Besluit van 18 december 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1971, Stb. 27 (vaststelling wettelijke rente)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 30 november 2000, Directie Wetgeving, no. 5065514/00/6, gedaan mede namens Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord (advies van 13 december 2000, no. W03.00.0572);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 14 december 2000, no. 5070219/00/6, uitgebracht mede namens Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 januari 1971, Stb. 271, wordt het woord «zes» vervangen door: acht.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 18 december 2000

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Bij algemene maatregel van bestuur van 18 december 1997, Stb. 744, tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1971, Stb. 27, werd de wettelijke rente met ingang van 1 januari 1998 vastgesteld op 6%. Overeenkomstig de gehanteerde vaststellingssystematiek heeft dit percentage sinds die datum geen wijziging meer ondergaan.

In de nota van toelichting bij het besluit van 18 december 1989, Stb. 570, is het systeem voor de bepaling van de hoogte van de wettelijke rente uiteengezet. Aanpassing van het percentage van de wettelijke rente geschiedt, voor zover nodig, halfjaarlijks per 1 januari en per 1 juli op basis van de berekeningswijze promessedisconto vermeerderd met 2½ procentpunten (peildatum ultimo oktober respectievelijk ultimo april). Met ingang van de start van de Europese Monetaire Unie per 1 januari 1999 is het promessedisconto echter komen te vervallen. In de ministeriële regeling van de Minister van Financiën van 4 januari 1999 (Stct. 1999, nr. 2) is een regeling getroffen met betrekking tot het vervallen van het promessedisconto. Ter vervanging van het promessedisconto is tot 1 januari 2002 aangewezen de depositorente van de Europese Centrale Bank (ECB) vermeerderd met 1¼ procentpunt. De hoogte van de wettelijke rente zal derhalve tot 1 januari 2002 worden gebaseerd op de formule: depositorente van de ECB (peildatum ultimo oktober respectievelijk ultimo april) + 1¼ procentpunt + 2½ procentpunt.

Om al te grote veranderingen te vermijden wordt een verlaging of verhoging beperkt tot 2 procentpunten. Er vindt een afronding plaats van halven of meer naar boven en overigens naar beneden. Per 1 juli (peildatum ultimo april) van enig jaar is in beginsel eveneens wijziging van het percentage van de wettelijke rente mogelijk, doch alleen indien de dan geldende wettelijke rente die op dat moment zou gelden meer dan 1 procentpunt verschilt van de rente die op dat moment zou gelden op basis van de hiervoor aangegeven berekeningswijze.

Per ultimo oktober bedroeg de depositorente van de ECB 3,75%. In overeenstemming met de geschetste systematiek is het percentage van de wettelijke rente bepaald op 8.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 december 1997, Stb. 744.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven