Besluit van 4 december 2000, houdende wijziging van het Besluit radar- en bochtaanwijzerapparatuur Rijnvaart 1989, het Binnenvaartpolitiereglement en het Binnenschepenbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 13 oktober 2000, nr. DGG/J-00/006643, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 21 oktober 1999 (protocol 1999-III-12);

Gelet op artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet en de artikelen 5, eerste lid, 10, eerste lid en 13, eerste lid, van de Binnenschepenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 16 november 2000, nr. W09.00.0484/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 november 2000, nr. DGG/J 00/008330, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit radar- en bochtaanwijzerapparatuur Rijnvaart 19891 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Typen van radarapparatuur die voor de Rijnvaart zijn goedgekeurd met inachtneming van de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 23 april 1969 (protocol 1969-II-18) worden met ingang van 1 januari 2000 niet meer in een schip ingebouwd. Is de goedkeuring geschied voor 1 januari 1990, dan is het gebruik van deze radarapparatuur tot 1 januari 2010 aan boord van een schip toegestaan indien een geldige verklaring omtrent inbouw en functioneren daarvan aanwezig is.

B

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Typen van bochtaanwijzers die voor de Rijnvaart zijn goedgekeurd met inachtneming van de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 23 april 1969 (protocol 1969-II-18) worden met ingang van 1 januari 2000 niet meer in een schip ingebouwd. Is de goedkeuring geschied voor 1 januari 1990, dan is het gebruik van deze bochtaanwijzers tot 1 januari 2005 aan boord van een schip toegestaan indien een geldige verklaring omtrent inbouw en functioneren daarvan aanwezig is.

ARTIKEL II

In Bijlage 13 van het Binnenvaartpolitiereglement2 wordt de aanduiding van de breedte in meters achter «Ramsdiep» van «12,00» gewijzigd in 11,50.

ARTIKEL III

Artikel 31a, eerste lid, van het Binnenschepenbesluit3 komt te luiden:

  • 1. Met het certificaat ten behoeve van passagiersschepen, veerboten, rijksvaartuigen of zeilende passagiersschepen wordt gelijkgesteld een document van deugdelijkheid afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling in een andere lidstaat in de Europese Unie dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, welke verklaring is afgegeven op basis van onderzoekingen die ten minste aan gelijkwaardige eisen voldoen.

ARTIKEL IV

  • 1. Artikel I van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

  • 2. Artikel II van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 3. Artikel III van dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 4 december 2000

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de negentiende december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel I

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart heeft bij haar resoluties van 18 mei 1989 (protocollen 1989-II- 33, 34 en 35) vastgesteld de thans van kracht zijnde Voorschriften omtrent de minimum eisen en de keuringsvoorwaarden voor radarinstallaties voor de Rijnvaart, de Voorschriften omtrent de minimum eisen en de keuringsvoorwaarden voor bochtaanwijzers voor de Rijnvaart alsmede de Voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van radarinstallaties en bochtaanwijzers voor de Rijnvaart.

Deze voorschriften zijn voor de Rijn in Nederland van kracht verklaard bij het Besluit radar- en bochtaanwijzerapparatuur Rijnvaart 1989.

In genoemd besluit was de door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) vastgestelde overgangsregeling inzake de goedkeuring van apparatuur, die nog op grond van de oude CCR regeling van 23 april 1969 (protocol 1969-II-18) was type-goedgekeurd, overgenomen in artikel 1, tweede lid, en artikel 2, tweede lid, daarvan.

De redactie van de betreffende overgangsbepalingen was echter zodanig, dat daaruit kon worden afgeleid dat de overeenkomstig de oude CCR regeling goedgekeurde apparatuur niet meer mocht worden gebruikt met ingang van 1 januari 2000 (mede gezien de formulering van artikel 4.06, eerste lid onder a, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995).

Inmiddels is echter komen vast te staan dat de bedoeling van de overgangsregeling is geweest om de periode vast te stellen waarbinnen de oude apparaten nog mochten worden ingebouwd. Het is niet de bedoeling geweest het gebruik aan boord na 31 december 1999 onmogelijk te maken, omdat nieuwe apparaten van de oude typen immers nog tot en met die datum konden worden aangeschaft en mochten worden ingebouwd.

Om dit ongewenste effect weg te nemen heeft de CCR de overgangsregeling in haar resolutie van 21 oktober 1999 (protocol 1999-III-12) opnieuw geformuleerd. Hierin worden 3 termijnen onderscheiden:

• De inbouw van de bedoelde apparaten blijft beperkt tot en met 31 december 1999.

• Het gebruik van vóór 1 januari 1990 type-goedgekeurde bochtaanwijzers blijft toegestaan tot 1 januari 2005, mits ze een geldige inbouwverklaring hebben.

• Het gebruik van vóór 1 januari 1990 type-goedgekeurde radarinstallaties blijft toegestaan tot 1 januari 2010, mits ze een geldige inbouwverklaring hebben.

Door middel van het onderhavige besluit wordt de vernieuwde overgangsregeling in het Besluit radar- en bochtaanwijzerapparatuur Rijnvaart 1989 opgenomen.

Ingevolge artikel 52 van de Scheepvaartverkeerswet is het ontwerp van het besluit bekendgemaakt in Staatscourant 2000, 118 en overgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal. Dit heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.

Artikel II

Bij de laatste wijziging van het Binnenvaartpolitiereglement is in Bijlage 13 per abuis de aanduiding van de breedte achter «Ramsdiep» gewijzigd van 11,50 in 12,00 meter. Dit gebrek wordt met onderhavige wijziging hersteld.

Artikel III

Bij de laatste wijziging van het Binnenschepenbesluit is onder meer artikel 31a ingevoegd. In het eerste lid is uitgegaan van een onjuiste hantering van de definitiebepalingen betreffende het certificaat en het document van deugdelijkheid. Voorts is een tekstuele onjuistheid ingeslopen. Met de onderhavige wijziging worden deze gebreken hersteld.

Artikel IV

Artikel I van dit besluit werkt terug tot en met 1 januari 2000, omdat in CCR verband is afgesproken dat de vernieuwde overgangsregeling met ingang van die datum in werking treedt. Deze terugwerking brengt voor de huidige gebruikers van de bedoelde radarapparatuur en bochtaanwijzers geen negatieve gevolgen met zich mee, omdat dat gebruik niet wordt beperkt maar juist wordt verruimd. Ook voor de inbouw van radarapparatuur en bochtaanwijzers heeft de terugwerking van het onderhavige besluit tot en met 1 januari 2000 geen negatieve gevolgen. Immers, op grond van het vigerende besluit radar- en bochtaanwijzerapparatuur Rijnvaart was de inbouw van vóór 1 januari 1990 type-goedgekeurde radarapparatuur en bochtaanwijzers eveneens slechts tot en met 31 december 1999 toegestaan.

Artikel III van dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001, omdat de laatste wijziging van het Binnenschepenbesluit in werking treedt op 1 januari 2001.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1989, 557, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 april 1993 (Stb. 276).

XNoot
2

Stb. 1996, 250, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 juni 2000 (Stb. 276).

XNoot
3

Stb. 1987, 466, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 juli 2000 (Stb. 345).

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven