Besluit van 14 december 2000, houdende aanduiding van de premies die worden gebruikt voor de bekostiging van uitgaven in verband met de invoering van de Werkloosheidswet en Ziektewet voor overheidspersoneel (Besluit bekostiging invoering Werkloosheidswet en Ziektewet voor overheidspersoneel)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 oktober 2000, AB2000/U93738, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, afdeling Uitkeringen en Pensioenen, mede namens Onze Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;

Gelet op artikel 90, achtste lid, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;

De Raad van State gehoord (advies van 7 december 2000, nummer W04.00.0508/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2000, AB2000/U101301, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, afdeling Uitkeringen en Pensioenen, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;

b. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

c. Lisv: het Landelijk instituut sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

d. uitvoeringsinstelling: de uitvoeringsinstelling die in opdracht van het Lisv belast is met de voorbereiding van de invoering van de Werkloosheidswet en de Ziektewet voor het overheidspersoneel;

e. WW-premies: de vanaf 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000 op grond van artikel 89, eerste lid, van de wet ten gunste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds, bedoeld in artikel 72 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, gekomen premies;

f. Uitvoeringsfonds voor de overheid: het Uitvoeringsfonds voor de overheid, bedoeld in artikel 104 van de Werkloosheidswet.

Artikel 2

  • 1. De WW-premies worden door het Lisv, in afwijking van artikel 90, eerste lid, van de wet, gebruikt voor de bekostiging van uitgaven in het kader van de voorbereiding in de periode van 1999 tot en met 2002 van de invoering van de Werkloosheidswet en de Ziektewet en de daarop aanvullende boven- en nawettelijke regelingen in verband met werkloosheid en ziekte voor het overheidspersoneel.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde uitgaven moeten zijn opgenomen op een door de uitvoeringsinstelling vastgestelde en door het Lisv goedgekeurde begroting.

  • 3. De op grond van het eerste lid beschikbare middelen die op 1 januari 2001 nog niet zijn uitgegeven aan de in dat lid bedoelde bestemming, worden door het Lisv op die datum afgedragen aan het Uitvoeringsfonds voor de overheid.

  • 4. Onze Minister stelt na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij ministeriële regeling regels ten aanzien van het eerste tot en met derde lid, waarin in ieder geval worden omschreven:

    a. de soort en omvang van de in het eerste lid bedoelde uitgaven, waartoe behoren de door Onze Minister in de jaren 1999 en 2000 ten laste van hoofdstuk VII van de rijksbegroting voorgefinancierde uitgaven;

    b. de instanties die bevoegd zijn de in het eerste lid bedoelde uitgaven te verrichten ten laste van de begroting;

    c. de andere organen dan het Lisv die goedkeuring moeten verlenen aan de begroting;

    d. het financieel beheer en de financiële verantwoording ten aanzien van de onder a bedoelde uitgaven.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bekostiging invoering Werkloosheidswet en Ziektewet voor overheidspersoneel.

Artikel 4

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1999.

  • 2. Artikel 1, onderdeel f, treedt in werking indien het bij koninklijke boodschap van 3 mei 2000 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in verband met de wijze van financiering van de uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Werkloosheidswet voor overheidspersoneel alsmede enkele andere wijzigingen (Aanpassingswet OOW) (Kamerstukken II, 1999/2000, 27 093), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 14 december 2000

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de eenentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Op grond van artikel 89 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (OOW) komen de premies op grond van de Werkloosheidswet (WW-premies) die worden ingehouden over uitkeringen krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van (gewezen) overheidswerknemers, ten gunste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). Deze WW-premies worden – tot het moment dat de WW van toepassing wordt op het overheidspersoneel – op grond van artikel 90, eerste lid, van de OOW gerestitueerd aan de overheidswerkgevers in de vorm van een vermindering van de door die werkgevers verschuldigde basispremie WAO. Op deze wijze komen de WW-premies over WAO-uitkeringen ten gunste van degenen die de lasten van de werkloosheidsregeling dragen. Bij de overheid zijn dat de overheidswerkgevers en niet de fondsen van de WW.

Artikel 90, achtste lid, van de OOW geeft de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur bij voorrang een andere bestemming voor deze WW-premies aan te wijzen, namelijk de bekostiging van uitgaven in verband met het onder de werkingssfeer van de Werkloosheidswet en de Ziektewet brengen van het overheidspersoneel. Door middel van het voorliggende besluit wordt van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Het kabinet is voornemens de WW en Ziektewet (ZW) met ingang van 1 januari 2001 in te voeren voor het overheidspersoneel. Voor de haalbaarheid van 1 januari 2001 als invoeringsdatum is het van cruciaal belang dat de dekking van de uitgaven ten behoeve van de invoering van deze regelingen op de kortst mogelijke termijn zeker wordt gesteld. Er dienden namelijk reeds met ingang van 1999 voorbereidingsactiviteiten te kunnen worden verricht en daarvoor is bekostiging noodzakelijk.

Over de te financieren invoeringsuitgaven WW/ZW overheid kan worden opgemerkt dat die uit ten minste de volgende drie categorieën zullen bestaan:

a. de uitgaven van de met de voorbereiding van de uitvoering van de WW en ZW voor de overheid belaste uitvoeringsinstelling(en) en het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), inclusief de uitgaven voor de bestaande gevallen van werkloosheid en ziekte, in de periode van 1999 tot en met 2002;

b. de uitgaven van de met de voorbereiding van de uitvoering van de aanvullende regelingen voor het overheidspersoneel belaste uitvoeringsorganisatie, inclusief de uitgaven voor de bestaande gevallen van werkloosheid en ziekte, in dezelfde periode;

c. de kosten die overheidswerkgevers die thans hun wachtgeldregeling laten uitvoeren in eigen beheer dan wel door een andere uitvoeringsorganisatie dan USZO Diensten B.V., moeten maken om vóór 1 januari 2003 (met het oog op het per die datum vaststellen van de rechten uit hoofde van WW en ZW) hun bestaande wachtgeldgevallen ter uitvoering over te dragen aan de uitvoeringsinstelling die voor hen de WW en ZW gaat uitvoeren.

Er wordt nog bezien of er eventueel nog andere kosten zijn die in het kader van de invoeringsuitgaven eveneens uit de aangegeven bron gefinancierd zouden moeten worden, zoals de eventuele vorming van een liquiditeitsreserve in het Uitvoeringsfonds voor de overheid. Vandaar dat de omschrijving en de omvang van de invoeringsuitgaven bij ministeriële regeling zullen worden vastgesteld. De grondslag voor deze regeling is in artikel 2, vierde lid, van dit besluit opgenomen.

Ter bekostiging van de aangegeven categorieën invoeringsuitgaven zijn twee jaaropbrengsten WW-premies (die over 1999 en 2000) beschikbaar. Om die jaaropbrengsten te kunnen gebruiken, is aan de inwerkingtreding van het achtste lid van artikel 90 van de OOW een terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 1999 (wet van 6 september 2000, Stb. 376).

Uit de opbrengst van de WW-premies over arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van overheidspersoneel worden de invoeringskosten voor zowel de wettelijke als de bovenwettelijke regelingen gefinancierd.

Voor de wettelijke regelingen is het Lisv opdrachtgever onder verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voor de bovenwettelijke regelingen zijn de overheidswerkgevers opdrachtgever.

Vooruitlopende op de inwerkingtreding van de bestemmingswijziging in de OOW zijn reeds uitgaven van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO) ten laste van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gefinancierd, met verantwoording aan de minister van BZK. De ten laste van de BZK-begroting vóórgefinancierde middelen worden na de wetswijziging door het Lisv overgemaakt aan het ministerie van BZK ten laste van de opbrengst van premieheffing WW over de WAO-uitkeringen van (gewezen) overheidswerknemers.

Op basis van dit besluit zal het Lisv de invoeringsuitgaven tot 1 januari 2001 rechtstreeks ten laste van de, op grond van artikel 89 van de OOW, over 1999 en 2000 ten gunste van het Aof gekomen WW-premies betalen. Het Lisv zal dit doen op basis van een door USZO opgestelde, door Lisv, en, voorzover er sprake is van invoeringsuitgaven verbonden aan bovenwettelijke regelingen, na instemming van de overheidswerkgevers verenigd in het Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO), goedgekeurde begroting van invoeringsuitgaven. In artikel 2, tweede lid, is opgenomen dat de in de ministeriële regeling, bedoeld in onderdeel a van het vierde lid, op te nemen soorten invoeringsuitgaven op de begroting moeten worden opgenomen ten einde voor vergoeding in aanmerking te kunnen komen.

Ook zal worden geregeld dat op het financiële beheer en de financiële verantwoording van de invoeringsuitgaven waarop de kaders van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 niet rechtstreeks van toepassing zijn, deze van overeenkomstige toepassing zullen zijn.

Verder wordt in het bij koninklijke boodschap van 3 mei 2000 ingediende voorstel van wet Aanpassingswet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (kamerstukken II 1999/2000, 27 093), zoals dat bij nota van wijziging is aangepast, geregeld dat de invoeringsuitgaven vanaf 1 januari 2001 door het Lisv ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid zullen worden gebracht. In verband hiermee zal het op 31 december 2000 resterende bedrag van het beschikbare budget door het Lisv worden gestort in het Uitvoeringsfonds voor de overheid. Dit is opgenomen in artikel 2, derde lid.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven