oog op de effectiviteit van stimuleringspremies bij het aanvaarden van werk – in het derde en vierde lid van artikel 4 van het Besluit ID-banen tot nu toe bepaald, dat de over een uitstroompremie verschuldigde belasting en premie volksverzekeringen voor rekening van de gemeente komen en dat deze premie buiten beschouwing blijft bij de verlening van op het inkomen afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen of verstrekkingen. Ter uitvoering hiervan is deze premie door de Staatssecretaris van Financiën aangewezen als uitkering in de zin van artikel 31, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964. Hierdoor wordt de over de premie verschuldigde belasting en premie volksverzekeringen bij wijze van eindheffing geheven van de belastingplichtige overheidsinstantie, in casu de gemeente, en maakt de premie geen deel uit van het belastbaar inkomen van de ontvanger van de premie. In verband met de eindheffing over de premie, die aldus een netto karakter heeft gekregen, behoeft de ontvanger daarvan het ontvangen premiebedrag niet aan te geven bij zijn aangifte inkomstenbelasting. Het ontvangen van de premie heeft ingevolge de onderhavige regeling, evenmin gevolgen voor de aanspraken op publiekrechtelijke uitkeringen of verstrekkingen.

Nu op grond van het nieuwe artikel 11b van de Wet op de loonbelasting 1964 een krachtens artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies verstrekte uitstroompremie als bedoeld in artikel 4 van het Besluit ID-banen, thans niet meer tot het loon als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 behoort en als gevolg daarvan de eindheffingsregeling voor deze premies op grond van artikel 3, vierde lid, van de Kaderwet SZW-subsidies is komen te vervallen, kan de in het derde en vierde lid van artikel 4, van het Besluit ID-banen vervatte regeling ter uitvoering van laatstgenoemde wet, eveneens vervallen (onderdeel A).

De in onderdeel B vervatte wijziging betreft een aanpassing van de verwijzing naar het aldus vernummerde artikel 4.

Onderdelen C en D

De in de onderhavige onderdelen opgenomen wijzigingen van de artikelen 15 en 16 van het Besluit ID-banen strekken tot een verduidelijking van de termijnvoorschriften in deze artikelen. Daarbij is aangesloten bij de formulering van overeenkomstige voorschriften in andere subsidie- en uitkeringsregelingen. De verduidelijking houdt in, dat in plaats van het moment van verstrekking van de over te leggen opgaven en bescheiden, thans het moment van ontvangst van deze stukken bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bepalend is voor de vraag of sprake is van overschrijding van de voorgeschreven termijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Stb. 1999, 591.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven