Besluit van 12 december 2000, houdende aanwijzing van gemeenten die voor de toepassing van de Wet bodembescherming worden gelijkgesteld met een provincie (Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 oktober 2000, nr. MJZ2000128348, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 88, negende lid, van de Wet bodembescherming;

De Raad van State gehoord (advies van 16 november 2000, nr. W08.00/0509/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 december 2000, nr. MJZ2000148569, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Artikel 88, eerste lid, van de Wet bodembescherming wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de navolgende gemeenten:

a. Alkmaar,

b. Almelo,

c. Amersfoort,

d. Arnhem,

e. Breda,

f. Deventer,

g. Dordrecht,

h. Eindhoven,

i. Emmen,

j. Enschede,

k. Groningen,

l. Haarlem,

m. Heerlen,

n. Helmond,

o. Hengelo,

p. 's-Hertogenbosch,

q. Leeuwarden,

r. Leiden,

s. Maastricht,

t. Nijmegen,

u. Schiedam,

v. Tilburg,

w. Venlo en

x. Zaanstad.

Artikel 2

  • 1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel 1, onderdelen a tot en met k en m tot en met w, in werking met ingang van 1 januari 2001.

  • 2. Artikel 1, onderdeel m, treedt in werking met ingang van 1 juni 2001.

  • 3. Artikel 1, onderdelen d en v, treedt in werking met ingang van 1 juli 2001.

  • 4. Artikel 1, onderdelen b, c, h, j, n, o, p, r, s en w, treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

  • 5. Artikel 1, onderdeel t, treedt in werking met ingang van 1 oktober 2002.

  • 6. Artikel 1, onderdelen a, e, f, g, i, k en q, treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

  • 7. Artikel 1, onderdeel u, treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 12 december 2000

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de eenentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de Wet bodembescherming (Wbb) zijn in het verleden naast de provincies de vier grote gemeenten als bevoegd gezag voor die wet aangewezen; dat is geregeld in artikel 88, eerste lid, van de Wbb. Deze bestuursorganen zijn tevens budgethouder van de bodemsaneringsbudgetten. Op grond van de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv) zijn gemeenten die in het kader van de Wsv investeringsbudget ontvangen, verantwoordelijk voor de uitvoering van bodemsanering in het stedelijk gebied. Hierdoor is vooral bij de gemeenten waaraan het investeringsbudget rechtstreeks door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wordt verstrekt, de zogenoemde rechtstreekse gemeenten, de behoefte ontstaan om ook de taken en bevoegdheden met betrekking tot bodemsanering, zoals die zijn neergelegd in de Wbb, in plaats van de provincies te gaan uitoefenen. Deze behoefte sluit aan bij de ontwikkelingen in het kader van de beleidsvernieuwing bodemsanering om meer gemeenten de mogelijkheid te geven om de status van bevoegd gezag op grond van de Wbb te verkrijgen.

Op grond van artikel 16 van de Invoeringswet Wet stedelijke vernieuwing is de Wet bodembescherming op een aantal plaatsen gewijzigd. Een van die wijzigingen betreft de toevoeging van een negende lid aan artikel 88 van de Wbb, waarmee het mogelijk wordt gemaakt bij algemene maatregel van bestuur andere gemeenten dan de vier grote gemeenten dezelfde status te geven als de provincies. Bij dit besluit wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Door artikel 88, eerste lid, van overeenkomstige toepassing te verklaren krijgen de aangewezen gemeenten dezelfde bevoegdheden als de provincies en de vier grote gemeenten hebben met betrekking tot de artikelen 27 tot en met 34, 37, 38, vierde en vijfde lid, 39, 40, 42, 43 tot en met 52, 55, 74 tot en met 78, 81, en 83 tot en met 86 van de Wbb, alsmede de artikelen 4.14, eerste lid, en tweede lid, onder a, onder 1°, en onder b, voorzover het de activiteiten, bedoeld onder a, onder 1°, betreft, en 4.15, derde lid, van de Wet milieubeheer.

Deze verzameling artikelen betreft de verantwoordelijkheid voor alle saneringen (inclusief saneringen van derden) en de toepassing van alle instrumenten van de Wbb op het gehele grondgebied van een gemeente, dus niet alleen in het stedelijk, maar ook in het landelijk gebied. Voor de mogelijkheid gemeenten als zodanig aan te wijzen bij algemene maatregel van bestuur is gekozen omdat aan de gemeenten zelf de keuze wordt gelaten of zij de bevoegdgezagtaken en -bevoegdheden van de Wbb willen verkrijgen. De bij dit besluit aangewezen gemeenten hebben alle aangegeven deze taken en bevoegdheden te willen uitoefenen.

Gevolgde procedure bij aanwijzing van gemeenten

Het onderhavige besluit heeft als doel de gemeenten aan te wijzen die de taken en bevoegdheden op grond van artikel 88, negende lid, Wbb zullen verkrijgen. Deze gemeenten worden daarmee ook budgethouder Wbb. In eerste instantie is deze mogelijkheid aan de orde voor de rechtstreekse gemeenten die op grond van de Wsv een rechtstreekse relatie met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer hebben. Die gemeenten zijn op grond van hun omvang en capaciteit in staat om die verantwoordelijkheid te dragen. De rechtstreekse gemeenten hebben het verzoek gekregen aan te geven of en op welke termijn zij bedoelde taken en bevoegdheden willen verkrijgen. De rechtstreekse gemeenten oordelen zelf, uitgaande van hun eigen capaciteit of zij de taken en bevoegdheden op grond van de Wbb willen verkrijgen. De gemeenten hebben bij de beoordeling van dat verzoek rekening gehouden met de reikwijdte en consequenties van de uitvoering van de taken en bevoegdheden van de Wbb. Uiteindelijk hebben 25 rechtstreekse gemeenten aangegeven de bevoegdgezagstatus Wbb te willen verwerven (waarvan één – Zwolle – eerst in het eerstvolgende investeringstijdvak). Eén rechtstreekse gemeente – Lelystad – heeft daarvan afgezien. De termijn waarop de bevoegdheden verkregen worden, verschilt per gemeente. De gemeenten hebben door middel van een raadsbesluit aangegeven, wanneer zij bevoegdgezaggemeente Wbb wensen te worden.

Tot het moment dat een gemeente de taken en bevoegdheden van de Wbb van de provincie overneemt, zal de provincie als bevoegd gezag Wbb blijven fungeren.

Gevolgen voor de overheid

Door de toename van het aantal bevoegde gezagen Wbb zal uiteindelijk een herverdeling van taken tussen gemeenten en provincies gaan plaatsvinden. Dit betekent dat de desbetreffende gemeenten een apparaat zullen moeten opbouwen. In dat kader zullen gemeenten een adequate apparaatskostenvergoeding ontvangen. Daartegenover zal weliswaar afbouw van taken bij de provincies plaatsvinden, maar in het kader van de beleidsvernieuwing bodemsanering zullen de taken bij de provincies op het gebied van bodemsanering worden uitgebreid. Doordat op twee overheidsniveaus aan de uitvoering van bodemsanering wordt gewerkt, zal een versnelling van de bodemsaneringsoperatie plaatsvinden.

Tijdstip waarop de aanwijzing per gemeente ingaat

Het tijdstip waarop de aanwijzing als bevoegdgezaggemeente ingaat, is per gemeente verschillend en ligt tussen 1 januari 2001 en 1 januari 2004. Onderstaand is – ter toelichting op artikel 2 van het besluit – in chronologische volgorde het tijdstip van aanwijzing per gemeente aangegeven.

1 januari 2001:Haarlem, Zaanstad.
1 juni 2001:Heerlen.
1 juli 2001:Arnhem, Tilburg.
1 januari 2002:Almelo, Amersfoort, Eindhoven, Enschede, Helmond, Hengelo, 's-Hertogenbosch, Leiden, Maastricht, Venlo.
1 oktober 2002:Nijmegen.
1 januari 2003:Alkmaar, Breda, Deventer, Dordrecht, Emmen, Groningen, Leeuwarden.
1 januari 2004:Schiedam.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 januari 2001, nr. 6.

Naar boven