Besluit van 13 december 2000, houdende regels betreffende het weigeren van vergoeding van kosten van WIK-uitkeringen aan gemeenten (Besluit weigering rijksvergoeding WIK)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 oktober 2000, Directie Bijstandszaken, Nr. BZ/B&U/2000/70430;

Gelet op artikel 38, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars;

De Raad van State gehoord (advies van 17 november 2000, Nr. W12.00.0504/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 december 2000, Directie Bijstandszaken, Nr. BZ/ACT/00/82134A;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. WIK: Wet inkomensvoorziening kunstenaars;

b. vergoeding: de vergoeding, bedoeld in artikel 36, eerste lid, onder a, van de WIK;

c. ten laste van de gemeente gebleven kosten: de volgens de kostenopgave, bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de WIK, in enig kalenderjaar ten laste van de gemeente gebleven kosten van uitkeringen op grond van de WIK.

Artikel 2

Vergoeding voor ten laste van de gemeente gebleven kosten wordt geweigerd, teruggevorderd of verrekend, voorzover het een uitkering betreft die is verleend in strijd met de bij of krachtens de WIK gestelde regels of die niet of niet volledig overeenkomstig de bij of krachtens de WIK gestelde regels is of wordt teruggevorderd.

Artikel 3

  • 1. Voorzover als gevolg van het niet hebben voldaan aan de bij of krachtens de artikelen 6 en 30 van de WIK gestelde regels, niet kan worden vastgesteld of de ten laste gebleven kosten, uitkering betreft die is verleend in strijd met de bij of krachtens de WIK gestelde regels, of die niet overeenkomstig de bij of krachtens de WIK gestelde regels is of wordt teruggevorderd, wordt het bedrag van de te weigeren, terug te vorderen of te verreken vergoeding, vastgesteld op een percentage van de ten laste van de gemeente gebleven kosten.

  • 2. Het percentage, bedoeld in het eerste lid, is:

    a. bij een onvolledig of niet tijdig onderzoek: 0, 0,5 of 1;

    b. bij een of meer tekortkomingen in de administratie: 0,5 of 1.

  • 3. Indien een tekortkoming als bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt vastgesteld in:

    a. minder dan 15% van het betreffende bestand aan onderzoeken, dan wordt het in dat onderdeel als eerste genoemde percentage toegepast;

    b. ten minste 15%, doch niet meer dan 50% van het betreffende bestand aan onderzoeken, dan wordt het in dat onderdeel als tweede genoemde percentage toegepast;

    c. meer dan 50% van het betreffende bestand aan onderzoeken, dan wordt het in dat onderdeel als derde genoemde percentage toegepast.

  • 4. Indien een tekortkoming als bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt vastgesteld in:

    a. een gedeelte van de administratie, dan wordt het in dat onderdeel als eerste genoemde percentage toegepast;

    b. de gehele administratie, dan wordt het in dat onderdeel als tweede genoemde percentage toegepast.

  • 5. Indien een tekortkoming als bedoeld in het tweede lid, betrekking heeft op een deel van het vergoedingsjaar, wordt het bedrag, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid vastgesteld.

Artikel 4

De artikelen 2 en 3 zijn niet van toepassing voorzover naar het oordeel van Onze Minister:

a. de tekortkomingen van bijzondere aard of geringe betekenis zijn;

b. de gemeente zich voldoende heeft ingespannen om de tekortkomingen op te heffen.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit weigering rijksvergoeding WIK.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 december 2000

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de achtentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Op grond van artikel 38, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij tekortkomingen in de uitvoering van die wet vergoeding voor de ten laste van de gemeente gebleven kosten van uitkeringen op grond van de WIK weigeren dan wel, indien vergoeding reeds is betaald, deze geheel of gedeeltelijk terugvorderen of verrekenen. Artikel 38, vierde lid, van de WIK maakt het mogelijk dat omtrent het weigeren van vergoeding bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld. Uit hoofde van rechtszekerheid en waarborging van rechtsgelijkheid jegens gemeenten wordt deze bevoegdheid thans benut.

De in artikel 38, derde lid, van de WIK opgenomen mogelijkheid om vergoeding van kosten te weigeren heeft betrekking op zowel deuitkeringskosten als de uitvoeringskosten van de WIK. In de onderhavige algemene maatregel van bestuur is op dit punt echter uitdrukkelijk een beperking aangebracht tot de uitkeringskosten. Na evaluatie van het onderdeel uitvoeringskosten WIK zal bekeken worden of gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid tot het stellen van nadere regels met betrekking tot het geheel of gedeeltelijk weigeren van de uitvoeringskosten (kosten van het gemeentelijk apparaat). Dit besluit bevat evenmin regels omtrent het weigeren van vergoeding van kosten aan de adviserende instelling als bedoeld in artikel 26 van de WIK. Invulling van de betreffende delegatiebepaling in de WIK (artikel 41, vierde lid, van de WIK) zal bij de eerste evaluatie van die wet worden bezien.

In artikel 2 van het onderhavige besluit is geregeld, dat de volgens opgave van burgemeester en wethouders ten laste van de gemeente gebleven kosten van uitkeringen op grond van de WIK niet voor vergoeding in aanmerking komen als het een uitkering betreft die is verleend in strijd met de bij of krachtens de WIK gestelde regels of die niet of niet volledig overeenkomstig de bij of krachtens de WIK gestelde regels is of wordt teruggevorderd. Het artikel impliceert, dat de minister bij de vaststelling van de vergoeding inzicht moet hebben in de mogelijke tekort-komingen in de uitvoering, die hebben geleid tot kosten, die in strijd met de wet zijn gemaakt of in strijd met de wet niet zijn teruggevorderd. De minister baseert zich hierbij op de (financiële) verantwoordingsinformatie van de gemeenten, aangeleverd conform artikel 4 van de Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften WIK. Hierbij dient tevens te worden nagegaan of burgemeester en wethouders de hun opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 16 van WIK zijn nagekomen. Laatstgenoemd artikel betreft het tijdelijk geheel of gedeeltelijk weigeren van uitkering als de kunstenaar zich niet houdt aan de hem op grond van de WIK opgelegde verplichtingen. Voorts dient te worden nagegaan of burgemeester en wethouders advies aan de adviserende instelling hebben gevraagd alvorens op een aanvraag om uitkering te besluiten (artikel 19 van de WIK) en of burgemeester en wethouders de verplichting zijn nagekomen het recht op uitkering op te schorten indien niet alle gegevens noodzakelijk voor het kunnen beoordelen van het (voort)bestaan van het recht (tijdig) zijn aangeleverd (artikel 19 van de WIK).

Artikel 3

Het kan zijn, dat als gevolg van het niet nakomen van bepaalde verplichtingen door burgemeester en wethouders, de (on)rechtmatigheid van verstrekte uitkeringen niet of in onvoldoende mate kan worden vastgesteld. Het betreft hier enerzijds de verplichting van burgemeester en wethouders tot het regelmatig onderzoeken of door belanghebbenden aan de voorwaarden voor het recht op uitkering wordt voldaan (artikel 6 van de WIK). Bij het niet nakomen van deze verplichting, hetgeen uit de administratie van de gemeente zal moeten blijken, kan niet worden nagegaan (noch door burgemeester en wethouders, noch door de minister) of uitkeringen rechtmatig zijn verstrekt. Anderzijds betreft het de verplichting tot het voeren van een administratie, zodanig dat de juiste, volledige en tijdige vastlegging zijn gewaarborgd van onder meer de beslissingen over aanvragen, onderzoeken, uitkeringen, vorderingen en verplichtingen en de hieruit voortvloeiende betalingen en ontvangsten (artikel 30 van de WIK). Bij het ontbreken van een dergelijke administratie zal niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld of uitkeringen in overeenstemming met de bij of krachtens de WIK gestelde regels zijn verstrekt.

Bij het niet nakomen van verplichtingen als hiervoor bedoeld wordt het bedrag van de te weigeren vergoeding vastgesteld op een percentage van de volgens opgave van burgemeester en wethouders ten laste gebleven kosten van uitkeringen op grond van de WIK. Met de hoogte van de percentages wordt aangesloten bij de percentages genoemd in artikel 8 van de Regeling financiering en verantwoording Abw, IOAW en IOAZ.

In artikel 4 is geregeld, dat de artikelen 2 en 3 niet van toepassing zijn voorzover naar het oordeel van Onze Minister de tekortkomingen bij de uitvoering van de WIK van bijzondere aard of geringe betekenis zijn en in het geval burgemeester en wethouders zich naar zijn oordeel voldoende hebben ingespannen om de tekortkomingen op te heffen. Dit artikellid maakt het dus mogelijk om bij tekortkomingen in de gemeentelijke uitvoering van de WIK – geheel of gedeeltelijk – van het weigeren van vergoeding voor ten laste van de gemeente gebleven kosten af te zien.

Bij «tekortkomingen van geringe betekenis» gaat het om fouten, waarmee slechts een gering financieel belang is gemoeid en om incidentele, in elke organisatie voorkomende fouten, zoals niet systematische rekenfouten bij de berekening van een individuele uitkering. Deze fouten worden wel aan de gemeente voorgelegd, met het oog op mogelijke aanpassing door die gemeente van de desbetreffende uitvoeringspraktijk, maar vormen in de regel geen aanleiding om vergoeding te weigeren. Onder tekortkomingen van bijzondere aard worden verstaan tekortkomingen die ontstaan als gevolg van een unieke gebeurtenis, die buiten de invloedssfeer van de gemeente ligt. Daarbij zal worden aangesloten bij de beleidsregels verbetertrajecten en zelfstandig beroep die met ingang van 1 januari 2001 in werking zullen treden.

Ook bij tekortkomingen van niet bijzondere aard of niet geringe betekenis kan van het weigeren van vergoeding worden afgezien, indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

Burgemeester en wethouders zijn verantwoordelijk voor een rechtmatige en doelmatige uit-voering van de wet. Van het college wordt verwacht dat zij bij door henzelf geconstateerde tekortkomingen in de uitvoering van de WIK die het gevolg zijn van organisatorische problemen of situaties van overmacht, planmatige activiteiten uitvoeren met als doel om op een zo kort mogelijk termijn die tekortkomingen op te heffen. Het kan echter zijn, dat de gemeentelijke inspanningen niet tijdig, dat wil zeggen: niet binnen de in het verbetertraject afgesproken termijn, het beoogde effect hebben bereikt. In dat geval kan Onze Minister besluiten om vergoeding voor kosten niet te weigeren indien naar zijn oordeel burgemeester en wethouders zich voldoende hebben ingespannen om het beoogde effect wel tijdig te bereiken.

In artikel 5 wordt geregeld dat dit besluit met ingang van het kalenderjaar 2001 voor het eerst wordt toegepast bij de vaststelling van de rijksvergoeding in het kader van de WIK.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 januari 2001, nr. 6.

Naar boven