Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatsblad 2000, 605 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatsblad 2000, 605 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een vrijwillige voortzetting van de verzekering voor bijzondere ziektekosten mogelijk te maken ten behoeve van bepaalde categorieën van buiten Nederland wonende personen van wie de verzekering van rechtswege ingevolge artikel 5 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is geëindigd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten1 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 9 wordt een vierde en vijfde lid toegevoegd, luidende als volgt:
4. Onverminderd het eerste en tweede lid komt voor degene, die vrijwillig verzekerde is ingevolge artikel 32a, de inschrijving eerst tot stand nadat hij de beschikking, bedoeld in artikel 32b, derde lid, heeft overgelegd.
5. Het ziekenfonds, de ziektekostenverzekeraar of het uitvoerend orgaan, waarbij betrokkene wordt ingeschreven, stelt de Sociale Verzekeringsbank terstond van de inschrijving in kennis.
Na Hoofdstuk IV van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt een Hoofdstuk IVA ingevoegd, luidende als volgt:
1. Degene, wiens verzekering ingevolge artikel 5 is geëindigd, kan de verzekering op grond van deze wet vrijwillig voortzetten indien hij buiten Nederland woont en:
a) op de dag van vertrek uit Nederland recht had op:
1e een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
2e een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen,
3e een pensioen op basis van arbeidsongeschiktheid op grond van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die luidde voor 1 januari 1996, dan wel een WAO-conforme uitkering op grond van de Wet privatisering ABP, zoals die luidde voor 1 januari 1998, een pensioen op basis van arbeidsongeschiktheid op grond van de Spoorwegpensioenwet, zoals die luidde voor 1 januari 1994, dan wel een pensioen op basis van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds of een pensioen op basis van arbeidsongeschiktheid op grond van de Algemene militaire pensioenwet, zoals die luidde voor 1 januari 1998,
4e een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet,
5e een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet,
6e een uitkering of toelage op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen,
7e een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen,
8e een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,
voorzover en zolang hij die uitkering, dat pensioen of die toelage ontvangt en die uitkering, dat pensioen of die toelage ten minste gelijk is aan 35% van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag, dan wel
b. recht heeft op een uitkering, een pensioen of een toelage als bedoeld onder a, indien dat recht aansluit op de verzekering van rechtswege op grond van de volksverzekeringen, dan wel, ter vervanging daarvan, op een andere uitkering, pensioen of toelage, bedoeld onder a, zolang hij die uitkering, dat pensioen of die toelage ontvangt en die uitkering, dat pensioen of die toelage ten minste gelijk is aan 35% van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag.
2. Het eerste lid is slechts van toepassing op personen die onmiddellijk voorafgaand aan de ingangsdatum van de vrijwillige verzekering ten minste een jaar onafgebroken verzekerd zijn geweest ingevolge deze wet.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen die buiten Nederland arbeid verrichten of een uitkering ontvangen krachtens een buitenlandse wettelijke regeling.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere groepen van rechthebbenden op uitkeringen of pensioenen dan bedoeld in het eerste lid worden aangewezen die de verzekering op grond van deze wet vrijwillig kunnen voortzetten, dan wel kan daarbij worden bepaald dat de echtgenoot van een persoon als bedoeld in het eerste lid of in dit lid deze verzekering vrijwillig kan voortzetten.
1. Aanmelding voor de vrijwillige verzekering geschiedt uiterlijk twaalf maanden na de dag, waarop de verzekering ingevolge artikel 5 is geëindigd, bij de Sociale Verzekeringsbank.
2. De vrijwillige verzekering ingevolge artikel 32a gaat in op de dag volgend op die waarop de verzekering ingevolge artikel 5 is geëindigd.
3. De Sociale Verzekeringsbank verstrekt bij beschikking aan de persoon, die voldoet aan de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden, een verklaring waaruit blijkt dat betrokkene is verzekerd ingevolge artikel 32a en vanaf welke datum.
4. Degene, die vrijwillig is verzekerd ingevolge artikel 32a is verplicht aan de Sociale Verzekeringsbank de gegevens te verschaffen die deze behoeft voor de vaststelling van de premie voor de vrijwillige verzekering. Tevens is hij verplicht de Sociale Verzekeringsbank, het ziekenfonds, de ziektekostenverzekeraar of het uitvoerend orgaan op verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de vrijwillige verzekering.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de aanmelding voor de vrijwillige verzekering en de te verschaffen gegevens en inlichtingen.
1. De vrijwillige verzekering ingevolge artikel 32a eindigt:
a) met ingang van de dag, waarop betrokkene niet langer voldoet aan de in artikel 32a gestelde voorwaarden;
b) met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op die waarin de Sociale Verzekeringsbank een schriftelijke opzegging van de verzekerde heeft ontvangen;
c) met ingang van de dag, waarop de betrokkene van rechtswege verzekerd wordt ingevolge artikel 5;
d) met ingang van de dag, volgend op de laatste dag van de door de Sociale Verzekeringsbank gestelde termijn waarbinnen de premie, bedoeld in artikel 25 van de Wet financiering volksverzekeringen, uiterlijk moet zijn betaald indien die betaling niet heeft plaatsgevonden;
e) met ingang van de dag volgend op de laatste dag van de door de Sociale Verzekeringsbank gestelde termijn waarbinnen de voor de uitvoering van de vrijwillige verzekering verlangde gegevens moeten zijn verstrekt indien die gegevens niet zijn verstrekt.
2. De Sociale Verzekeringsbank, het ziekenfonds, de ziektekostenverzekeraar of het uitvoerend orgaan, waarbij betrokkene is ingeschreven, stellen elkaar over en weer terstond in kennis van het einde van de vrijwillige verzekering.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake de beëindiging van de vrijwillige verzekering.
De Wet financiering volksverzekeringen2 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 2 wordt, na vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel e toegevoegd, luidende:
e. vrijwillige verzekering bijzondere ziektekosten: de verzekering, bedoeld in artikel 32a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
In artikel 25 wordt de zinsnede «en de vrijwillige nabestaandenverzekering» vervangen door : , de vrijwillige nabestaandenverzekering, of de vrijwillige verzekering bijzondere ziektekosten.
In artikel 26, eerste lid, wordt de zinsnede «en de vrijwillige nabestaandenverzekering» vervangen door: , de vrijwillige nabestaandenverzekering, of de vrijwillige verzekering bijzondere ziektekosten.
In artikel 27, derde lid, wordt de zinsnede «en de vrijwillige nabestaandenverzekering» vervangen door: , de vrijwillige nabestaandenverzekering, of de vrijwillige verzekering bijzondere ziektekosten.
In artikel 39, eerste lid, onderdeel a, wordt na «algemene verzekering bijzondere ziektekosten» toegevoegd: en voor de vrijwillige verzekering bijzondere ziektekosten.
In artikel 39, derde lid, onderdeel a, wordt na «algemene verzekering bijzondere ziektekosten» toegevoegd: en van de vrijwillige verzekering bijzondere ziektekosten.
1. In afwijking van artikel 32b, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geschiedt aanmelding voor de vrijwillige verzekering van de in artikel 32a, eerste en tweede lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten bedoelde personen, van wie de verzekering ingevolge artikel 5 van die wet is geëindigd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze wet.
2. De vrijwillige verzekering ingevolge Hoofdstuk IV van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gaat voor de in het eerste lid bedoelde personen in op de dag volgend op die waarop de verzekering ingevolge artikel 5 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is geëindigd, doch niet vroeger dan 1 januari 2000.
3. In afwijking van artikel 25 van de Wet financiering volksverzekeringen zijn personen, bedoeld in het eerste lid, eerst premie verschuldigd met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
4. Indien een persoon als bedoeld in het eerste lid is overleden tussen 31 december 1999 en de datum van inwerkingtreding van deze wet, hebben diens erfgenamen, ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, ter zake van kosten van zorg als bedoeld in het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering, niet omvattende de intramurale zorg als bedoeld in de paragrafen 3, 4, 5, 6, en 7, van dat besluit, recht op een vergoeding ter zake van die kosten, voorzover de overledene op 31 december 1999, ingevolge artikel 34, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, van dat besluit, in verbinding met de Regeling hulp in bijzondere omstandigheden AWBZ, voor rekening van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten die aanspraak had, en die zorg op een tijdstip gelegen uiterlijk op die dag is aangevangen. Artikel 34, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering, in verbinding met de Regeling hulp in bijzondere omstandigheden AWBZ, is van overeenkomstige toepassing.
5. De erfgenamen, bedoeld in het vierde lid, wenden zich voor het tot gelding brengen van het recht op vergoeding, binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze wet tot de Sociale Verzekeringsbank. De Sociale Verzekeringsbank beoordeelt of de overledene tot de vrijwillige verzekering had kunnen toetreden indien hij nog had geleefd, met dien verstande dat bij die beoordeling artikel 32a, tweede lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten buiten toepassing blijft. De Sociale Verzekeringsbank geeft aan de erfgenamen een verklaring af. Voor het verkrijgen van een vergoeding wenden de erfgenamen zich tot het ziekenfonds, de ziektekostenverzekeraar of de voor de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten toegelaten ziektekostenverzekeraar bij wie de overledene tot het overlijden als verzekerde was ingeschreven, onder overlegging van de door de SVB afgegeven verklaring.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
Uitgegeven de achtentwintigste december 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2000/2001, 27 448.
Handelingen II 2000/2001, blz. 2169.
Kamerstukken I 2000/2001, 27 448 (126, 126a).
Handelingen I 2000/2001, zie vergadering d.d. 18 december 2000.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2000-605.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.