Wet van 14 december 2000, houdende aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 enige wetten aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1

AFDELING A Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

ARTIKEL I. PENSIOEN- EN SPAARFONDSENWET

A. Aan artikel 32a van de Pensioen- en spaarfondsenwet1 wordt een lid toegevoegd, dat komt te luiden:

  • 3. Een pensioenfonds is, voorzover zijn statuten en reglementen dat mogelijk maken, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, bevoegd aanspraken op pensioen met instemming van de rechthebbende af te kopen, indien die afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om op de datum waarop het pensioen ingaat onder aanwending van de afkoopsom bij een andere instelling pensioen te verwerven, mits daarbij wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel b, c, e en f. Ingeval deze andere instelling een pensioenfonds is, zijn deze wet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing op dat pensioen. Indien deze andere instelling een verzekeraar is als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn artikel 2, vierde lid, en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing op dat pensioen.

B. Indien artikel I, onderdeel M, van het bij koninklijke boodschap van 3 september 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen) (Kamerstukken II 1999/2000, nr. 26 711), nadat dat voorstel tot wet is verheven, in werking treedt voordat dit wetsvoorstel, nadat dit tot wet is verheven, in werking treedt, komt onderdeel A te luiden:

A. Artikel 32ba van de Pensioen- en spaarfondsenwet wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onverminderd de artikelen 32a en 32b» vervangen door: Onverminderd het derde lid en de artikelen 32a en 32b.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, dat komt te luiden:

3.Een pensioenfonds is, voorzover zijn statuten en reglementen dat mogelijk maken, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, bevoegd aanspraken op pensioen af te kopen, indien die afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om op de datum waarop het pensioen ingaat onder aanwending van de afkoopsom bij een andere instelling pensioen te verwerven, mits de afkoopsom rechtstreeks wordt overgedragen aan die instelling en wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel a, c, d, e en f. Ingeval deze andere instelling een pensioenfonds is, zijn deze wet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing op dat pensioen. Indien deze andere instelling een verzekeraar is als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn artikel 2, vierde lid, en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing op dat pensioen.

C. Indien artikel I, onderdeel K, van het bij koninklijke boodschap van 3 september 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen) (Kamerstukken II 1999/2000, nr. 26 711), nadat dat voorstel tot wet is verheven, in werking treedt nadat dit wetsvoorstel, nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:

1. Artikel I, onderdeel K, onderdeel 3, wordt vervangen door:

3. Het tweede en het derde lid vervallen.

2. Artikel I, onderdeel M, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid van het nieuwe artikel 32ba wordt «Onverminderd de artikelen 32a en 32b» vervangen door: Onverminderd het derde lid en de artikelen 32a en 32b.

2. Er wordt aan het nieuwe artikel 32ba een lid toegevoegd, dat komt te luiden:

  • 3. Een pensioenfonds is, voorzover zijn statuten en reglementen dat mogelijk maken, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, bevoegd aanspraken op pensioen af te kopen, indien die afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om op de datum waarop het pensioen ingaat onder aanwending van de afkoopsom bij een andere instelling pensioen te verwerven, mits de afkoopsom rechtstreeks wordt overgedragen aan die instelling en wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel a, c, d, e en f . Ingeval deze andere instelling een pensioenfonds is, zijn deze wet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing op dat pensioen. Indien deze andere instelling een verzekeraar is als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn artikel 2, vierde lid, en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing op dat pensioen.

D. Indien het tijdstip van inwerkingtreding van het bij koninklijke boodschap van 3 september 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen) (Kamerstukken II 1999/2000, nr. 26 711) ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en ten aanzien van vrijwillige pensioenvoorzieningen verschillend wordt vastgesteld, is, al naar gelang dat tijdstip vóór respectievelijk na het tijdstip ligt waarop dit wetsvoorstel, nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, onderdeel B dan wel onderdeel C van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II. COÖRDINATIEWET SOCIALE VERZEKERING

De Coördinatiewet Sociale Verzekering2 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel i, wordt vervangen door:

i. uitkeringen en verstrekkingen volgens een premiespaarregeling voorzover die over ieder kalenderjaar waarin de werknemer overeenkomstig die regeling heeft gespaard, niet meer bedragen dan f 1158;.

2. Het eerste lid, onderdeel k, wordt vervangen door:

k. vergoedingen en verstrekkingen voorzover die geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking, alsmede andere vergoedingen en andere verstrekkingen voorzover die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren;.

3. Het eerste lid, onderdeel s, wordt vervangen door:

s. loon dat in geblokkeerde vorm wordt gespaard volgens een spaarloonregeling en loon volgens een winstdelingsregeling die niet een spaarloonregeling is, samen tot ten hoogste 1736 per kalenderjaar, ter zake van welk loon de belasting op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 is verschuldigd door de werkgever;.

4. In het eerste lid, onderdelen y en z, wordt de zinsnede «tot verwerving van het loon» telkens vervangen door: ter vervulling van de dienstbetrekking.

5. In het eerste lid, onderdeel aa, wordt «personenauto» vervangen door: personenauto of bestelauto. Voorts wordt «twaalfde lid» vervangen door: tiende lid.

6. In het vijfde lid wordt «zevende lid» vervangen door: zesde lid.

7. In het zesde lid wordt de eerste volzin vervangen door:

Om als premiespaarregeling te worden aangemerkt, dient de deelname aan de regeling open te staan voor ten minste driekwart van de werknemers van de werkgever en mag de regeling slechts voorzien in spaarpremies van niet meer dan de besparingen van de werknemer ingeval deze gedurende ten minste vier jaar niet zijn opgenomen of deze zijn opgenomen ter zake van de verwerving van zijn eigen woning als hoofdverblijf, aflossingen op hypothecaire leningen rustende op en aangegaan ter financiering van die woning, de aankoop van effecten, de voldoening van premies voor lijfrenten als bedoeld in de artikelen 3.124, onderdeel b, en 3.125, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Wet inkomstenbelasting 2001, de voldoening van premies voor ingevolge bij ministeriële regeling aan te wijzen overeenkomsten van levensverzekering waarbij een kapitaalsuitkering is verzekerd, de door de werknemer vrijwillig betaalde premies ingevolge een pensioenregeling, de start van een voor eigen rekening gedreven onderneming, de opname van verlof, de financiering van scholingsuitgaven als bedoeld in artikel 6.27 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of bij beëindiging van zijn dienstbetrekking.

8. Het achtste lid vervalt onder vernummering van het negende tot en met twaalfde lid tot achtste tot en met elfde lid.

9. Het tot achtste lid vernummerde negende lid komt te luiden:

  • 8. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op grond waarvan wordt bepaald welke vergoedingen en verstrekkingen en in hoeverre deze vergoedingen en verstrekkingen zijn aan te merken als vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, waarbij kan worden afgeweken van het eerste lid, onderdeel aa.

10. Het tot elfde lid vernummerde twaalfde lid komt te luiden:

  • 11. Het in het eerste lid, onderdeel o, vermelde bedrag wordt bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door het bedrag dat krachtens artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt vastgesteld ter vervanging van het in artikel 3.143, eerste lid, van die wet vermelde bedrag. De bedragen genoemd in de derde kolom van het tiende lid opgenomen tabel, worden bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de overeenkomstige bedragen die bij het begin van het jaar krachtens artikel 11, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden vastgesteld ter vervanging van de bedragen, opgenomen in de derde kolom van de in het derde lid van dat artikel opgenomen tabel.

11. Aan het artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, dat komt te luiden:

  • 12. Onder spaarloonregeling wordt verstaan een schriftelijke regeling – niet zijnde een pensioenregeling – die voorziet in sparen van loon (spaarloon) dat gedurende ten minste vier jaar niet ter beschikking van de werknemer komt, tenzij het spaarloon wordt opgenomen ter zake van de verwerving van zijn eigen woning als hoofdverblijf, de aankoop van effecten, de voldoening van premies voor lijfrenten als bedoeld in de artikelen 3.124, onderdeel b, en 3.125, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Wet inkomstenbelasting 2001, de voldoening van premies volgens bij ministeriële regeling aan te wijzen overeenkomsten van levensverzekering waarbij een kapitaalsuitkering is verzekerd, de door de werknemer vrijwillig betaalde premies ingevolge een pensioenregeling, de start van een voor eigen rekening gedreven onderneming, de opname van verlof, de financiering van scholingsuitgaven als bedoeld in artikel 6.27 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of bij beëindiging van zijn dienstbetrekking. Ingeval het spaarloon door de werknemer is opgenomen bij beëindiging van zijn dienstbetrekking, wordt voor elke maand gedurende welke het spaarloon voortijdig is opgenomen premie geheven van de werknemer ter zake van een evenredig deel van het spaarloon. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.

B. Indien artikel VIc van het bij koninklijke boodschap van 28 februari 2000 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Natuurschoonwet 1928, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Kamerstukken 1999/2000, nr. 27 030) nadat dat voorstel tot wet is verheven, in werking treedt voordat dit wetsvoorstel, nadat dit tot wet is verheven, in werking treedt, komt onderdeel A, subonderdelen 8 tot en met 11, te luiden:

8. Het achtste lid vervalt onder vernummering van het negende tot en met dertiende lid tot achtste tot en met twaalfde lid.

9. Het tot achtste lid vernummerde negende lid komt te luiden:

8. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op grond waarvan wordt bepaald welke vergoedingen en verstrekkingen en in hoeverre deze vergoedingen en verstrekkingen zijn aan te merken als vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, waarbij kan worden afgeweken van het eerste lid, onderdeel aa.

10. Het tot elfde lid vernummerde twaalfde lid komt te luiden:

11. Het in het eerste lid, onderdeel o, vermelde bedrag wordt bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door het bedrag dat krachtens artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt vastgesteld ter vervanging van het in artikel 3.143, eerste lid, van die wet vermelde bedrag. De bedragen, genoemd in de derde kolom van het tiende lid opgenomen tabel, worden bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de overeenkomstige bedragen die bij het begin van het jaar krachtens artikel 11, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden vastgesteld ter vervanging van de bedragen, opgenomen in de derde kolom van de in het derde lid van dat artikel opgenomen tabel.

11. Aan het artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, dat komt te luiden:

13. Onder spaarloonregeling wordt verstaan een schriftelijke regeling – niet zijnde een pensioenregeling – die voorziet in sparen van loon (spaarloon) dat gedurende ten minste vier jaar niet ter beschikking van de werknemer komt, tenzij het spaarloon wordt opgenomen ter zake van de verwerving van diens eigen woning als hoofdverblijf, de aankoop van effecten, de voldoening van premies voor lijfrenten als bedoeld in de artikelen 3.124, onderdeel b, en 3.125, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Wet inkomstenbelasting 2001, de voldoening van premies op grond van, bij ministeriële regeling aan te wijzen, overeenkomsten van levensverzekering waarbij een kapitaalsuitkering is verzekerd, de door de werknemer vrijwillig betaalde premies ingevolge een pensioenregeling, de start van een voor eigen rekening gedreven onderneming, de opname van verlof, de financiering van scholingsuitgaven als bedoeld in artikel 6.27 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of bij beëindiging van zijn dienstbetrekking.

C. Indien artikel VIc van het bij koninklijke boodschap van 28 februari 2000 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Natuurschoonwet 1928, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Kamerstukken 1999/2000, nr. 27 030) nadat dat voorstel tot wet is verheven, in werking treedt nadat dit wetsvoorstel, nadat dit tot wet is verheven, in werking treedt, vervalt artikel VIc, onderdeel B, derde lid, van die wet.

D. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «voor zover» vervangen door: voorzover.

2. In het tweede lid vervallen de tweede en derde volzin.

ARTIKEL III. ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet3 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt in de eerste volzin «daarvan in te houden». Voorts wordt de tweede volzin vervangen door:

De loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, bedoeld in artikel 1 van de Wet financiering volksverzekeringen, worden berekend voor een werknemer, jonger dan 65 jaar, rekening houdend met uitsluitend tweemaal de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, over het in de vorige volzin bedoelde bedrag, vermeerderd met het werkgeversaandeel in de procentuele premie ingevolge de Ziekenfondswet en verminderd met het werknemersaandeel in de premie ingevolge de Werkloosheidswet.

2. Het zesde lid, onderdeel a, wordt vervangen door:

a. de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, voor een persoon van 65 jaar of ouder rekening houdend met uitsluitend de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, over dat pensioen, en.

3. Het zevende lid, aanhef en onderdeel a, worden vervangen door:

  • 7. Onder het in het vijfde lid, onderdeel b, bedoelde netto-ouderdomspensioen wordt verstaan het in het tiende lid, onderdeel b, bedoelde bruto-ouderdomspensioen, na aftrek van:

    a. de helft van de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, voor een persoon van 65 jaar of ouder, rekening houdend met uitsluitend tweemaal de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, over tweemaal het bruto-ouderdomspensioen, en.

4. Het achtste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:

a. de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, voor een persoon van 65 jaar of ouder, rekening houdend met uitsluitend de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964 en de alleenstaande-ouderkorting, bedoeld in artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001, over dat pensioen, en.

B. Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt vervangen door:

  • 3. Onder de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde netto-vakantie-uitkeringen worden verstaan de in het zesde lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde bruto-vakantie-uitkeringen na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen voor een persoon van 65 jaar of ouder met toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen waarin de arbeidskorting, bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964, niet is verwerkt.

2. Het vierde, vijfde en zesde lid vervallen. Het zevende tot en met tiende lid worden vernummerd tot vierde tot en met zevende lid.

3. In het in het vierde lid vernummerde zevende lid wordt «met toepassing van de groene abel voor bijzondere beloningen voor een in tariefgroep 3 ingedeelde werknemer, jonger dan 65 jaar» vervangen door: voor een werknemer, jonger dan 65 jaar, met toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen waarin de arbeidskorting, bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964, niet is verwerkt.

4. In het in het vijfde lid vernummerde achtste lid wordt «zevende lid» vervangen door: vierde lid.

5. In het in het zesde lid vernummerde negende lid wordt «achtste lid» vervangen door: vijfde lid.

ARTIKEL IV. WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIEBIJSLAG

In artikel 6, eerste lid, onderdeel h, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag4 wordt «artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 31a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

ARTIKEL V. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers5 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1 wordt het tweede lid vervangen door:

  • 2. De in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde loonbelasting en premies volksverzekeringen worden berekend voor een werknemer, jonger dan 65 jaar, rekening houdend met uitsluitend de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, over het minimumjeugdloon en de aanspraak op vakantiebijslag daarover, vermeerderd met het werkgeversaandeel in de ziekenfondspremie en verminderd met de premies werknemersverzekeringen. De loonbelasting en premies volksverzekeringen, in te houden van de aanspraak op vakantiebijslag over het minimumloon, worden berekend met toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen waarin de arbeidskorting, bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964, niet is verwerkt.

B. In artikel 49 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

C. In artikel 50 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

ARTIKEL VI. INVOERINGSWET STELSELHERZIENING SOCIALE ZEKERHEID

De Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid6 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 24, eerste lid, wordt «voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 in tariefgroep 2 is ingedeeld» vervangen door: voor wie de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, maar niet de alleenstaande-ouderkorting, bedoeld in artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is.

B. In artikel 48, eerste lid, wordt «voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 in tariefgroep 2 is ingedeeld» vervangen door: voor wie de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, maar niet de alleenstaande-ouderkorting, bedoeld in artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is.

C. In artikel 64a, eerste lid, wordt «voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 in tariefgroep 2 is ingedeeld» vervangen door: voor wie de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, maar niet de alleenstaande-ouderkorting, bedoeld in artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is.

ARTIKEL VII. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen7 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «meewerkende echtgenoot in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: partner in de zin van artikel 3.16, vierde lid, of artikel 3.99 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2. Het vijfde lid wordt vervangen door:

  • 5. De gewezen zelfstandige was aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of beroep, indien werd voldaan aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

B In artikel 49 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

C. In artikel 50 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

ARTIKEL VIII. WET FINANCIERING VOLKSVERZEKERINGEN

De Wet financiering volksverzekeringen8 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 9 wordt «het zuivere loon» vervangen door: het belastbare loon. Voorts wordt de zinsnede «artikel 31, tweede lid, onderdeel f, van die wet» vervangen door: artikel 31, tweede lid, onderdelen f en g, van die wet.

B. In artikel 14 wordt de zinsnede «artikel 66a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: artikel 3 154 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 21 wordt vervangen door:

Artikel 21
  • 1. De belasting die op grond van artikel 20 wordt geheven in plaats van de premie voor de volksverzekeringen wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk en voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Invorderingswet 1990 beschouwd als premie voor die verzekeringen.

  • 2. Voor de persoon van wie als gevolg van een ontheffing als bedoeld in artikel 19 premievervangende belasting wordt geheven of ingehouden wordt een heffingskorting toegepast die wordt vastgesteld overeenkomstig de op grond van artikel 10, vierde lid, voor een premieplichtige voor de volksverzekeringen toepasselijke heffingskorting voor de volksverzekeringen.

ARTIKEL IX. ALGEMENE BIJSTANDSWET

De Algemene bijstandswet9 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 5, eerste lid, onder 2°, wordt vervangen door:

2°. voldoet aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en.

B. Aan artikel 26 wordt een nieuw lid toegevoegd, dat komt te luiden:

  • 5. Bij de vaststelling van het recht op algemene bijstand, bedoeld in het eerste lid, blijft ten aanzien van de alleenstaande of het gezin de heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, buiten beschouwing.

C. Aan artikel 42 wordt een zin toegevoegd, die komt te luiden: Tot de middelen, bedoeld in de eerste zin, behoort in elk geval de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

D. Artikel 43, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met o tot d tot en met p, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting, bedoeld in Hoofdstuk 8 van de Wet Inkomstenbelasting 2001;.

2. Het tot f verletterde onderdeel e wordt vervangen door:

f. vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen als bedoeld in Hoofdstuk IIA van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij voor deze vergoedingen en verstrekkingen bijstand wordt verleend;.

E. In artikel 47, eerste lid, onderdeel a, wordt «teruggave van loonbelasting en premies volksverzekeringen» vervangen door: voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting en premies volksverzekeringen.

F. In artikel 55 wordt het tweede lid vervangen door:

  • 2. De in het eerste lid bedoelde loonbelasting en premies volksverzekeringen worden berekend voor een werknemer, jonger dan 65 jaar, rekening houdend met uitsluitend tweemaal de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, over het minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag daarover, vermeerderd met het werkgeversaandeel in de ziekenfondspremie en verminderd met de premies werknemersverzekeringen. De loonbelasting en de premies volksverzekeringen in te houden van de aanspraak op vakantiebijslag over het minimumloon, worden berekend met toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen waarin de arbeidskorting, bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964, niet is verwerkt.

G. In artikel 126, eerste lid, wordt «sociaal-fiscaal nummer» vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

H. In artikel 127 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

ARTIKEL X. ALGEMENE NABESTAANDENWET

De Algemene nabestaandenwet10 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b wordt vervangen door:

b. netto-minimumloon: het in onderdeel a bedoelde bedrag na aftrek van de loonbelasting en premies ingevolge de sociale verzekeringswetten behoudens de nominale premie ingevolge de Ziekenfondswet. De loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen worden berekend voor een werknemer, jonger dan 65 jaar,rekening houdend met uitsluitend tweemaal de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, over het in onderdeel a bedoelde bedrag, vermeerderd met het werkgeversaandeel in de procentuele premie ingevolge de Ziekenfondswet en verminderd met het werknemersaandeel in de premie ingevolge de Werkloosheidswet;.

2. Onderdeel d wordt vervangen door:

d. netto-minimumvakantiebijslag: het in onderdeel c bedoelde bedrag na aftrek van de loonbelasting en premies ingevolge de sociale verzekeringswetten, behoudens de nominale premie ingevolge de Ziekenfondswet. De loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen worden berekend met toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen voor een werknemer, jonger dan 65 jaar, waarin de arbeidskorting, bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964 niet is verwerkt, over het in onderdeel c bedoelde bedrag, vermeerderd met het werkgeversaandeel in de procentuele premie ingevolge de Ziekenfondswet en verminderd met het werknemersaandeel in de premie ingevolge de Werkloosheidswet.

B. In artikel 17, eerste en tweede lid, wordt «naar tariefgroep 2» telkens vervangen door: voor een persoon jonger dan 65 jaar, rekening houdend met uitsluitend de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964.

C. In artikel 25, eerste lid, wordt «naar tariefgroep 4» vervangen door: voor een persoon jonger dan 65 jaar, rekening houdend met uitsluitend de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964 en de alleenstaande-ouderkorting, bedoeld in artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001,.

D. Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «naar tariefgroep 2 met toepassing van de groene tabel voor bijzondere beloningen» vervangen door: voor een persoon jonger dan 65 jaar met toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen waarin de arbeidskorting, bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964, niet is verwerkt,.

2. In het tweede lid wordt «naar tariefgroep 4 met toepassing van de groene tabel voor bijzondere beloningen» vervangen door: voor een persoon jonger dan 65 jaar met toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen waarin de arbeidskorting, bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964, niet is verwerkt,.

ARTIKEL XI. ARBEIDSVOORZIENINGSWET 1996

In artikel 70, tweede lid, van de Arbeidsvoorzieningswet 199611 wordt «sociaal-fiscaal nummer» vervangen door sociaal-fiscaalnummer. Voorts wordt «artikel 47b» vervangen door: artikel 2, derde lid, onderdeel j,.

ARTIKEL XII. ORGANISATIEWET SOCIALE VERZEKERINGEN 1997

De Organisatiewet sociale verzekeringen 199712 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, onderdeel g, wordt vervangen door:

g. sociaal-fiscaalnummer: het nummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;.

B. In artikel 28 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

C. In artikel 47 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

ARTIKEL XIII. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen13 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel i wordt vervangen door:

i. winst uit onderneming: de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van die wet;.

2. Onderdeel j wordt vervangen door:

j. winst uit Nederlandse onderneming: de belastbare winst uit Nederlandse onderneming, bedoeld in afdeling 7.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van die wet;.

3. In onderdeel k wordt «in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

4. Onderdeel l wordt vervangen door:

l. inkomsten uit tegenwoordige arbeid: het gezamenlijke bedrag van:

1°. het belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid, bedoeld in afdeling 3.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

2°. het belastbaar loon ter zake van het in Nederland verrichten van arbeid, bedoeld in afdeling 7.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

3°. het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in afdeling 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en

4°. het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in Nederland, bedoeld in afdeling 7.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

B. In artikel 4, onderdeel b, wordt «binnenlandse» vervangen door: Nederlandse.

Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «binnenlandse onderneming» vervangen door: Nederlandse onderneming. Voorts wordt «de aftrekbare kosten die betrekking hebben op de inkomsten uit tegenwoordige arbeid» vervangen door: de werknemersaftrek bedoeld in artikel 3.85 van de Wet inkomstenbelasting 2001, die betrekking heeft op de inkomsten uit tegenwoordige arbeid.

2. In het derde lid wordt «aftrekbare kosten» vervangen door: werknemersaftrek.

D. In artikel 72a, derde lid, wordt «twaalf maanden» telkens vervangen door: «36 maanden». Voorts wordt «tien maanden» vervangen door: 34 maanden.

E. Artikel 75, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. De op grond van dit hoofdstuk verschuldigde premie wordt geheven en ingevorderd overeenkomstig de voor de heffing en de invordering van de inkomstenbelasting geldende regels, met dien verstande dat de artikelen 3.154 en 9.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 buiten toepassing blijven.

ARTIKEL XIV. TIJDELIJKE WET INKOMENSVOORZIENINGEN GEWEZEN BINNENVAARTONDERNEMERS

Artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de Tijdelijke wet inkomensvoorziening gewezen binnenvaartondernemers14 wordt vervangen door:

a. de partner in de zin van artikel 3.16, vierde lid, of artikel 3.78 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die voldoet aan artikel 2, eerste lid, onderdeel a of b, van de Ioaz;.

ARTIKEL XV. WET SOCIALE WERKVOORZIENING

In artikel 15, vijfde lid, van de Wet sociale werkvoorziening15 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer. Voorts wordt «artikel 47b, derde lid» vervangen door: artikel 2, derde lid, onderdeel j.

ARTIKEL XVI. WET INSCHAKELING WERKZOEKENDEN

In artikel 22, vijfde lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden16 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer. Voorts wordt «artikel 47b, derde lid» vervangen door: artikel 2, derde lid, onderdeel j.

ARTIKEL XVII. WET PRIVATISERING FVP

Artikel 10 van de Wet privatisering FVP17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Het sociaal-fiscaal nummer, bedoeld in artikel 47b, derde lid» vervangen door: Het sociaal-fiscaalnummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j.

2. In het tweede lid wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

AFDELING B Ministerie van Algemene Zaken

ARTIKEL I. WET FINANCIEEL STATUUT VAN HET KONINKLIJK HUIS

In artikel 1, tweede lid, van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis18, komt de zinsnede die aanvangt met «verminderd met:» te luiden: verminderd met over het inkomen verschuldigde premies voor sociale verzekeringen en inkomstenbelasting waarbij voor de berekening wordt uitgegaan van een leeftijd beneden 65 jaar, inkomen uit tegenwoordige arbeid en tweemaal de algemene heffingskorting.

AFDELING C Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

ARTIKEL I. WET AANPASSING PENSIOENVOORZIENINGEN BIJSTANDKORPS

In artikel 26a, derde lid, van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps19 wordt «het betaalbaar bedrag van het pensioen (onder betaalbaar bedrag wordt verstaan het bruto pensioen dat niet verminderd is met de belastingvrije som).» vervangen door: het bruto pensioen.

ARTIKEL II. WET SCHADELOOSSTELLING, UITKERING EN PENSIOEN LEDEN EUROPEES PARLEMENT

De Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement20 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden de onderdelen a en b vervangen door:

a. winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

b. belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid en

c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2. In het derde lid wordt «verrekend in het jaar waarin deze zijn genoten in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: bepaald overeenkomstig de regels van de Wet inkomstenbelasting 2001 en worden verrekend in het jaar waarin deze zijn genoten in de zin van die wet.

B. Na artikel 17 wordt een nieuw artikel toegevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 17a

Onder neveninkomsten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt met betrekking tot aan het kalenderjaar 2001 voorafgaande kalenderjaren verstaan winst uit onderneming en zuivere inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Met betrekking tot die jaren wordt in artikel 3, derde lid, onder Wet inkomstenbelasting 2001 verstaan Wet op de inkomstenbelasting 1964.

ARTIKEL III. WET RIETKERK-UITKERING

In artikel 8 van de Wet Rietkerk-uitkering21 wordt «Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 519)» vervangen door: Wet inkomstenbelasting 2001.

ARTIKEL IV. WET SCHADELOOSSTELLING LEDEN TWEEDE KAMER

De Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer22 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden de onderdelen a en b vervangen door:

a. winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

b. belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid en

c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2. In het derde lid wordt «verrekend in het jaar waarin deze zijn genoten in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 1990, 103)» vervangen door: bepaald overeenkomstig de regels van de Wet inkomstenbelasting 2001 en worden verrekend in het jaar waarin deze zijn genoten in de zin van die wet.

B. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 23, eerste lid, onder b, juncto artikel 23, vierde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 niet tot de inkomsten uit arbeid behoort» vervangen door: «artikel 16b van de Wet op de loonbelasting 1964 als vrije vergoeding geldt». Voorts vervalt de laatste volzin.

2. In het tweede lid wordt «of krachtens de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de Wet op de loonbelasting 1964.

C. Na artikel 19 wordt een nieuw artikel toegevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 19a

Onder neveninkomsten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt met betrekking tot aan het kalenderjaar 2001 voorafgaande kalenderjaren verstaan winst uit onderneming en zuivere inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Met betrekking tot die jaren wordt in artikel 3, derde lid, onder Wet inkomstenbelasting 2001 verstaan Wet op de inkomstenbelasting 1964.

ARTIKEL V. GEMEENTEWET

De Gemeentewet23 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 236 wordt «40» vervangen door: 39.

B. In artikel 246a, eerste lid, wordt «53» vervangen door: 53, eerste en vierde lid.

ARTIKEL VI. PROVINCIEWET

De Provinciewet24 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 228 wordt «40» vervangen door: 39.

B. In artikel 230, eerste lid, wordt «53» vervangen door: 53, eerste en vierde lid.

ARTIKEL VII. WET RECHTSPOSITIONELE VOORZIENINGEN RAMPBESTRIJDERS

De Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders25 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 27, derde lid, wordt «winst uit de onderneming als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 519)» vervangen door: winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Na artikel 46 wordt een nieuw artikel toegevoegd dat komt te luiden:

Artikel 46a

Voorzover de grondslag, bedoeld in artikel 27, moet worden bepaald over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar, wordt voor de toepassing van het derde lid van dat artikel onder winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verstaan winst uit onderneming als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

ARTIKEL VIII. UITKERINGSWET KNIL-DIENSTPLICHTTIJD

In artikel 5 van de Uitkeringswet KNIL-dienstplichttijd26 wordt «Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: Wet inkomstenbelasting 2001.

ARTIKEL IX. WET VERGOEDINGEN LEDEN EERSTE KAMER

In artikel 17 van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer27 wordt «of krachtens de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de Wet op de loonbelasting 1964.

ARTIKEL X. WET OVERHEIDSPERSONEEL ONDER DE WERKNEMERSVERZEKERINGEN

Artikel 80 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer. Voorts wordt «artikel 47b, derde lid» vervangen door: artikel 2, derde lid, onderdeel j.

2. In het tweede lid wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

3. In het derde lid wordt «sociaal-fiscaal nummer» vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

ARTIKEL XI. UITKERINGSWET KNIL-BEROEPSMILITAIREN

In artikel 6 van de Uitkeringswet KNIL-beroepsmilitairen29 wordt «Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: Wet inkomstenbelasting 2001.

AFDELING D Ministerie van Defensie

ARTIKEL I. UITKERINGSWET TEGEMOETKOMING TWEE TOT VIJFJARIGE DIENSTTIJD VETERANEN

In artikel 6 van de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen30 wordt «ingevolge de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: ingevolge de Wet inkomstenbelasting 2001.

AFDELING E Ministerie van Economische Zaken

ARTIKEL I. WET OP HET CENTRAAL BUREAU EN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE STATISTIEK

In artikel 9, tweede lid, van de Wet op het Centraal bureau en de Centrale commissie voor de statistiek31 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer. Voorts wordt «artikel 47b, derde lid» vervangen door: artikel 2, derde lid, onderdeel j.

ARTIKEL II. WET ENERGIEDISTRIBUTIE

In artikel 20, onderdeel b, van de Wet energiedistributie32 wordt «artikel 10, derde lid, en artikel 11 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de artikelen 3.31 tot en met 3.46 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

AFDELING F Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

ARTIKEL I. WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs33 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 124 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 124a Inkomensbegrippen
  • 1. In dit deel wordt onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met:

    a. indien in het kalenderjaar de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: f 2987;

    b. indien in het kalenderjaar loon wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    c. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer (reiskostenforfait), maar niet meer dan f 2070;

    d. indien in het kalenderjaar 2000 loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar in aanmerking genomen aftrekbare kosten terzake van inkomsten uit arbeid andere dan kosten van woon- werkverkeer, na toepassing van artikel 37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met 12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar met niet minder dan f 263 en met niet meer dan f 3538;

    e. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

    f. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar niet meer dan f 6179, verminderd met f 2283, maar niet verder dan tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van f 6179 en f 2283 verhoogd tot f 12 358 respectievelijk f 4566;

    g. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

  • 2. In het eerste lid wordt onder loon verstaan loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3. In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met:

    a. het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    b. de bedragen bedoeld in het eerste lid, onderdelen c tot en met g.

  • 4. De in het eerste lid, onderdelen c tot en met g, en derde lid, onderdeel b, bedoelde correctieposten worden over het kalenderjaar 2001 voor het geheel in aanmerking genomen, over het kalenderjaar 2002 voor 2/3 deel en over het kalenderjaar 2003 voor 1/3 deel. Over het kalenderjaar 2004 en volgende kalenderjaren worden deze correctieposten niet meer in aanmerking genomen.

  • 5. Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:

    a. loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    b. loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

  • 6. De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de ouders van leerlingen die aanspraak maken op gehele of gedeeltelijke vergoeding van vervoerskosten, bepaalt op verzoek van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerlingen waarvan de ouders aanspraak maken op vergoeding van kosten van leerlingenvervoer verblijven, het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon in het desbetreffende jaar van de desbetreffende ouders.

  • 7. De in het zesde lid bedoelde inspecteur verstrekt de gegevens inzake het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon aan het in het zesde lid bedoelde college van burgemeester en wethouders volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

B. Artikel 127, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de derde volzin wordt «het belastbare inkomen respectievelijk het zuivere loon» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen respectievelijk het gecorrigeerde belastbare loon.

2. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, die komt te luiden: Indien het inkomen moet worden bepaald over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar, wordt in afwijking van de derde volzin uitgegaan van het belastbare inkomen respectievelijk het zuivere loon.

C. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 februari 2000 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs onder meer in verband met leerlingenvervoer en de stichtings- en opheffingsnormen van afdelingen en scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs en wijziging van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende kinderen (Kamerstukken II 1999/2000, nr. 27 014) tot wet wordt verheven en voor wat betreft artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs in werking treedt, wordt die wet met ingang van het tijdstip waarop genoemde wetswijziging in werking treedt, dan wel indien de onderhavige wet op een later tijdstip in werking treedt, met ingang van dat latere tijdstip, als volgt gewijzigd:

AA. Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 1a
  • 1. In dit deel wordt onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met:

    a. indien in het kalenderjaar de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: f 2987;

    b. indien in het kalenderjaar loon wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    c. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer (reiskostenforfait), maar niet meer dan f 2070;

    d. indien in het kalenderjaar 2000 loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar in aanmerking genomen aftrekbare kosten terzake van inkomsten uit arbeid andere dan kosten van woon-werkverkeer, na toepassing van artikel 37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met 12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar met niet minder dan f 263 en met niet meer dan f 3538;

    e. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

    f. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar niet meer dan f 6179, verminderd met f 2283, maar niet verder dan tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van f 6179 en f 2283 verhoogd tot f 12 358 respectievelijk f 4566;

    g. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

  • 2. In het eerste lid wordt onder loon verstaan loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3. In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met:

    a. het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    b. de bedragen bedoeld in het eerste lid, onderdelen c tot en met g.

  • 4. De in het eerste lid, onderdelen c tot en met g, en derde lid, onderdeel b, bedoelde correctieposten worden over het kalenderjaar 2001 voor het geheel in aanmerking genomen, over het kalenderjaar 2002 voor 2/3 deel en over het kalenderjaar 2003 voor 1/3 deel. Over het kalenderjaar 2004 en volgende kalenderjaren worden deze correctieposten niet meer in aanmerking genomen.

  • 5. Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:

    a. loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    b. loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

  • 6. De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de ouders van leerlingen die aanspraak maken op gehele of gedeeltelijke vergoeding van vervoerskosten, bepaalt op verzoek van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerlingen waarvan de ouders aanspraak maken op vergoeding van kosten van leerlingenvervoer verblijven, het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon in het desbetreffende jaar van de desbetreffende ouders.

  • 7. De in het zesde lid bedoelde inspecteur verstrekt de gegevens inzake het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon aan het in het zesde lid bedoelde college van burgemeester en wethouders volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

BB. Artikel 4, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de derde volzin wordt «het belastbare inkomen respectievelijk het zuivere loon» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen respectievelijk het gecorrigeerde belastbare loon.

2. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, die komt te luiden:

Indien het inkomen moet worden bepaald over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar, wordt in afwijking van de derde volzin uitgegaan van het belastbare inkomen respectievelijk het zuivere loon.

ARTIKEL II. WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

De Wet op het primair onderwijs34 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 1a Inkomensbegrippen
  • 1. In deze wet wordt onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met:

    a. indien in het kalenderjaar de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: f 2987;

    b. indien in het kalenderjaar loon wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    c. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer (reiskostenforfait), maar niet meer dan f 2070;

    d. indien in het kalenderjaar 2000 loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar in aanmerking genomen aftrekbare kosten terzake van inkomsten uit arbeid andere dan kosten van woon-werkverkeer, na toepassing van artikel 37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met 12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar met niet minder dan f 263 en met niet meer dan f 3538;

    e. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

    f. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar niet meer dan f 6179, verminderd met f 2283, maar niet verder dan tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van f 6179 en f 2283 verhoogd tot f 12 358 respectievelijk f 4566;

    g. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

  • 2. In het eerste lid wordt onder loon verstaan loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3. In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met:

    a. het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    b. de bedragen bedoeld in het eerste lid, onderdelen c tot en met g.

  • 4. De in het eerste lid, onderdelen c tot en met g, en derde lid, onderdeel b, bedoelde correctieposten worden over het kalenderjaar 2001 voor het geheel in aanmerking genomen, over het kalenderjaar 2002 voor 2/3 deel en over het kalenderjaar 2003 voor 1/3 deel. Over het kalenderjaar 2004 en volgende kalenderjaren worden deze correctieposten niet meer in aanmerking genomen.

  • 5. Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:

    a. loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    b. loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

  • 6. De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de ouders van leerlingen die aanspraak maken op gehele of gedeeltelijke vergoeding van vervoerskosten, bepaalt op verzoek van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerlingen waarvan de ouders aanspraak maken op vergoeding van kosten van leerlingenvervoer verblijven, het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon in het desbetreffende jaar van de desbetreffende ouders.

  • 7. De in het zesde lid bedoelde inspecteur verstrekt de gegevens inzake het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon aan het in het zesde lid bedoelde college van burgemeester en wethouders volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

B. Artikel 4, zevende lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de derde volzin wordt «het belastbaar inkomen respectievelijk het zuivere loon» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen respectievelijk het gecorrigeerde belastbare loon.

2. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, die komt te luiden:

Indien het inkomen moet worden bepaald over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar, wordt in afwijking van de derde volzin uitgegaan van het belastbare inkomen respectievelijk het zuivere loon.

C. In de Inhoudsopgave wordt na de omschrijving van artikel 1 van Hoofdstuk I, Titel I, ingevoegd:

Artikel 1a Inkomensbegrippen.

ARTIKEL III. WET TEGEMOETKOMING STUDIEKOSTEN

De Wet tegemoetkoming studiekosten35 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 1a Inkomensbegrippen
  • 1. In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met:

    a. indien in het kalenderjaar waarover het gecorrigeerde verzamelinkomen berekend wordt de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: f 2987;

    b. indien in het kalenderjaar waarover het gecorrigeerde verzamelinkomen berekend wordt loon wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    c. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer (reiskostenforfait), maar niet meer dan f 2070;

    d. indien in het kalenderjaar 2000 loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar in aanmerking genomen aftrekbare kosten terzake van inkomsten uit arbeid andere dan kosten van woon-werkverkeer, na toepassing van artikel 37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met 12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar met niet minder dan f 263 en met niet meer dan f 3538;

    e. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

    f. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar niet meer dan f 6179, verminderd met f 2283, maar niet verder dan tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van f 6179 en f 2283 verhoogd tot f 12 358 respectievelijk f 4566;

    g. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

  • 2. In het eerste lid wordt onder loon verstaan loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3. In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met:

    a. het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    b. de bedragen bedoeld in het eerste lid, onderdelen c tot en met g.

  • 4. De in het eerste lid, onderdelen c tot en met g, en derde lid, onderdeel b, bedoelde correctieposten worden indien het gecorrigeerde verzamelinkomen over het kalenderjaar 2001 wordt berekend, voor het geheel in aanmerking genomen, indien het gecorrigeerde verzamelinkomen over het kalenderjaar 2002 wordt berekend, voor 2/3 deel in aanmerking genomen en indien het gecorrigeerde verzamelinkomen over het kalenderjaar 2003 wordt berekend, voor 1/3 deel in aanmerking genomen. Indien het gecorrigeerde verzamelinkomen over het kalenderjaar 2004 en volgende kalenderjaren berekend wordt, worden deze correctieposten niet meer in aanmerking genomen.

  • 5. Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:

    a. loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    b. loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

  • 6. De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de aanvrager, de partner van de aanvrager, de TS-ouder of de partner van de TS-ouder, bepaalt op verzoek van de Informatie Beheer Groep het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon in het peiljaar van de desbetreffende aanvrager, partner van de aanvrager, TS-ouder of partner van de TS-ouder.

  • 7. De in het zesde lid bedoelde inspecteur verstrekt de gegevens inzake het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon aan de Informatie Beheer Groep volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

B. In artikel 4 wordt «sociaal-fiscaal nummer» vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

C. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het toetsingsinkomen is de som van de gecorrigeerde verzamelinkomens van de aanvrager en diens partner in het peiljaar.

2. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid in tweede tot en met vierde lid, vervalt het tweede lid.

3. In het tot tweede lid vernummerde derde lid wordt «de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de Wet inkomstenbelasting 2001. Voorts wordt «het belastbare inkomen» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen.

4. In het tot derde lid vernummerde vierde lid vervalt « als bedoeld in artikel 40 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen». Voorts wordt «het belastbare inkomen» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen.

5. In het tot vierde lid vernummerde vijfde lid wordt «artikel 64 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: artikel 9.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Voorts wordt «het zuivere loon bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: «het gecorrigeerde belastbare loon» en wordt «het belastbare inkomen» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen.

D. In artikel 13, tweede lid, wordt «de belastbare inkomens» vervangen door: de gecorrigeerde verzamelinkomens.

E. In artikel 14 wordt «het belastbare inkomen» vervangen door: «het gecorrigeerde verzamelinkomen» en «het vast te stellen belastbare inkomen» door: het vast te stellen gecorrigeerde verzamelinkomen. Voorts wordt «het zuivere loon» telkens vervangen door: het gecorrigeerde belastbare loon.

F. In artikel 29, eerste lid, wordt «het belastbare inkomen» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen.

G. Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «de winst uit onderneming, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk II van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2. In het tweede lid wordt «de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de Wet inkomstenbelasting 2001.

3. In het derde lid vervalt «als bedoeld in artikel 40 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen».

H. Na artikel 95 wordt een nieuw artikel toegevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 95a Overgangsbepalingen in verband met de Wet inkomstenbelasting 2001
  • 1. Voorzover het peiljaar, het jaar na het peiljaar, het tweede jaar na het peiljaar of het derde jaar na het peiljaar een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar is, wordt voor de toepassing van de artikelen 12, 13, 14 en 29:

    a. onder de gecorrigeerde verzamelinkomens verstaan de belastbare inkomens in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

    b. onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het belastbare inkomen;

    c. onder het vast te stellen gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het vast te stellen belastbare inkomen;

    d. onder de Wet inkomstenbelasting 2001 verstaan de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

    e. onder artikel 9.4 verstaan artikel 64; en

    f. onder het gecorrigeerde belastbare loon in artikel 12, vierde lid, verstaan het zuivere loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, en wordt overigens onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan het zuivere loon.

  • 2. Voorzover voor de toepassing van artikel 49 het toetsingsinkomen over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar moet worden bepaald, wordt voor de toepassing van dat artikel:

    a. in het eerste lid, onderdeel b, onder de winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verstaan de winst uit onderneming, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk II van de Wet op de inkomstenbelasting 1964; en

    b. in het tweede lid onder de Wet inkomstenbelasting 2001 verstaan de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

ARTIKEL IV. WET STUDIEFINANCIERING 2000

De Wet studiefinanciering 200036 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de begripsbepaling van belastbare minimumloon.

2. In het eerste lid wordt na de begripsbepaling van deelnemer ingevoegd:

gecorrigeerde belastbare loon: belastbare loon als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

a. bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,

b. bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–,

gecorrigeerde belastbare minimumloon: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag, afgeleid van het totaal van het minimumloon en de minimumvakantiebijslag voor een 23-jarige op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, gecorrigeerd overeenkomstig het gecorrigeerde belastbare loon,

gecorrigeerde verzamelinkomen: verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verminderd met:

a. indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: € 1 355,–,

b. indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

1°. bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,

2°. bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–,.

3. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidende:

  • 5. Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:

    a. loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, en

    b. loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

Aa. Na artikel 1.5 wordt ingevoegd artikel 1.6, luidende:

Artikel 1.6. Inspecteur der rijksbelastingen bepaalt inkomen of loon

De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de debiteur, partner van de debiteur of ouder, bepaalt op verzoek van de IB-Groep het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon van de desbetreffende debiteur, partner van de debiteur of ouder.

B. Artikel 3.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het belastbare inkomen» telkens vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen. Voorts vervalt in de eerste volzin «in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» en wordt in de tweede volzin «de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de Wet inkomstenbelasting 2001. Ten slotte vervalt in de laatste volzin «als bedoeld in artikel 40 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,».

2. In het tweede lid wordt «artikel 64 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: «artikel 9.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001». Voorts wordt «het zuivere loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: «het gecorrigeerde belastbare loon» en wordt «het belastbare inkomen» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen.

3. In het derde lid wordt «Het belastbare inkomen» vervangen door: Het gecorrigeerde verzamelinkomen. Voorts wordt «Indien een ouder voor de inkomstenbelasting is ingedeeld in tariefgroep 4 of 5» vervangen door: Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing is.

4. In het vierde lid wordt «het belastbare inkomen» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen.

C. In artikel 3.10, tweede lid, wordt «de belastbare inkomens» vervangen door: de gecorrigeerde verzamelinkomens.

D. In artikel 3.11 wordt «het belastbare inkomen» vervangen door: «het gecorrigeerde verzamelinkomen» en «het vast te stellen belastbare inkomen» door: het vast te stellen gecorrigeerde verzamelinkomen. Voorts wordt «het zuivere loon» telkens vervangen door: het gecorrigeerde belastbare loon.

E. In artikel 3.12 wordt «Indien een ouder na het peiljaar is ingedeeld in een andere tariefgroep» vervangen door: Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting na het peiljaar – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing wordt.

F. Artikel 3.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «de winst uit onderneming, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk II van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in de artikelen 3.2 en 3.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek. Voorts vervalt aan het slot van onderdeel b: en. Ten slotte wordt onderdeel c vervangen door:

c. het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in afdeling 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

d. de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen, bedoeld in afdeling 3.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

e. de belastbare inkomsten uit eigen woning, bedoeld in afdeling 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en

f. het voordeel uit sparen en beleggen, bedoeld in hoofdstuk 5, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2. In het zesde lid wordt «de winst uit onderneming, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk II van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in de artikelen 3.2 en 3.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek.

G. In artikel 6.2, derde lid, onderdeel a, wordt «tot welk belastbaar inkomen» vervangen door: tot welk gecorrigeerd verzamelinkomen.

H. Artikel 6.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «zijn belastbare inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: zijn gecorrigeerde verzamelinkomen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Op het draagkrachtinkomen wordt in mindering gebracht de draagkrachtvrije voet. Deze voet is gelijk aan het gecorrigeerde belastbare minimumloon in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, indien voor de debiteur voor de inkomstenbelasting – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting, de aanvullende alleenstaande-ouderkorting of voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is. Indien voor de debiteur de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of de algemene heffingskorting maar niet de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing is, is de draagkrachtvrije voet 0%, onderscheidenlijk 50% van de voet die van toepassing zou zijn indien voor de debiteur – naast de algemene heffingskorting – voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing zou zijn.

3. In het derde lid wordt voor «belastbare minimumloon» ingevoegd: gecorrigeerde.

4. In het vierde lid wordt «een belastbaar inkomen» vervangen door: een gecorrigeerd verzamelinkomen.

5. In het zevende lid wordt «het belastbare inkomen» vervangen door: «het gecorrigeerde verzamelinkomen» en «het vast te stellen belastbare inkomen» door: «het vast te stellen gecorrigeerde verzamelinkomen». Voorts wordt «het zuivere loon» telkens vervangen door: het gecorrigeerde belastbare loon.

I. 1. In artikel 6.12, tweede lid, aanhef, wordt «het belastbare inkomen» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen.

2. In artikel 6.12, derde lid, wordt telkens voor «belastbare minimumloon» ingevoegd: gecorrigeerde.

J. In artikel 6.13 wordt «Indien de debiteur» vervangen door: «Indien voor de debiteur voor de inkomstenbelasting». Voorts wordt «is ingedeeld in een andere tariefgroep» vervangen door: – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting, de aanvullende alleenstaande-ouderkorting of voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing wordt.

Ja. Na artikel 9.6 wordt ingevoegd artikel 9.6a, luidende:

Artikel 9.6a. Verstrekken van inlichtingen door inspecteur der rijksbelastingen

De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen, verstrekt de gegevens inzake het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon aan de IB-Groep volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Jb. 1. Voor de tekst van artikel 12.1 wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Toegevoegd worden een tweede tot en met vijfde lid, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 1.1, eerste lid, geldt tot 1 januari 2002 in de begripsbepaling van:

    a. gecorrigeerde belastbare loon in plaats van «€ 119,–»: f 263,–, in plaats van «€ 1 605,–»: f 3 538,– en in plaats van «€ 487,–»: f 1 073,–, en

    b. gecorrigeerde verzamelinkomen in plaats van «€ 1 355,–»: f 2 987,–, in plaats van «€ 119,–»: f 263,–, in plaats van «€ 1 605,–»: f 3 538,– en in plaats van «€ 487,–»: f 1 073,–.

  • 3. Onverminderd het tweede lid luiden in afwijking van artikel 1.1, eerste lid, voor de berekening van het gecorrigeerde belastbare loon en van het gecorrigeerde verzamelinkomen over de kalenderjaren 2001 tot en met 2003 de begripsbepalingen daarvan als volgt:

    gecorrigeerde belastbare loon: belastbare loon als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964 verminderd met het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    a. bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,

    b. bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–

    c. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer (reiskostenforfait), maar niet meer dan € 939,–,

    d. indien in het kalenderjaar 2000 loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar in aanmerking genomen aftrekbare kosten terzake van inkomsten uit arbeid andere dan kosten van woon-werkverkeer, na toepassing van artikel 37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met 12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar met niet minder dan € 119,– en met niet meer dan € 1 605,–,

    e. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964,

    f. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar niet meer dan € 2 804,–, verminderd met € 1 036,–, maar niet verder dan tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van € 2 804,– en € 1 036,– verhoogd tot € 5 608,– onderscheidenlijk € 2 072,–,

    g. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964,

    gecorrigeerde verzamelinkomen: verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verminderd met:

    a. indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: € 1 355,–,

    b. indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,

    2°. bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–, en

    c. de bedragen, bedoeld in de begripsbepaling van gecorrigeerde belastbare loon, onderdelen c tot en met g.

  • 4. In afwijking van het derde lid geldt tot 1 januari 2002 in de begripsbepaling van het gecorrigeerde belastbare loon in plaats van «€ 2 804,–»: f 6 179,–, in plaats van «€ 1 036,–»: f 2 283,–, in plaats van «€ 5 608,–»: f 12 358,– en in plaats van «€ 2 072,–»: f 4 566,–.

  • 5. De correctieposten, bedoeld in het derde lid, onderdelen c tot en met g, van de begripsbepaling gecorrigeerde belastbare loon, en die bedoeld in het derde lid, onderdeel c, van de begripsbepaling gecorrigeerde verzamelinkomen, worden indien het gecorrigeerde belastbare loon of het gecorrigeerde verzamelinkomen over het kalenderjaar 2001 wordt berekend, voor het geheel in aanmerking genomen, indien het gecorrigeerde belastbare loon of het gecorrigeerde verzamelinkomen over het kalenderjaar 2002 wordt berekend, voor 2/3 deel in aanmerking genomen en indien het gecorrigeerde belastbare loon of het gecorrigeerde verzamelinkomen over het kalenderjaar 2003 wordt berekend, voor 1/3 deel in aanmerking genomen.

Jc. Na artikel 12.1 worden ingevoegd artikel 12.1a, luidende:

Artikel 12.1a. Afwijking van de artikelen 3.9, 3.10, 3.11. 3.12, 3.17, 6.2, 6.11, 6.12 en 6.13 in verband met de Wet inkomstenbelasting 2001
  • 1. Voorzover het peiljaar, het jaar na het peiljaar, het tweede jaar na het peiljaar of het derde jaar na het peiljaar een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar is, wordt voor de toepassing van de artikelen 3.9, 3.10, 3.11 en 3.12:

    a. onder het gecorrigeerde verzamelinkomen in artikel 3.9, eerste lid, eerste volzin, verstaan het belastbare inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en wordt overigens onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het belastbare inkomen,

    b. onder de gecorrigeerde verzamelinkomens verstaan de belastbare inkomens,

    c. onder het vast te stellen gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het vast te stellen belastbare inkomen,

    d. onder de Wet inkomstenbelasting 2001 verstaan de Wet op de inkomstenbelasting 1964,

    e. onder artikel 9.4 verstaan artikel 64,

    f. onder het gecorrigeerde belastbare loon in artikel 3.9, tweede lid, verstaan het zuivere loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964 en wordt overigens onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan het zuivere loon,

    g. in artikel 3.9, derde lid, voor «Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing is» gelezen: Indien een ouder voor de inkomstenbelasting is ingedeeld in tariefgroep 4 of 5, en

    h. in artikel 3.12 voor «Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting na het peiljaar – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing wordt» gelezen: Indien een ouder na het peiljaar is ingedeeld in een andere tariefgroep.

  • 2. Voorzover voor de toepassing van artikel 3.17 het toetsingsinkomen over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar moet worden bepaald, wordt voor de toepassing van dat artikel:

    a. onder de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in de artikelen 3.2 en 3.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek verstaan de winst uit onderneming, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk II van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, en

    b. aan het slot van onderdeel b toegevoegd: «en» en voor de onderdelen c tot en met f gelezen: c. de niet als loon uit dienstbetrekking genoten zuivere inkomsten, bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk II van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

  • 3. Voorzover het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld of het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar is, wordt voor de toepassing van de artikelen 6.2, 6.11, 6.12 en 6.13:

    a. onder zijn gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan zijn belastbare inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964,

    b. onder een gecorrigeerd verzamelinkomen verstaan een belastbaar inkomen,

    c. onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het belastbare inkomen,

    d. onder het vast te stellen gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het vast te stellen belastbare inkomen,

    e. onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan het zuivere loon,

    f. in artikel 6.11, tweede lid, voor «indien voor de debiteur voor de inkomstenbelasting – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting, de aanvullende alleenstaande-ouderkorting of voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is» gelezen: «indien de debiteur voor de inkomstenbelasting is ingedeeld in tariefgroep 3, 4 of 5». Voorts wordt voor «Indien voor de debiteur de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of de algemene heffingskorting maar niet de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing is» gelezen: «Indien de debiteur is ingedeeld in tariefgroep 1 of 2». Ten slotte wordt voor «indien voor de debiteur – naast de algemene heffingskorting – voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing zou zijn» gelezen: bij indeling in tariefgroep 3, en

    g. in artikel 6.13 wordt voor «Indien voor de debiteur voor de inkomstenbelasting» gelezen: «Indien de debiteur» en wordt voor «– naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting, de aanvullende alleenstaande-ouderkorting of voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing wordt» gelezen: is ingedeeld in een andere tariefgroep.

K. In artikel 12.3 wordt in artikel 3.10, tweede lid, «de belastbare inkomens» vervangen door: de gecorrigeerde verzamelinkomens.

L. In artikel 12.4 wordt in artikel 3.11 «het belastbare inkomen» vervangen door: «het gecorrigeerde verzamelinkomen» en «het vast te stellen belastbare inkomen» door: het vast te stellen gecorrigeerde verzamelinkomen. Voorts wordt «het zuivere loon» telkens vervangen door: het gecorrigeerde belastbare loon.

AFDELING G Ministerie van Verkeer en Waterstaat

ARTIKEL I. WEGENVERKEERSWET 1994

In artikel 107, derde lid, van de Wegenverkeerswet 199437 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door sociaal-fiscaalnummer. Voorts wordt «artikel 47b» vervangen door: artikel 2, derde lid, onderdeel j,.

ARTIKEL II. LUCHTVAARTWET

De Luchtvaartwet38 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 37k, tweede lid, vervalt « 40,».

B. In artikel 37m, tweede lid, wordt »artikel 52» vervangen door: «de artikelen 52 of 52a».

C. In artikel 77a, tweede lid, vervalt « 40,».

ARTIKEL III. WET SLOOPREGELING BINNENVAART

In artikel 11 van de Wet sloopregeling binnenvaart39 wordt het tweede lid vervangen door:

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid, letter a, wordt onder «winst» verstaan belastbare winst uit onderneming, bedoeld in de artikelen 3.2 en 3.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek.

ARTIKEL IV. WATERSCHAPSWET

De Waterschapswet40 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 126 wordt «40« vervangen door: 39.

B. In artikel 126a, eerste lid, wordt «53» vervangen door: 53, eerste en vierde lid.

ARTIKEL V. WET VAN 26 NOVEMBER 1998, HOUDENDE GOEDKEURING EN UITVOERING VAN HET OP 9 SEPTEMBER 1996 TE STRAATSBURG TOT STAND GEKOMEN VERDRAG INZAKE DE VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN AFVAL IN DE RIJN- EN BINNENVAART (TRB. 1996, 293) (STB. 687)

A. Indien de wet van 26 november 1998, houdende goedkeuring en uitvoering van het op 9 september 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb. 1996, 293) (Stb. 687) eerder in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 31 december 1998 ingediende voorstel van wet tot vervanging van hoofdstuk IV van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Kamerstukken II 1998/99, 26 367)41, wordt die wet met ingang van het tijdstip waarop die wet in werking treedt, dan wel indien deze wet op een later tijdstip in werking treedt, met ingang van dat latere tijdstip, als volgt gewijzigd:

Artikel 23g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «40» vervangen door: 39. Voorts wordt tussen «52,» en «76» ingevoegd: 53, tweede en derde lid,.

2. In het vijfde lid wordt «53» vervangen door: 53, eerste en vierde lid,.

B. Indien de Wet van 26 november 1998, houdende goedkeuring en uitvoering van het op 9 september 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb. 1996, 293) (Stb. 687) later in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 31 december 1998 ingediende voorstel van wet tot vervanging van hoofdstuk IV van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Kamerstukken II 1998/99, 26 367), wordt die wet met ingang van het tijdstip waarop die wet in werking treedt, dan wel indien deze wet op een later tijdstip in werking treedt, met ingang van dat latere tijdstip, als volgt gewijzigd:

Artikel 28g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «40» vervangen door: 39. Voorts wordt tussen «52,» en «76» ingevoegd: 53, tweede en derde lid,.

2. In het vijfde lid wordt «53» vervangen door: 53, eerste en vierde lid,.

ARTIKEL VI. WET VERONTREINIGING OPPERVLAKTEWATEREN

Indien het bij koninklijke boodschap van 31 december 1998 ingediende voorstel van wet tot vervanging van hoofdstuk IV van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Kamerstukken II 1998/99, 26 367) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt die wet met ingang van het tijdstip waarop die wet in werking treedt, dan wel indien deze wet op een later tijdstip in werking treedt, met ingang van dat latere tijdstip, als volgt gewijzigd:

In artikel 25, derde lid, wordt «40» vervangen door: 39.

AFDELING H Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

ARTIKEL I. HUURSUBSIDIEWET

De Huursubsidiewet42 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 1a
  • 1. In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met:

    a. indien in het peiljaar de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: f 2987;

    b. indien in het peiljaar loon wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    c. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer (reiskostenforfait), maar niet meer dan f 2070;

    d. indien in het kalenderjaar 2000 loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar in aanmerking genomen aftrekbare kosten terzake van inkomsten uit arbeid andere dan kosten van woon- werkverkeer, na toepassing van artikel 37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met 12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar met niet minder dan f 263 en met niet meer dan f 3538;

    e. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

    f. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar niet meer dan f 6179, verminderd met f 2283, maar niet verder dan tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van f 6179 en f 2283 verhoogd tot f 12 358 respectievelijk f 4566;

    g. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

  • 2. In het eerste lid wordt onder loon verstaan loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3. In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met:

    a. het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    b. de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c tot en met g.

  • 4. De in het eerste lid, onderdelen c tot en met g, en derde lid, onderdeel b, bedoelde correctieposten worden over het peiljaar 2001 voor het geheel in aanmerking genomen, over het peiljaar 2002 voor 2/3 deel en over het peiljaar 2003 voor 1/3 deel. Over het peiljaar 2004 en volgende peiljaren worden deze correctieposten niet meer in aanmerking genomen.

  • 5. Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:

    a. loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    b. loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

  • 6. De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de huurder of van de medebewoners, bepaalt op verzoek van Onze Minister het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon in het peiljaar van de desbetreffende huurder of medebewoners.

  • 7. De in het zesde lid bedoelde inspecteur verstrekt de gegevens inzake het gecorrigeerde verzamelinkomen aan Onze Minister volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

B. Artikel 3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef wordt vervangen door: In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt onder inkomen verstaan:.

2. In onderdeel a wordt «het belastbaar inkomen, bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen.

3. In onderdeel b wordt «het loon, bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, over het peiljaar, verminderd met het krachtens artikel 17, eerste lid, van die wet, aftrekbare percentage of bedrag» vervangen door: het gecorrigeerde belastbare loon over het peiljaar.

C. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder rekenvermogen: het gezamenlijk vermogen van de huurder en de medebewoners.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Onder vermogen wordt verstaan: de gemiddelde rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat die grondslag wordt bepaald zonder rekening te houden met de vrijstelling kapitaalverzekeringen voor kinderen, bedoeld in artikel 5.12 van die wet, de vrijstelling maatschappelijke beleggingen, bedoeld in afdeling 5.3 van die wet en de vrijstelling beleggingen in durfkapitaal, bedoeld in afdeling 5.3a van die wet.

D. In artikel 15, eerste lid, onderdeel b, wordt «f 59 700» vervangen door: f 77 571.

E. In artikel 17, eerste lid, wordt in de aanhef «een belastbaar jaarbedrag» vervangen door: een jaarinkomen.

F. In artikel 26a, eerste lid, onderdeel a, wordt «een belastbaar inkomen» vervangen door: een gecorrigeerd verzamelinkomen.

G. Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «belastbare inkomens» vervangen door: inkomens.

2. In het vijfde lid wordt «belastbare inkomens» vervangen door: jaarinkomens. Voorts wordt «tot de belastbare inkomens» vervangen door: tot de inkomens.

H. In artikel 30a, eerste lid, onder c, wordt «Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: Wet inkomstenbelasting 2001.

I. In artikel 34, tweede lid, wordt tussen «52,» en «54» ingevoegd: 53, tweede en derde lid,.

J. In artikel 48 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

K. Na artikel 56 wordt een artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 56a

Voorzover de aanvraag om toekenning van huursubsidie betrekking heeft op een subsidiejaar dat eindigt voor 1 juli 2002, wordt:

a. voor de toepassing van artikel 3, derde lid, onderdeel a, onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het belastbare inkomen, bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964, over het peiljaar;

b. voor de toepassing van artikel 3, derde lid, onderdeel b, onder het aldaar genoemde loon verstaan het loon, bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, over het peiljaar, verminderd met het krachtens artikel 17, eerste lid, van die wet, aftrekbare percentage of bedrag;

c. voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, onder rekenvermogen verstaan het gezamenlijk vermogen van de huurder en de medebewoners op 1 januari 2000;

d. voor de toepassing van artikel 4, derde lid, onder vermogen verstaan het vermogen, bedoeld in hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 5, van de Wet op de vermogensbelasting 1964, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur:

1°. waarderingsgrondslagen kunnen worden vastgesteld met betrekking tot motorrijtuigen, en

2°. regels kunnen worden vastgesteld met betrekking tot de waardering van een aandeel in een vermogen waarover huurder of medebewoners konden beschikken;

e. voor de toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel b, voor «f 77 571» gelezen: f 59 700, welk laatste bedrag met ingang van 1 juli 2001 bij ministeriële regeling wordt aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het jaar 2000, als in januari 2001 in de Staatscourant bekendgemaakt;

f. voor de toepassing van artikel 26a, eerste lid, onderdeel a, onder een gecorrigeerd verzamelinkomen verstaan: een belastbaar inkomen;

g. voor de toepassing van artikel 27, derde lid, onder inkomens verstaan belastbare inkomens, en

h. voor de toepassing van artikel 27, vijfde lid, onder jaarinkomens en onder inkomens verstaan belastbare inkomens.

ARTIKEL II. WET BEVORDERING EIGENWONINGBEZIT

Indien het bij geleidende brief van 16 april 1997 ingediende voorstel van wet van de leden Duivesteijn, Biesheuvel, Hofstra en Van 't Riet houdende nieuwe regels over het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning (Wet bevordering eigenwoningbezit) (kamerstukken I 1999/2000, 25 309, nr. 142), alsmede het bij geleidende brief van 5 april 2000 ingediende voorstel van wet van de leden Duivesteijn, Biesheuvel, Hofstra en Van 't Riet houdende wijziging van het voorstel van wet van de leden Duivesteijn, Biesheuvel, Hofstra en Van 't Riet houdende nieuwe regels over het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning (Wet bevordering eigenwoningbezit) (kamerstukken I 1999/2000, 27 071, nr. 274) tot wet worden verheven, wordt eerstgenoemde wet als gewijzigd door laatstgenoemde wet gewijzigd als volgt:

a. Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 1a. Inkomens- en loonbegrippen
  • 1. In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met:

    a. indien in het peiljaar de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: f 2987;

    b. indien in het peiljaar loon wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    c. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer (reiskostenforfait), maar niet meer dan f 2070;

    d. indien in het kalenderjaar 2000 loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar in aanmerking genomen aftrekbare kosten terzake van inkomsten uit arbeid andere dan kosten van woon-werkverkeer, na toepassing van artikel 37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met 12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar met niet minder dan f 263 en met niet meer dan f 3538;

    e. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

    f. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar niet meer dan f 6179, verminderd met f 2283, maar niet verder dan tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van f 6179 en f 2283 verhoogd tot f 12 358 respectievelijk f 4566;

    g. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

  • 2. In het eerste lid wordt onder loon verstaan loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3. In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met:

    a. het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    b. de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c tot en met g.

  • 4. De in het eerste lid, onderdelen c tot en met g, en derde lid, onderdeel b, bedoelde correctieposten worden over het peiljaar 2001 voor het geheel in aanmerking genomen, over het peiljaar 2002 voor 2/3 deel en over het peiljaar 2003 voor 1/3 deel. Over het peiljaar 2004 en volgende peiljaren worden deze correctieposten niet meer in aanmerking genomen.

  • 5. Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:

    a. loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    b. loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

  • 6. De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de eigenaar-bewoner of van degene die tot diens huishouden behoort, bepaalt op verzoek van Onze Minister het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon in het peiljaar van de desbetreffende eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort.

  • 7. De in het zesde lid bedoelde inspecteur verstrekt de gegevens inzake het gecorrigeerde verzamelinkomen aan Onze Minister volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

b. Artikel 3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef wordt vervangen door: In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt onder inkomen verstaan:.

2. In onderdeel a wordt «het belastbaar inkomen, bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: het gecorrigeerde verzamelinkomen.

3. In onderdeel b wordt «het loon, bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met het krachtens artikel 17, eerste lid, van die wet, aftrekbare percentage of bedrag» vervangen door: het gecorrigeerde belastbare loon.

c. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen als volgt te luiden:

  • 1. Het rekenvermogen, bedoeld in deze wet en de bepalingen die daarop berusten, is het gezamenlijk vermogen van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner.

  • 2. Onder vermogen wordt verstaan: de gemiddelde rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat die grondslag wordt bepaald zonder rekening te houden met de vrijstelling kapitaalverzekeringen voor kinderen, bedoeld in artikel 5.12 van die wet, de vrijstelling maatschappelijke beleggingen, bedoeld in afdeling 5.3 van die wet en de vrijstelling beleggingen in durfkapitaal, bedoeld in afdeling 5.3a van die wet.

2. Het derde en vierde lid vervallen.

d. In artikel 9, eerste lid, onderdeel b, wordt «f 58 400» vervangen door: f 77 571.

e. In artikel 11, eerste lid, onderdeel b, en artikel 28, aanhef, wordt «een belastbaar jaarbedrag» telkens vervangen door: een jaarinkomen.

f. In artikel 31, eerste lid, wordt «f 301» vervangen door: f 320.

g. In artikel 33, eerste lid, onderdeel a, wordt «een belastbaar inkomen» vervangen door: een gecorrigeerd verzamelinkomen.

h. Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «belastbare inkomens» vervangen door: inkomens.

2. In het tweede lid wordt «artikel 4, derde lid» vervangen door: artikel 63a, onderdeel e, onder 1°.

i. In artikel 48, tweede lid, wordt tussen «52,» en «54» ingevoegd: 53, tweede en derde lid,.

j. In het opschrift van en in artikel 54 wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

k. Na artikel 63 wordt een artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 63a. Overgangsrecht met betrekking tot inkomen en vermogen

Voorzover de peildatum is gelegen voor 1 juli 2002, wordt:

a. voor de toepassing van artikel 3, derde lid, onderdeel a, onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het belastbare inkomen, bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

b. voor de toepassing van artikel 3, derde lid, onderdeel b, onder het aldaar genoemde loon verstaan het loon, bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met het krachtens artikel 17, eerste lid, van die wet, aftrekbare percentage of bedrag;

c. voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, en van onderdeel e van dit artikel onder rekenvermogen verstaan het gezamenlijk vermogen op 1 januari 2000 van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner;

d. voor de toepassing van artikel 4, tweede lid, en van onderdeel e van dit artikel onder vermogen verstaan het vermogen, bedoeld in hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 5, van de Wet op de vermogensbelasting 1964, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur:

1°. waarderingsgrondslagen kunnen worden vastgesteld met betrekking tot motorrijtuigen, en

2°. regels kunnen worden vastgesteld met betrekking tot de waardering van een aandeel in een vermogen waarover de eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort kon beschikken;

e. voor de bepaling van het rekenvermogen, naast toepassing van artikel 4:

1°. in afwijking van artikel 4, tweede lid, de waarde, verminderd met de daarop rustende hypothecaire schuld, van een eigen woning als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van de Wet op de vermogensbelasting 1964, ten behoeve waarvan een eigenwoningbijdrage of een bijzondere bijdrage als bedoeld in artikel 34, is of wordt toegekend, slechts onder vermogen verstaan voorzover die aldus verminderde waarde hoger is dan f 49 500, en

2°. indien toepassing wordt gegeven aan artikel 16, eerste lid, in de in dat artikellid bedoelde algemene maatregel van bestuur tevens bepaald welk bedrag in plaats van het onder 1° genoemde bedrag in de betrokken provincies zal gelden, en bepaald op welke wijze eerstbedoeld bedrag wordt of kan worden aangepast;

f. voor de toepassing van artikel 9, eerste lid, onderdeel b, voor «f 77 571» gelezen: f 59 700, welk laatste bedrag met ingang van 1 juli 2001 bij ministeriële regeling wordt aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het jaar 2000, als in januari 2001 in de Staatscourant bekendgemaakt;

g. voor de toepassing van artikel 33, eerste lid, onderdeel a, onder een gecorrigeerd verzamelinkomen verstaan: een belastbaar inkomen, en

h. voor de toepassing van artikel 41, eerste lid, onder inkomens verstaan belastbare inkomens.

l. Artikel 65, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na «9, eerste lid» ingevoegd: , onderdelen a, c en d.

2. In onderdeel b wordt «de artikelen 4, derde lid, 15, eerste lid, 29, eerste lid, formule, en 31, eerste lid» vervangen door: de artikelen 15, eerste lid, 29, eerste lid, formule, 31, eerste lid, en 63a, onderdeel e, onder 1°.

AFDELING I Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

ARTIKEL I. WET UITKERINGEN VERVOLGINGSSLACHTOFFERS 1940–1945

De Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–194543 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 14, vierde lid, wordt «artikel 19, vijfde en tiende lid» vervangen door: artikel 19, vijfde en negende lid.

B. Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. De inkomsten uit vermogen, bedoeld in het eerste lid, onder c, worden berekend naar het vermogen dat de uitkeringsgerechtigde en zijn echtgenoot op het tijdstip van de aanvraag, bedoeld in artikel 30, bezitten. Deze inkomsten worden jaarlijks bepaald op een percentage van dat vermogen dat gelijk is aan het forfaitaire rendementspercentage, genoemd in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat van het aldus berekende bedrag f 1386 per jaar wordt vrijgelaten.

2. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste tot en met elfde lid in zevende tot en met tiende lid.

ARTIKEL II. WET UITKERINGEN BURGER-OORLOGSSLACHTOFFERS 1940–1945

Artikel 28, vierde lid, onder a, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–194544 komt te luiden:

a. De inkomsten uit vermogen, bedoeld in het eerste lid, onder c, worden berekend naar het vermogen dat de uitkeringsgerechtigde en zijn echtgenoot op het tijdstip van de aanvraag, bedoeld in artikel 35, bezitten. Deze inkomsten worden jaarlijks bepaald op een percentage van dat vermogen dat gelijk is aan het forfaitaire rendementspercentage, genoemd in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Van het aldus berekende bedrag wordt een bedrag vrijgelaten, waarvan de hoogte door Onze Minister wordt bepaald.

ARTIKEL III. ZIEKENFONDSWET

De Ziekenfondswet45 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden als volgt:

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder inkomen verstaan het gecorrigeerde verzamelinkomen, onderscheidenlijk het gecorrigeerde belastbare loon. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld welk tijdvak voor de bepaling van het inkomen in aanmerking wordt genomen en worden regels gesteld ter uitvoering van de tweede volzin van het eerste lid.

2. Aan het artikel worden tien leden toegevoegd, die komen te luiden:

  • 6. Het gecorrigeerde verzamelinkomen is het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met:

    a. indien in het tijdvak de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: f 2987;

    b. indien in het tijdvak loon wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    c. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer (reiskostenforfait), maar niet meer dan f 2070;

    d. indien in het kalenderjaar 2000 loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar in aanmerking genomen aftrekbare kosten terzake van inkomsten uit arbeid andere dan kosten van woon-werkverkeer, na toepassing van artikel 37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met 12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar met niet minder dan f 263 en met niet meer dan f 3538;

    e. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

    f. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar niet meer dan f 6179, verminderd met f 2283, maar niet verder dan tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van f 6179 en f 2283 verhoogd tot f 12 358 respectievelijk f 4566;

    g. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

  • 7. In het zesde lid wordt onder loon verstaan loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 8. Het gecorrigeerde belastbare loon is het belastbare loon, bedoed in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met:

    a. het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

    1°. bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan f 263 en niet meer dan f 3538;

    2°. bij loon uit vroegere dienstbetrekking: f 1073;

    b. de bedragen, bedoeld in het zesde lid, onderdelen c tot en met g.

  • 9. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het inkomen voorts verminderd met f 695.

  • 10. De in het zesde lid, onderdelen c tot en met g, en achtste lid, onderdeel b, bedoelde correctieposten, worden over het tijdvak 2001 voor het geheel in aanmerking genomen, over het tijdvak 2002 voor 2/3 deel en over het tijdvak 2003 voor 1/3 deel.

  • 11. Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:

    a. loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    b. loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

  • 12. Onverminderd het bepaalde in het negende lid wordt over het tijdvak 2004 en volgende tijdvakken, in afwijking van het derde lid, onder inkomen verstaan het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met f 1073.

  • 13. De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de verzekerde of zijn eventuele echtgenoot, bepaalt op verzoek van de Sociale Verzekeringsbank het inkomen, bedoeld in het derde lid, over de tijdvakken 2001, 2002 of 2003 van de desbetreffende verzekerde of zijn eventuele echtgenoot.

  • 14. De in het dertiende lid bedoelde inspecteur verstrekt de gegevens inzake het inkomen bedoeld in het derde lid over de tijdvakken 2001, 2002 of 2003 aan de Sociale Verzekeringsbank. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen hiervoor nadere regels worden gesteld.

  • 15. Indien het inkomen moet worden bepaald over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand tijdvak, wordt in afwijking van het derde lid uitgegaan van alle inkomsten waarover ingevolge de artikelen 3 en 48 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 inkomstenbelasting verschuldigd is.

B. Artikel 3d wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid, eerste volzin, kom te luiden:

  • 4. Voor de toepassing van het eerste en het derde lid wordt onder inkomen verstaan de som van het belastbare inkomen uit werk en woning, het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met de correctieposten bedoeld in artikel 3c, zesde lid, onderdelen a tot en met g, met dien verstande dat indien de berekening van het belastbare inkomen uit werk en woning of het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld.

2. Aan het artikel worden drie leden toegevoegd, die komen te luiden:

  • 7. Artikel 3c, tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Over het tijdvak 2004 en volgende tijdvakken wordt, in afwijking van het vierde lid, onder inkomen verstaan de som van het belastbare inkomen uit werk en woning, het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd voor de tijdvakken 2004 en 2005 met f 2987; met dien verstande dat indien de berekening van het belastbare inkomen uit werk en woning of het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld.

  • 9. Indien het inkomen moet worden bepaald over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar, wordt, in afwijking van het vierde lid, onder inkomen verstaan: voor binnenlands belastingplichtigen, het inkomen bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de inkomensbelasting 1964 en voor buitenlands belastingplichtigen het binnenlandse inkomen bedoeld in artikel 48, eerste lid, van die wet met dien verstande dat indien de berekening van het inkomen tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld.

C. Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het inkomen, bedoeld in artikel 3d, vierde lid» vervangen door: het inkomen, bedoeld in artikel 3d, vierde, zevende en achtste lid.

2. In het derde lid wordt «de artikelen 64, 65 en 66a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de artikelen 3 154 en 9.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

D. In artikel 40, eerste en derde lid, wordt «sociaal-fiscaal nummer» telkens vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

E. In artikel 73d wordt «sociaal-fiscaal nummer» vervangen door: sociaal-fiscaalnummer.

ARTIKEL IV. WET HOUDENDE UITBREIDING VAN DE KRING VAN VERZEKERDEN INGEVOLGE DE ZIEKENFONDSWET MET ZELFSTANDIGEN VOOR WIE, GELET OP HUN INKOMEN, TOEGANG TOT DE SOCIALE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING IS AANGEWEZEN EN TIJDELIJKE WIJZIGING VAN DE INDEXERING VAN DE LOONGRENS ALSMEDE WIJZIGING VAN DE WET OP DE INKOMSTENBELASTING 1964 (ZELFSTANDIGEN IN ZFW)

In artikel II, derde lid, van de Wet houdende uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet op hun inkomen, toegang tot de sociale ziektekostenverzekering is aangewezen en tijdelijke wijziging van de indexering van de loongrens alsmede wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Zelfstandigen in Zfw)46 wordt «de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 66b, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

AFDELING J Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij

ARTIKEL I. MESTSTOFFENWET

In artikel 41, tweede lid, van de Meststoffenwet47 wordt «40» vervangen door: 39. Voorts wordt tussen «47a,» en «76» ingevoegd: 53, tweede en derde lid,.

ARTIKEL II. GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSWET VOOR DIEREN

In artikel 93, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren48 wordt «40» vervangen door: 39. Voorts wordt tussen «47a,» en «76» ingevoegd: 53, tweede en derde lid,.

AFDELING K Ministerie van Justitie

ARTIKEL I. WET OP HET NOTARISAMBT

Artikel 56 van de Wet op het notarisambt49 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid, tweede volzin, wordt vervangen door: Dit laatste maximum geldt niet indien het eigen vermogen van een partij bij de akte of van partijen tezamen meer bedraagt dan f 500 000. Dit bedrag kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd voorzover het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft.

2. Aan het artikel worden een lid toegevoegd, dat komt te luiden:

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van het in het vierde lid bedoelde eigen vermogen wordt bepaald.

ARTIKEL II. WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

Onder verlettering van de onderdelen b tot en met h tot c tot en met i wordt in artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering50 een nieuw onderdeel ingevoegd, dat komt te luiden:

b. inkomstenbelasting begrepen in een voorlopige teruggaaf als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,.

HOOFDSTUK 2 SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL I. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

  • 2. Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 14 december 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

1 Stb. 1981, 18, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 570.

2 Stb. 1987, 552, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 568.

3 Stb. 1990, 129, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

4 Stb. 1968, 657, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 december 1999, Stb. 564.

5 Stb. 1995, 205, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

6 Stb. 1987, 94, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1998, Stb. 742.

7 Stb. 1995, 206, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

8 Stb. 1989, 129, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 570.

9 Stb. 1995, 199, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

10 Stb. 1995, 690, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

11 Stb. 1996, 618, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

12 Stb. 1997, 95, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

13 Stb. 1999, 24, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

14 Stb. 1997, 231, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 789.

15 Stb. 1997, 465, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 569.

16 Stb. 1997, 760, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 569.

17 Stb. 1998, 457, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1998, Stb. 742.

18 Stb. 1972, 701, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 1997, Stb. 162.

19 Stb. 1965, 550, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 maart 1999, Stb. 185.

20 Stb. 1996, 13, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 773.

21 Stb. 1988, 226, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 794.

22 Stb. 1994, 357, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 793.

23 Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 551.

24 Stb. 1998, 276, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

25 Stb. 1992, 531, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

26 Stb. 1994, 50.

27 Stb. 1995, 291, gewijzigd bij de wet van 30 mei 1997, Stb. 250.

28 Stb. 1997, 768, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 561.

29 Stb. 1998, 182.

30 Stb. 1997, 728, gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 50.

31 Stb. 1996, 258.

32 Stb. 1996, 642, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juni 2000, Stb. 305.

33 Stb. 1998, 512, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 november 2000, Stb. 515.

34 Stb. 1998, 495, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 november 2000, Stb. 515.

35 Stb. 1995, 676, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2000, Stb. 286.

36 Stb. 2000, 286.

37 Stb. 1996, 396, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

38 Stb. 1996, 26, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 oktober 2000, Stb. 468.

39 Stb. 1976, 411, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

40 Stb. 1999, 331, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 maart 2000, Stb. 135.

41 Stb. 2000, 135.

42 Stb. 1998, 462, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

43 Stb. 1995, 414, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 januari 2000, Stb. 40.

44 Stb. 1995, 413, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 januari 2000, Stb. 40.

45 Stb. 1992, 391, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

46 Stb. 1999, 461.

47 Stb. 1998, 100, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 december 2000, Stb. 539.

48 Stb. 1992, 585, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 november 2000, Stb. 518.

49 Stb. 1999, 190, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 50.

50 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 december 2000, Stb. 540.


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 27 184.

Handelingen II 2000/2001, blz. 2226–2227; 2232.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 184 (129, 129a).

Handelingen I 2000/2001, zie vergadering d.d. 12 december 2000.

Naar boven