Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2000, 544 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2000, 544 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie van 24 mei 2000, nr. EA2000/U70814 en 5030675/00/6, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid en directie Wetgeving;
Gelet op de artikelen 45, eerste lid, en 47, eerste lid, van de Politiewet 1993;
De Raad van State gehoord (advies van 7 juli 2000, nr. W04.00.0219/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 november 2000, nr. EA2000/78754, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit beheer regionale politiekorpsen1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, onderdeel c, komt te luiden:
c. ingeslotene: de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, alsmede de persoon die ten behoeve van de hulpverlening aan hem op een bureau van een regionaal politiekorps is ondergebracht;
Na artikel 16 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De korpsbeheerder stelt ten behoeve van de politiecellencomplexen in zijn regio een commissie van toezicht in, bestaande uit ten minste drie en ten hoogste twaalf, onafhankelijke leden.
2. De commissie heeft in ieder geval tot taak:
a. toezicht te houden op de huisvesting, veiligheid, verzorging en bejegening van ingeslotenen in de politiecellencomplexen;
b. jaarlijks rapport uit te brengen aan de korpsbeheerder over haar werkzaamheden;
c. gevraagd en ongevraagd aan de korpsbeheerder advies uit te brengen en inlichtingen te geven omtrent aangelegenheden betreffende de politiecellencomplexen.
3. De commissie van toezicht kan door de korpsbeheerder tevens worden belast met de behandeling van en de advisering over klachten als bedoeld in artikel 61 van de Politiewet 1993, voor zover die klachten betrekking hebben op aangelegenheden betreffende de politiecellencomplexen.
4. De korpsbeheerder stelt regels vast over de voor een adequate taakvervulling benodigde bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie van toezicht, de benoeming en het ontslag van haar leden.
5. Bij de samenstelling van de commissie wordt rekening gehouden met de benodigde maatschappelijke en bestuurlijke deskundigheid en ervaring van de leden.
6. Jaarlijks zendt de korpsbeheerder een verslag van de werkzaamheden en bevindingen van de commissie van toezicht aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries
Uitgegeven de negentiende december 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Met het onderhavige besluit wordt onder meer uitvoering gegeven aan de motie-Halsema (kamerstukken II 1998/99, 26 200 hoofdstukken VI en VII, nr. 28), die op 26 januari 1999 door de Tweede Kamer der Staten-Generaal is aangenomen, inhoudend dat er een verplichting voor de politieregio's moet komen tot het instellen van een commissie van toezicht op de politiecellencomplexen, vergelijkbaar met die voor de penitentiaire inrichtingen.
Aan de in dit besluit neergelegde plicht een onafhankelijke commissie van toezicht op de politiecellencomplexen in te stellen, kan op betrekkelijk eenvoudige wijze worden voldaan aan de hand van de reeds bestaande, hiervoor vanuit het NPI opgestelde modelregeling. Het onderhavige besluit zal dan ook weinig tot geen extra investeringen vanuit de korpsen vergen en heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting.
Onderdeel A (begripsbepaling «ingeslotene»)
Dit behelst een technische wijziging. Momenteel bestaan (kleine) verschillen in de begripsbepaling van «ingeslotene», zoals deze wordt gehanteerd in de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar enerzijds en het onderhavige besluit anderzijds. Met deze wijziging worden gelijke definities gehanteerd.
Onderdeel B (commissies van toezicht politiecellencomplexen)
Op 26 januari 1999 is de motie-Halsema (kamerstukken II 1998/99, 26 200 hoofdstukken VI en VII, nr. 28) aangenomen, waarin de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt verzocht ervoor zorg te dragen dat in elke politieregio een commissie van toezicht op de politiecellen wordt ingesteld.
In vijf politieregio's (Zuid-Holland-Zuid, Flevoland, Amsterdam-Amstelland, Brabant-Noord en Haaglanden) wordt al sinds enige tijd, op eigen initiatief, gewerkt met dergelijke onafhankelijke toezichtcommissies en zijn de ervaringen positief. Op basis van de reeds bestaande regelingen voor een commissie van toezicht op de politiecellencomplexen is door het Nederlands Politie Instituut (NPI) een handreiking, bestaande uit een modelregeling met bijbehorende toelichting, opgesteld. De Raad van Hoofdcommissarissen, het Hoofdofficierenberaad en het Korpsbeheerdersberaad hebben op 19 en 20, respectievelijk 29 mei 1999 met deze handreiking ingestemd. De handreiking heeft als doel de instelling van toezichtcommissies bij alle politiekorpsen te stimuleren. Nu het onderhavige besluit de instelling van dergelijke commissies verplicht voorschrijft, kan de handreiking dienen als model voor de door de korpsbeheerder vast te stellen uitvoeringsregeling ter zake. Overigens is het ook mogelijk dat verschillende politieregio's gezamenlijk een interregionale commissie van toezicht voor de politiecellencomplexen instellen.
Taken van de commissies van toezicht
De toezichthoudende taak van de op grond van artikel 16a in te stellen commissies van toezicht is van een andere orde dan de toezichthoudende taak van de door de korpsbeheerder aangewezen ambtenaar die op grond van artikel 16 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen wordt belast met de leiding van het politiecellencomplex en het toezicht op de ingeslotenen. Deze aangewezen ambtenaar is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in het politiecellencomplex.
De leden van de commissies van toezicht zullen zich daarentegen niet dagelijks in een politiecellencomplex bevinden. Denkbaar is dat enkele malen per maand een (onaangekondigd) bezoek aan een politiecellencomplex zal worden gebracht. De frequentie van dergelijke bezoeken zal uiteraard mede bepaald worden door de grootte van de politieregio waarvoor de commissie is ingesteld en het aantal en de capaciteit van de politiecellencomplexen in die politieregio.
Onder de in het tweede en derde lid van artikel 16a vermelde «aangelegenheden betreffende de politiecellencomplexen» wordt onder meer verstaan de verzorging en bejegening van ingeslotenen.
De commissies van toezicht kunnen door de korpsbeheerder tevens worden belast met de behandeling en advisering van klachten over bijvoorbeeld de bejegening van personen die ingesloten zijn (geweest) in een politiecellencomplex. Uiteraard gelden voor de commissie van toezicht bij de uitoefening van deze klachtadviestaak tevens de bepalingen van hoofdstuk X van de Politiewet 1993 en, zodra hoofdstuk X van de Politiewet 1993 daaraan is aangepast, de bepalingen van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.
Bij de voorschriften inzake de commissies van toezicht voor de politiecellencomplexen is, in artikel 16a, aangesloten bij de wijze waarop dergelijke commissies, werkzaam op het gebied van gevangenissen en huizen van bewaring, in de Penitentiaire beginselenwet zijn vormgegeven. Er is echter voor de politiecellencomplexen voor een minder gedetailleerde wettelijke regeling gekozen. Daarbij speelt een rol dat de verblijfsduur die ingeslotenen in een politiecel doorbrengen, in vergelijking tot een detentie in een penitentiaire inrichting, beduidend korter is. De zich eventueel voordoende problemen zullen naar verwachting dan ook van een andere orde zijn.
Het aantal leden dat deel uitmaakt van de commissies kan per politieregio verschillen. De bestaande regionale commissies van toezicht op de politiecellencomplexen variëren in omvang van drie tot twaalf leden. Bij deze praktijk wordt nu, in het eerste lid van artikel 16a, aangesloten. Ook deze verschillen worden ingegeven door de grootte van de politieregio waarvoor de commissie is ingesteld en het aantal en de capaciteit van de politiecellencomplexen in die politieregio.
Beroepsgroepen waaruit leden voor de commissies aangezocht kunnen worden zijn bijvoorbeeld: leden van een gemeenteraad, (GGD-)artsen, advocaten, hoogleraren (strafrecht), reclasseringsambtenaren, school-directeuren. Tevens kan in overweging worden genomen een penitentiair inrichtingsdirecteur als ervaringsdeskundige in de commissie zitting te laten nemen.
Om een toezichthoudende rol op centraal niveau mogelijk te maken schrijft het zesde lid een jaarlijkse rapportage aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor.
Er wordt een termijn van twee maanden tussen de bekendmaking en de feitelijke inwerkingtreding van het besluit voorgesteld om de korpsbeheerders de gelegenheid te bieden zich tijdig op de verplichte instelling van de commissies van toezicht op de politiecellencomplexen in te stellen. Veel regiokorpsen zijn overigens al vergevorderd met de instelling van dergelijke commissies.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 januari 2001, nr. 6.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2000-544.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.