Besluit van 29 november 2000, houdende wijziging
van het Besluit van 26 augustus 1999 tot invoering van nieuwe posten voor
de heffing van kanselarijrechten (Stb. 383)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 17 november
2000, nr. DJZ/BR/1810–00;
Gelet op artikel 2, onder G, van de Wet op de Kanselarijrechten
1948;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In artikel 1 van het Besluit van 26 augustus 1999 tot invoering van nieuwe
posten voor de heffing van kanselarijrechten (Stb. 383) wordt de zinsnede
beginnend met «post 129» en eindigend met «afgifte van
het gevraagde visum wordt geweigerd» vervangen door:
post 129: voor het in behandeling nemen van een visumaanvraag: het voor
afgifte van het desbetreffende visum vastgestelde kanselarijrecht, met dien
verstande dat dit kanselarijrecht uitsluitend verschuldigd is indien de aanvraag
wordt ingetrokken of afgifte van het gevraagde visum wordt geweigerd.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering
van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad
zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 29 november 2000
Beatrix
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
Uitgegeven de veertiende december 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
In het kader van «Schengen» zijn niveaus voor visumrechten
afgesproken; een daartoe strekkend ontwerpbesluit van het Uitvoerend Comité
Schengen is gepubliceerd in de Staatscourant van 4 november 1994, nr. 213.
Eind 1998 werd in Beneluxverband besloten de visumrechten aan te passen
aan de Schengenniveaus. In Nederland werd vervolgens het Besluit van 26 augustus
1999 tot invoering van nieuwe posten voor de heffing van kanselarijrechten
(Stb. 383) vastgesteld. In dit besluit werd post 129 geïntroduceerd (artikel
1). Op grond van deze post wordt, in navolging van Duitsland, 50% van de behandelingskosten
in rekening gebracht indien een visumaanvraag hetzij door intrekking hetzij
door weigering niet tot de afgifte van het gevraagde visum leidt.
Gezien de wens tot harmonisatie inzake de visumrechten binnen de Schengenlanden,
alsmede de afspraak binnen de Benelux om gelijke tarieven te berekenen voor
visumaanvragen, lag het in de lijn der verwachtingen dat de overige twee Beneluxpartners
eveneens een heffing van behandelingskosten van 50% zouden introduceren. Uit
overleg met België en Luxemburg bleek echter dat de voornoemde 50% voor
beide landen om comptabele redenen niet mogelijk te zijn. Gezocht werd naar
een niveau dat door de drie Beneluxlanden kon worden onderschreven; uiteindelijk
is gekozen voor 100% van de behandelingskosten.
De wijziging van het bovengenoemde artikel 1 voorziet in een wijziging
van 50% in 100% van het vastgestelde kanselarijrecht voor afgifte van het
desbetreffende visum.
De hiervoor bedoelde wijziging heeft betrekking op de visumverstrekking
door de posten in het buitenland. De leges voor visumverlening aan de grens
en voor visumverlening door de vreemdelingendienst zijn geregeld in het
Legesbesluit visa1.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen