Besluit van 4 december 2000 tot wijziging van het
Besluit bijstandverlening zelfstandigen in verband met de totstandkoming van
de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en de afschaffing van de titelbescherming
en beëdiging van makelaars
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 5 oktober 2000, directie Bijstandszaken, nr. BZ/ACT/00/65333;
Gelet op artikel 53, tweede lid, van de Algemene bijstandswet;
De Raad van State gehoord (advies van 3 november 2000, nr. W12.00.0492/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 23 november 2000, directie Bijstandszaken, nr. BZ/ACT/00/74148;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen1 wordt
als volgt gewijzigd:
A
In artikel 24, vijfde lid, vervalt de zinsnede «beëdigd makelaar
of ».
B
In artikel 25 vervallen het tweede en derde lid, alsmede de aanduiding
«1.» voor het eerste lid.
C
Hoofdstuk VII met de artikelen 26 en 26a vervalt.
D
In artikel 27 vervallen het derde en vierde lid.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001. Artikel I,
onderdeel A, treedt in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke
boodschap van 7 juli 1999 ingediende voorstel tot aanpassing van enkele wetten
in verband met de afschaffing van de titelbescherming en beëdiging van
makelaars (Kamerstukken 26 667) tot wet is verheven en in werking is
getreden.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 4 december 2000
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. A. F. G. Vermeend
Uitgegeven de achtentwintigste december 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
De in dit besluit opgenomen wijzigingen van het Besluit bijstandverlening
zelfstandigen (Bbz) houden enerzijds verband met de totstandkoming van de
Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ, en anderzijds met de afschaffing van de
titelbescherming en beëdiging van makelaars. De wijziging bedoeld in artikel I, onderdeel A, houdt verband met het vervallen
van het begrip «beëdigd makelaar».
In artikel I, onderdeel B, van het onderhavige
besluit is geregeld, dat het tweede en derde lid van artikel 25 van het Bbz
komen te vervallen. Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat de definitie
van het begrip «ondernemer in de binnenvaart» op grond van artikel
16 van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ thans is opgenomen bij artikel
63 van de Algemene bijstandswet (Abw).
In artikel I, onderdeel C, is geregeld, dat
Hoofdstuk VII van het Bbz komt te vervallen. Hiermee komen de artikelen 26
en 26a van laatstgenoemd besluit te vervallen. Hetgeen in deze artikelen
is geregeld, wordt thans geregeld in artikel 12 van de Wet financiering Abw,
IOAW en IOAZ, betreffende de vergoeding van (specifieke) uitvoeringskosten
door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ten laste van 's
Rijks kas) aan de gemeenten. Het betreft hier de vergoeding van kosten (aan
gemeenten, bedoeld in artikel 63, tweede lid, van de Abw) gemoeid met de behandeling
van een aanvraag om bijstand door ondernemers in de binnenvaart, van kosten
van aan derden opgedragen onderzoek inzake verlening van algemene bijstand
en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal aan zelfstandigen
als bedoeld in artikel 8 van de Abw, en van de kosten van aan derden opgedragen
begeleiding van personen aan wie algemene bijstand wordt verstrekt als bedoeld
in artikel 8, tweede en zesde lid, van de Abw.
De wijziging van artikel 27 van het Bbz in artikel
I, onderdeel D, vloeit voort uit het vervallen van Hoofdstuk VII
met de artikelen 26 en 26a van laatstgenoemd besluit, zoals geregeld in artikel
I, onderdeel B.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. A. F. G. Vermeend
XNoot
1Besluit van 12 april 1995, Stb. 203 (laatstelijk gewijzigd bij het Besluit
van 23 december 1999 (Stb. 602)).
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad
van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.