Wet van 21 december 2000 tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen te wijzigen, teneinde gemeenten ruimere mogelijkheden te geven uit herwaardering voortvloeiende belastingdrukverschuivingen zoveel mogelijk te voorkomen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Gemeentewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 220f wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

  • 3. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. woningen: onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen;

    b. niet-woningen: onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen;

    c. tijdvak: een tijdvak als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken;

    d. vastgestelde waarde: de heffingsmaatstaf, bedoeld in de artikelen 220c en 220d, eerste tot en met derde lid;

    e. waarde: de heffingsmaatstaf, bedoeld in artikel 220d, vierde lid;

    f. percentage terzake van het kalenderjaar 2000: het percentage berekend volgens de formule:

    A

    100 x ––

    B

    waarbij

    A voorstelt: de som van de tarieven ter zake van de onroerende-zaakbelastingen, ingevolge artikel 220, onderdelen a en b, zoals vastgesteld ter zake van het kalenderjaar 2000 voor niet-woningen;

    B voorstelt: de som van de tarieven ter zake van de onroerende-zaakbelastingen, ingevolge artikel 220, onderdelen a en b, zoals vastgesteld ter zake van het kalenderjaar 2000 voor woningen;

    g. tijdvakpercentage: het percentage berekend volgens de formule:

    C

    percentage terzake van het kalenderjaar 2000 x ––

    D

    waarbij

    C voorstelt: de waarde-index woningen, zijnde de verhouding tussen de totale waarde van woningen ter zake van het kalenderjaar 2001, zoals geraamd ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het kalenderjaar 2001, en de totale vastgestelde waarde van woningen ter zake van het kalenderjaar 2000, zoals die bekend is ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het kalenderjaar 2001;

    D voorstelt: de waarde-index niet-woningen, zijnde de verhouding tussen de totale waarde van niet-woningen ter zake van het kalenderjaar 2001, zoals geraamd ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het kalenderjaar 2001, en de totale vastgestelde waarde van niet-woningen ter zake van het kalenderjaar 2000, zoals die bekend is ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het kalenderjaar 2001.

  • 4. Het tarief van de belasting voor niet-woningen kan binnen een bepaalde marge op een ander bedrag worden vastgesteld dan het tarief voor woningen. De marge waarbinnen het tarief voor niet-woningen mag afwijken van dat voor woningen wordt voor het tijdvak dat aanvangt op 1 januari 2001, begrensd door enerzijds het percentage ter zake van het kalenderjaar 2000 en anderzijds het tijdvakpercentage verhoogd met tien procentpunten.

  • 5. Indien als gevolg van een latere wijziging van de gemeentelijke indeling in het kalenderjaar 2000 op het grondgebied van een gemeente in verschillende gebieden verschillende belastingverordeningen golden, wordt bij de berekening van de onderdelen A en B van de formule, bedoeld in het derde lid onder f, het gewogen gemiddelde genomen van de tarieven voor woningen respectievelijk niet-woningen, waarbij de wegingsfactor voor elk van beide onderdelen wordt gevormd door het aandeel dat de totale waarde van woningen respectievelijk niet-woningen van een gebied heeft in de totale waarden van deze beide categorieën van de gemeente.

B

Artikel 220i wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin van het eerste lid wordt «belastingaanslag» vervangen door: belastingaanslagen.

2. In het derde lid wordt «125 procent» vervangen door: 115 percent.

3. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt het vierde lid vervangen door twee leden die komen te luiden:

  • 4. In de belastingverordening kan worden bepaald dat de vermindering niet wordt toegepast indien het bedrag van de vermindering lager is dan een in de belastingverordening vermeld drempelbedrag.

  • 5. In de belastingverordening kan worden bepaald dat bij de berekening van het bedrag van de vermindering buiten beschouwing gelaten wordt de wijziging van het belastingbedrag ten opzichte van het daaraan voorafgaande kalenderjaar die het gevolg is van toepassing van artikel 19 van de Wet waardering onroerende zaken.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. In afwijking in zoverre van de vorige leden kan in de belastingverordening worden bepaald dat de vermindering zodanig wordt berekend dat het na vermindering te betalen bedrag ter zake van de kalenderjaren in een tijdvak als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken, niet meer bedraagt dan 130 percent of een bij de belastingverordening te bepalen hoger percentage van het belastingbedrag dat is verschuldigd ter zake van het laatste kalenderjaar van het voorafgaande tijdvak. Indien ter zake van het laatste kalenderjaar van het voorafgaande tijdvak een vermindering als bedoeld in dit artikel is verleend, wordt voor de toepassing van de vorige volzin het belastingbedrag genomen dat verschuldigd zou zijn geweest indien de vermindering niet was toegepast.

ARTIKEL II

Artikel 220f, van de Gemeentewet, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdeel g, vervalt.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het tarief van de belasting voor niet-woningen kan binnen een bepaalde marge op een ander bedrag worden vastgesteld dan het tarief voor woningen. De marge waarbinnen het tarief voor niet-woningen mag afwijken van dat voor woningen wordt voor een tijdvak begrensd door enerzijds het percentage ter zake van het kalenderjaar 2000 en anderzijds het tijdvakpercentage verhoogd met tien procentpunten. Het tijdvakpercentage wordt berekend volgens de formule:

    F

    E x ––

    G

    waarbij

    E voorstelt: het tijdvakpercentage voor het voorafgaande tijdvak;

    F voorstelt: de waarde-index woningen, zijnde de verhouding tussen de totale waarde van woningen terzake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak, zoals geraamd ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening terzake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak, en de totale vastgestelde waarde van woningen ter zake van het laatste kalenderjaar van het voorafgaande tijdvak, zoals die bekend is ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak;

    G voorstelt: de waarde-index niet-woningen, zijnde de verhouding tussen de totale waarde van niet-woningen ter zake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak, zoals geraamd ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening terzake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak, en de totale vastgestelde waarde van niet-woningen terzake van het laatste kalenderjaar van het voorafgaande tijdvak, zoals die bekend is ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2001 met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2005.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 december 2000

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Uitgegeven de achtentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 587.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 27 246.

Handelingen II 2000/2001, blz. 1127–1128.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 246 (78, 78a, 78b, 78c).

Handelingen I 2000/2001, zie vergadering d.d. 20 december 2000.

Naar boven