Wet van 21 december 2000 tot wijziging van de Huursubsidiewet en de Huurprijzenwet woonruimte (vervallen van het vervolgaanvraagformulier voor bepaalde huurders)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten;

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Huursubsidiewet en de Huurprijzenwet woonruimte te wijzigen teneinde het vervolgaanvraagformulier voor bepaalde huurders te laten vervallen en enkele andere wijzigingen in eerstgenoemde wet aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Huursubsidiewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder lettering van de onderdelen f tot en met n als g tot en met o, een onderdeel ingevoegd, luidende:

f. huursubsidiebericht: een schriftelijke kennisgeving van Onze Minister aan een huurder met gegevens over samenstelling van het huishouden, huurprijs, inkomen, vermogen en op basis van die gegevens berekende huursubsidie;.

B

In artikel 7, eerste lid, wordt na «Onze Minister» ingevoegd: ambtshalve of.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Huursubsidie wordt slechts toegekend:

    a. als de huurder:

    1°. de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld;

    2°. vreemdeling is en rechtmatig verblijf houdt als bedoeld in artikel 1b, aanhef en onder 1, van de Vreemdelingenwet, of

    3°. vreemdeling is en, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden als bedoeld in artikel 1b, aanhef en onder 1, van de Vreemdelingenwet, tijdig toelating in aansluiting op dat verblijf heeft aangevraagd, dan wel bezwaar heeft gemaakt of beroep heeft ingesteld tegen de intrekking van de toelating, totdat op die aanvraag, dat bezwaar of dat beroep is beslist, en

    b. als degenen die op de peildatum medebewoner van de woning zijn:

    1°. de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld;

    2°. vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf houden als bedoeld in artikel 1b, aanhef en onder 1, 2, 3, 4 of 5, van de Vreemdelingenwet, of

    3°. vreemdeling zijn en, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden als bedoeld in artikel 1b, aanhef en onder 1, 2, 3, 4 of 5, van de Vreemdelingenwet, tijdig toelating in aansluiting op dat verblijf hebben aangevraagd, dan wel bezwaar hebben gemaakt of beroep hebben ingesteld tegen de intrekking van de toelating, totdat op die aanvraag, dat bezwaar of dat beroep is beslist.

2. In het tweede lid wordt «In het geval, bedoeld in het eerste lid, onder b, aanhef en onder 2°» vervangen door: In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a, 3°, en onder b, 3°.

3. Het derde lid vervalt.

D

In artikel 20, tweede lid, wordt in onderdeel b «3 of meer personen» vervangen door: drie of meer personen.

E

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid en komt te luiden:

  • 3. Een verzoek als bedoeld in de aanhef van het eerste lid wordt ingediend binnen zes maanden na het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag tot toekenning van huursubsidie betrekking heeft.

F

Aan artikel 26b, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidend: Artikel 14 is eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «rekeninkomen» wordt gelezen: actueel inkomen.

G

In artikel 26d, vierde lid, vervalt: , voor zover zij dit kunnen aan de hand van door Onze Minister verstrekte gegevens als bedoeld in artikel 26e, vierde lid,.

H

Artikel 26f wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt:

a. «voor de 1e oktober die volgt op dat jaar» vervangen door «uiterlijk 30 september volgend op dat jaar» en

b. «toegekende bijzondere bijdragen» vervangen door: uitbetaalde bijzondere bijdragen.

2. Na het derde lid worden, onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het derde lid, stelt Onze Minister eigener beweging of op een daartoe strekkend verzoek een termijn van ten hoogste vier weken vanaf de verzenddatum van de kennisgeving, binnen welke alsnog aan dat lid kan worden voldaan.

  • 5. Indien burgemeester en wethouders niet binnen de krachtens het vierde lid gestelde termijn alsnog voldoen aan het derde lid, is het eerste lid niet van toepassing en kunnen de onder toepassing van het tweede lid verstrekte voorschotten worden teruggevorderd.

3. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen:

    a. gevallen worden aangewezen waarin, in afwijking van het derde lid, geen verklaring bij de opgave behoeft te worden gevoegd of

    b. nadere regels worden gesteld omtrent het eerste tot en met vijfde lid, alsmede omtrent de bij de declaratie te verstrekken gegevens.

I

Na artikel 26f wordt vóór hoofdstuk 5 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26g

  • 1. Onze Minister past artikel 26, eerste lid, toe overeenkomstig het bepaalde in artikel 26b, eerste en tweede lid, in gevallen waarin, hoewel het inkomen is gedaald ten opzichte van het peiljaar, geen bijzondere bijdrage in de huurlasten wordt toegekend omdat:

    a. niet is voldaan aan het meerderjarigheidsvereiste dat is gesteld in artikel 8 juncto artikel 26b, derde lid, of

    b. het rekenvermogen hoger is dan het relevante bedrag, genoemd in artikel 15, juncto artikel 26b, derde lid.

  • 2. Een verzoek om toepassing te geven aan het eerste lid wordt ingediend binnen zes maanden na het einde van het tijdvak, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onder c, waarop de aanvraag tot toekenning van een bijzondere bijdrage in de huurlasten betrekking heeft.

J

Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden: HOOFDSTUK 6 AANVRAAG, HUURSUBSIDIEBERICHT, AFHANDELING EN BETALING.

K

In de artikelen 29, vierde lid, en 30, derde lid, wordt «artikel 26, eerste lid» vervangen door: de artikelen 26, eerste lid, en 26g, tweede lid.

L

Na artikel 30 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 30a

  • 1. Onze Minister zendt uiterlijk 1 juli van elk jaar aan de huurders:

    a. die over het subsidietijdvak dat loopt tot en met 30 juni 2000 een aanvraag om toekenning van huursubsidie hebben ingediend, waarop uiterlijk 1 april 2000 is beschikt;

    b. die een woning als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, huren van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet, en

    c. die over het jaar 1998 niet aangifteplichtig zijn in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964,

    een door Onze Minister vastgesteld huursubsidiebericht. De artikelen 22a en 28 tot en met 30 zijn in dat geval niet van toepassing.

    2. Tegen een huursubsidiebericht kan geen bezwaar worden gemaakt of beroep worden ingesteld.

  • 3. Indien de huurder van mening is dat hij op meer huursubsidie aanspraak kan maken dan de huursubsidie die is opgenomen in het huursubsidiebericht, kan hij dit binnen vier weken na de verzenddatum van dat bericht aan Onze Minister kenbaar maken.

  • 4. De huurder stelt, indien door hemzelf of door de medebewoners wordt beschikt of redelijkerwijs kan worden beschikt over inlichtingen die kunnen inhouden dat hij op minder huursubsidie aanspraak kan maken dan de huursubsidie die is opgenomen in het huursubsidiebericht, Onze Minister hiervan binnen vier weken na de verzenddatum van dat bericht in kennis.

  • 5. Onze Minister onderzoekt in de gevallen, bedoeld in het derde en vierde lid, de juistheid en volledigheid van de gegevens als opgenomen in het huursubsidiebericht en de juistheid van de door de huurder overgelegde gegevens.

  • 6. Indien Onze Minister, na een daartoe ingesteld onderzoek, van mening is dat de door de huurder onder toepassing van het derde of vierde lid overgelegde gegevens juist zijn, beslist Onze Minister mede op basis van die gegevens.

  • 7. Indien Onze Minister, na een daartoe ingesteld onderzoek, van mening is dat de door de huurder onder toepassing van het derde of vierde lid overgelegde gegevens niet juist zijn en de gegevens als opgenomen in het huursubsidiebericht juist en volledig zijn, alsmede indien de huurder niet binnen de in het derde en vierde lid genoemde termijn op het huursubsidiebericht reageert, beslist Onze Minister op basis van de gegevens in het huursubsidiebericht.

  • 8. Indien de peildatum is gelegen op of na het verstrijken van de in het derde en vierde lid genoemde termijn, beslist Onze Minister binnen acht weken na die peildatum. Indien de peildatum is gelegen voor het verstrijken van de in het derde en vierde lid genoemde termijn, beslist Onze Minister binnen acht weken na het verstrijken van die termijn.

Artikel 30b

  • 1. De volgende organen verstrekken, voor zover het persoonsgegevens betreft voor de verwerking waarvan zij de verantwoordelijke zijn, Onze Minister desgevraagd alle persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het opstellen van het huursubsidiebericht:

    a. het college van burgemeester en wethouders van een gemeente, voor zover het de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van die gemeente opgenomen gegevens betreft omtrent het woonadres van de huurder en de overige op dat adres als ingezetene ingeschreven personen;

    b. Onze Minister van Financiën, voor zover het gegevens betreft inzake het inkomen van de huurder en de medebewoners, die worden verwerkt door de Rijksbelastingdienst, en

    c. de toegelaten instellingen, bedoeld in artikel 70 van de Woningwet, voor zover het gegevens betreft inzake de huurprijs van de woning.

  • 2. Onze Minister verzamelt en analyseert de gegevens, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend ten behoeve van het huursubsidiebericht.

  • 3. Het huursubsidiebericht omvat uitsluitend de gegevens, verstrekt krachtens het eerste lid, gegevens inzake het vermogen van de huurder en de medebewoners en de op basis van die gegevens berekende huursubsidie.

Artikel 30c

Indien voor 15 juni van enig jaar blijkt dat de in artikel 30b, eerste lid, bedoelde gegevens niet door de in dat artikellid genoemde organen kunnen worden verstrekt, zendt Onze Minister aan de huurders, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, een aanvraagformulier als bedoeld in artikel 28, eerste lid. De artikelen 22a, 28, met uitzondering van de tweede volzin van het eerste lid, 29 en 30 zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30d

Onze Minister voert ten behoeve van een getrouwe weergave van de uitvoering en een effectief uitvoeringsproces, alsmede omtrent de verzonden huursubsidieberichten een zodanige administratie dat de juiste, volledige en tijdige vastlegging is gewaarborgd van de gegevens en bescheiden die verband houden met de toepassing van de artikelen 30a, 30b en 30c.

M

In artikel 31, derde lid, wordt «Met instemming van de aanvrager en de verhuurder» vervangen door: Met instemming van de aanvrager of de huurder, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, en de verhuurder.

N

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister kan de toekenning herzien, als huursubsidie is toegekend:

    a. in afwijking van deze wet of de daarop berustende bepalingen, of

    b. als gevolg van het niet naleven van de artikelen 30a, vierde lid, of 33, tweede lid.

2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. als de artikelen 30a, vierde lid, of 33, tweede lid, niet worden nageleefd, of.

3. In het vierde lid wordt «dan wel artikel 33 niet is nageleefd» vervangen door: dan wel de artikelen 30a, vierde lid, of 33 niet zijn nageleefd.

O

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een krachtens artikel 26f, vijfde lid, teruggevorderd voorschot en een bedrag als bedoeld in artikel 36, derde en vierde lid, wordt ingevorderd door Onze Minister.

2. Het tweede en derde lid komen te luiden:

  • 2. Onze Minister zendt een aanmaning om binnen een vastgestelde termijn van ten minste vier weken na dagtekening van de aanmaning de voorschotten terug te betalen, of het verschuldigde bedrag te voldoen, indien:

    a. burgemeester en wethouders in gebreke blijven de door hen ontvangen voorschotten terug te betalen binnen de daarvoor gestelde termijn of

    b. de huurder in gebreke blijft het door hem verschuldigde bedrag te voldoen binnen de daarvoor gestelde termijn.

  • 3. De invordering van de voorschotten of het verschuldigde bedrag, vermeerderd met de kosten van aanmaning en invordering, kan zonder rechterlijke tussenkomst geschieden bij dwangbevel, indien:

    a. burgemeester en wethouders ook na aanmaning in gebreke blijven of

    b. de huurder ook na aanmaning in gebreke blijft.

3. In het zesde lid wordt na «de huurder» ingevoegd: en aan burgemeester en wethouders.

ARTIKEL II

Indien de zending van huursubsidieberichten, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Huursubsidiewet, of de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 30b, eerste lid, van de Huursubsidiewet, plaatsvindt vóór de inwerkingtreding van deze wet, wordt die zending of gegevensverstrekking aangemerkt als te hebben plaatsgevonden ingevolge het betrokken genoemde artikellid.

ARTIKEL III

Met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat uitsluitend kan worden gesteld op 1 juli 2001 of op 1 juli van een later jaar, wordt in artikel 19, eerste lid, van de Huurprijzenwet woonruimte2 «een maand» vervangen door: twee maanden.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 juli 2000.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 december 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de achtentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1998, 462, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 december 2000, Stb. 575.

XNoot
2

Stb. 1999, 476, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 juni 2000, Stb. 243.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 27 230.

Handelingen II 2000/2001, blz. 2169.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 230 (125, 125a).

Handelingen I 2000/2001, zie vergadering van 18 december 2000.

Naar boven