Besluit van 21 november 2000, houdende regels omtrent de inhoud van de actuariële en bedrijfstechnische nota (Besluit actuariële en bedrijfstechnische nota)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 29 september 2000, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/V&P/00/58293;

Gelet op artikel 9d van de Pensioen- en spaarfondsenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 3 november 2000, No. W12.00.0460/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 14 november 2000, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/V&P/00/74149;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. wet: de Pensioen- en spaarfondsenwet;

b. fonds: een fonds als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, c, d, of l van de wet.

Artikel 2. Inhoud actuariële en bedrijfstechnische nota

De actuariële en bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 9c, eerste lid, eerste volzin, van de wet, bevat in ieder geval een beschrijving van:

a. de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle;

b. voorzover van toepassing procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het betreffende fonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers;

c. de aanspraken die voor de deelnemers, gewezen deelnemers of hun nabestaanden voortvloeien uit de pensioenregeling;

d. de uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico's die in eigen beheer zijn gehouden dan wel zijn herverzekerd of overgedragen;

e. de financiële opzet;

f. de financiële sturingsmiddelen.

Artikel 3. De financiële opzet

De beschrijving van de financiële opzet, bedoeld in artikel 2, onderdeel e, bevat in ieder geval een beschrijving van:

a. de reservering;

b. het premiebeleid;

c. het beleggingsbeleid;

d. de wijze waarop bij de reservering, het premiebeleid en het beleggingsbeleid rekening is gehouden met eventuele voorwaardelijke indexering.

Artikel 4. Het beleggingsbeleid

De beschrijving van het beleggingsbeleid, bedoeld in artikel 3, onderdeel c, bevat in ieder geval een beschrijving van:

a. het strategisch beleggingsbeleid, waarin opgenomen een beschrijving van de beleggingsdoelstelling, de samenstelling van de beoogde beleggingsportefeuille alsmede de mate waarin van de beoogde beleggingsportefeuille mag worden afgeweken;

b. de beoogde omvang van het weerstandsvermogen gegeven het beleggingsbeleid;

c. de opzet van de uitvoering van de vermogensbeheersactiviteiten;

d. de wijze van risicometing en -beheersing, met name van marktrisico's en kredietrisico's;

e. de opzet van de resultaatsevaluatie met betrekking tot de onderwerpen genoemd in de onderdelen a, b, c en d;

f. de waarderingsgrondslag van de beleggingen op de balans.

Artikel 5. De financiële sturingsmiddelen

De beschrijving van de financiële sturingsmiddelen, bedoeld in artikel 2, onderdeel f, bevat in ieder geval een beschrijving van de sturingsmogelijkheden van het fonds ten aanzien van het premiebeleid, het beleggingsbeleid alsmede van het beleid met betrekking tot de aanpassingen van de aanspraken.

Artikel 6. Afwijking in geval van overdracht of herverzekering van risico's

Voorzover risico's zijn overgedragen of herverzekerd overeenkomstig artikel 9 van de wet kan de beschrijving, bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5, beperkt blijven tot een verwijzing naar wat daarover in de betreffende overeenkomsten is opgenomen.

Artikel 7. Uitgangspunten oordeelsvorming Verzekeringskamer

De beschrijvingen die de actuariële en bedrijfstechnische nota bevat op grond van de artikelen 2 tot en met 6 zijn zodanig dat de Verzekeringskamer op basis van die beschrijvingen tot een oordeel kan komen over de wijze waarop voldaan wordt aan de artikelen 9a en 9b van de wet.

Artikel 8. Inhoud bedrijfstechnische nota (spaarfonds)

  • 1. De bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 9c, eerste lid, tweede volzin, van de wet, bevat in ieder geval een beschrijving van:

    a. de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle;

    b. de aanspraken jegens het fonds;

    c. de financiële opzet.

  • 2. Op de beschrijving van het eerste lid, onderdeel c, zijn de artikelen 3 en 4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9. Uitgangspunten oordeelsvorming Verzekeringskamer

De beschrijvingen die de bedrijfstechnische nota bevat op grond van artikel 8 zijn zodanig dat de Verzekeringskamer op basis van die beschrijvingen tot een oordeel kan komen over de wijze waarop voldaan wordt aan artikel 9b van de wet.

Artikel 10. Naamswijziging Verzekeringskamer

Op het moment dat het bij koninklijke boodschap van 15 augustus 2000 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten in verband met de naamswijziging van de Verzekeringskamer, alsmede wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde op enkele punten de verhouding van de Ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot de Pensioen- & Verzekeringskamer nader te regelen (Kamerstukken II 1999/2000, 27 251), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, wordt in de artikelen 7 en 9 «Verzekeringskamer» telkens vervangen door: Pensioen- & Verzekeringskamer.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 12. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit actuariële en bedrijfstechnische nota.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 21 november 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de dertigste november 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) bevatte vóór de wijziging van 1 januari 2000 zeer summiere eisen ten aanzien van de financiering van pensioenregelingen. Aangegeven werd dat de bezittingen plus de te verwachten inkomsten ter dekking van de pensioenverplichtingen van een fonds toereikend moesten zijn. Verder werd gesteld dat de beleggingen op solide wijze moesten geschieden.

Voor fondsen die eigen beheer wilden voeren gold de eis van een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). De abtn diende de financiële opzet en de grondslag betreffende het te voeren beleid te bevatten. Verdere uitwerking werd niet gegeven.

In de praktijk bleek de abtn vrijwel uitsluitend actuariële uiteenzettingen te bevatten. Een projectgroep van de Verzekeringskamer, de toezichthouder op de pensioenfondsen, pleitte in november 1993 voor uitbreiding van de abtn. Dit pleidooi heeft het kabinet ter harte genomen, hetgeen heeft geleid tot opname in de PSW van de verplichting voor alle pensioenfondsen (dus ook de fondsen die de uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico's volledig hebben herverzekerd of overgedragen) om een abtn op te stellen en aan de Verzekeringskamer voor te leggen. Een abtn van een fonds zal naast gegevens over de bedrijfsvoering ook, voorzover van toepassing, informatie over de aanspraken jegens het fonds, de reservering en het door een fonds gevoerde premie- en beleggingsbeleid moeten gaan bevatten, waardoor aan de Verzekeringskamer integraal inzicht wordt gegeven in het functioneren van een fonds.

De wijziging van de PSW is gerealiseerd met de Wet tot wijziging van de PSW in verband met toezicht, verbod op uitstelfinanciering en waardeoverdracht van 22 december 1999 (Stb. 592). In het nieuwe artikel 9c, eerste lid, van de PSW, is de verplichting voor ieder pensioenfonds opgenomen om een abtn op te stellen en voor ieder spaarfonds om een bedrijfstechnische nota op te stellen. Het nieuwe artikel 9d is een delegatiebepaling waarin de mogelijkheid is opgenomen voor het treffen van een besluit waarin regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de in de nieuwe artikelen 9a en 9b opgenomen voorwaarden inzake financiering en belegging, alsmede met betrekking tot de in artikel 9c opgenomen eis inzake het indienen van een abtn of (voor een spaarfonds) bedrijfstechnische nota. Artikel 9d regelt verder dat in dat besluit kan worden bepaald dat in geval van overdracht of herverzekering als bedoeld in artikel 9 van de PSW, artikel 9c niet van toepassing is (met andere woorden, dat in geval van overdracht of herverzekering de verplichting tot het opstellen van een abtn niet geldt), dan wel anderszins daarvan mag worden afgeweken.

Het onderhavige besluit bevat uitsluitend regels omtrent de inhoud van een abtn en bedrijfstechnische nota (btn) en is op artikel 9d, de laatste zinsnede, gebaseerd. Er worden geen inhoudelijke regels gesteld met betrekking tot de voorwaarden van de artikelen 9a en 9b. Zoals in paragraaf 4 van deze nota van toelichting aangegeven, laat de complexe samenhang van toezeggingen enerzijds en het financieringsbeleid anderzijds zich niet vangen in een aantal vastomlijnde regels. Op dit moment bestaan er dan ook geen voornemens tot het stellen van regels met betrekking tot de voorwaarden van de artikelen 9a en 9b.

De Verzekeringskamer toetst aan de hand van uitgangspunten, die vanwege de omvang niet eenvoudig in regelgeving zijn op te nemen. Op enkele onderdelen heeft de Verzekeringskamer de uitgangspunten omschreven, waarbij gewezen kan worden op de nota Actuariële principes pensioenfondsen van februari 1997. Daarin wordt bijvoorbeeld aangegeven waaraan de financiële opzet wordt getoetst en welke ondergrens wordt gesteld aan de voorziening voor pensioenverplichtingen. De Verzekeringskamer streeft ernaar een nieuwe nota Actuariële principes pensioenfondsen voor 1 januari 2002 gereed te hebben.

Het is van belang dat de Verzekeringskamer in alle gevallen, dus ook in geval van herverzekering of overdracht, inzicht heeft in het functioneren van een fonds als geheel. Het is de bedoeling dat het actuariële en bedrijfstechnische beleid transparant wordt gemaakt, waardoor betere controle mogelijk wordt gemaakt. Ook voor het eigen inzicht van het fonds is het opstellen van een abtn van belang. Aldus wordt een fonds gedwongen diverse aspecten op het gebied van bedrijfsvoering en financieringsbeleid (nog eens) nader te beschouwen. Bovendien bestaan in de praktijk, naast fondsen die alle risico's in eigen beheer voeren en fondsen die hun verplichtingen hebben herverzekerd of overgedragen, ook vele fondsen die een deel van de risico's in eigen beheer voeren en een deel van de risico's hebben herverzekerd of overgedragen.

In verband hiermee wordt in dit besluit in beginsel dezelfde inhoud van de abtn voor alle fondsen voorgeschreven. De abtn moet in elk geval dusdanige beschrijvingen bevatten dat de Verzekeringskamer zijn toezichthoudende taak kan uitoefenen. Voorzover sprake is van herverzekering of overdracht van risico's kunnen bepaalde (onderdelen van) beschrijvingen beperkt blijven tot een verwijzing naar de overeenkomst met de verzekeraar.

2. Inhoud abtn

De abtn zal in zijn nieuwe vorm meer dan dat tot nog toe het geval was de hoedanigheid van een bedrijfsplan gaan krijgen. Vaak werd in de abtn alleen een actuariële opzet weergegeven en werd het beleggingsbeleid volledig buiten beschouwing gelaten. Evenmin bevatte de abtn gegevens terzake van de administratieve organisatie en interne controle.

Ten behoeve van de toezichthoudende taak van de Verzekeringskamer is het belangrijk dat inzicht wordt gegeven in het functioneren van een fonds als geheel. Dankzij de abtn-nieuwe-stijl kunnen bestuur van een fonds en Verzekeringskamer in een vroeg stadium de juiste maatregelen treffen om ongewenste situaties te voorkomen. Aldus wordt een belangrijke waarborg gevormd voor een goed functioneren van het fonds en het kunnen nakomen van de verplichtingen.

In zijn algemeenheid zal de abtn het mogelijk moeten maken dat de Verzekeringskamer kan toetsten of op grond van het voorgenomen beleid de verplichtingen voldoende gedekt zullen zijn en de aanspraken, bedoeld in artikel 8, tweede lid, PSW (de tijdsevenredige aanspraken) op ieder moment gedekt zijn (artikel 9a PSW).

In dit besluit wordt aangegeven uit welke onderdelen iedere abtn, die dus voor ieder pensioenfonds verplicht wordt, moet bestaan. De mate van uitwerking van onderdelen is afhankelijk van de vraag of de pensioenfondsen hun risico's (al dan niet allemaal) in eigen beheer uitvoeren of deze hebben herverzekerd of overgedragen. Voor pensioenfondsen die hun uit de pensioenregeling(en) voortvloeiende verplichtingen volledig hebben herverzekerd is een beschrijving van de uit de aangegane verplichtingen voortvloeiende risico's die in eigen beheer zijn gehouden bijvoorbeeld niet van belang. Voor fondsen die wel risico's in eigen beheer houden natuurlijk juist wel. Daarnaast kent de praktijk vele pensioenfondsen die een deel van de risico's herverzekeren of overdragen, maar ook een deel voor eigen rekening nemen. Deze pensioenfondsen zullen in de abtn gemotiveerd moeten uiteenzetten welke risico's zijn herverzekerd of overgedragen en welke in eigen beheer worden uitgevoerd. Met betrekking tot de in eigen beheer uitgevoerde risico's zal uit de abtn moeten blijken dat er een financiële opzet is die waarborgt dat de uit de pensioenregelingen voortvloeiende verplichtingen kunnen worden nagekomen. Met betrekking tot de herverzekerde of overgedragen risico's zal een verwijzing naar de overeenkomst inzake herverzekering of overdracht in de abtn moeten zijn opgenomen.

De inhoud van een bedrijfstechnische nota van een spaarfonds zal beperkter kunnen zijn. Een beschrijving van de actuariële risico's of van herverzekeringsbeleid is, gezien de aard en opzet van een spaarfonds niet aan de orde.

In dit besluit staat bij de opsomming van de onderwerpen die in de abtn, de btn of in de onderdelen daarvan beschreven moeten worden steeds vermeld: in ieder geval. Daarmee wordt aangegeven dat het de fondsen vrij staat naast deze verplichte onderdelen ook andere mogelijk in dit kader relevante onderwerpen te behandelen, bijvoorbeeld wanneer daardoor een beter inzicht ontstaat, samenhangen duidelijker worden of de abtn beter aan zijn interne functie beantwoordt.

3. Effecten voor pensioen- en spaarfondsen

Zoals eerder in deze nota van toelichting aangegeven gold de eis van een abtn op basis van de PSW van vóór de wijziging van 1 januari 2000 alleen voor fondsen die eigen beheer wilden voeren. De abtn moest de financiële opzet en de grondslag betreffende het te voeren beleid te bevatten. In de gewijzigde PSW is de eis van een abtn voor alle pensioenfondsen opgenomen en voor alle spaarfondsen de eis van een bedrijfstechnische nota.

Bovendien worden thans meer eisen gesteld aan de inhoud van de (a)btn.

De nieuwe eisen ten aanzien van de abtn brengen voor fondsen die hun risico's volledig herverzekerd of overgedragen hebben (eenmalig) meer werk met zich mee dan voor fondsen die volledig eigen beheer voeren. Laatstgenoemde fondsen waren op basis van de oude PSW immers reeds verplicht een abtn aan de Verzekeringskamer voor te leggen. Toch zullen ook deze fondsen hun abtn moeten toetsen aan de hand van de nieuwe uitgebreidere eisen. Alle fondsen zullen vervolgens hun abtn moeten onderhouden.

Vanwege de grote diversiteit in fondsen wat betreft de mate van herverzekering of overdracht zullen de lasten van deze wijziging per fonds kunnen verschillen. De overtuiging bestaat dat de extra werkzaamheden zich in de toekomst terugbetalen in betere beheersing van de gang van zaken bij het fonds.

4. Toezicht door de Verzekeringskamer

Zoals bekend berust de toezichthoudende taak op pensioen- en spaarfondsen bij de Verzekeringskamer. Deze taak is niet nieuw, maar wordt sinds jaar en dag door de Verzekeringskamer uitgeoefend. Wat betreft de actuariële beschrijvingen verschafte de abtn-oude-stijl inzicht aan de Verzekeringskamer. Het beleggingsbeleid werd separaat door de Verzekeringskamer getoetst en maakte geen onderdeel uit van de abtn. Hetzelfde gold voor de toetsing van het interne beheersingssysteem en de daarmee samenhangende administratieve organisatie en interne controle.

De abtn-nieuwe-stijl moet een integrale informatiebron vormen bij de uitoefening van de toezichtstaak. De Verzekeringskamer kan aldus inzicht verkrijgen in het functioneren van een fonds als geheel.

Bij de beoordeling van het functioneren van een fonds is uitgangspunt dat een fonds de toegezegde pensioenverplichtingen ook daadwerkelijk kan nakomen. De abtn moet in verband hiermee duidelijkheid bieden over de onderlinge samenhang tussen waarschijnlijke en mogelijke toekomstige ontwikkelingen én de financiële consequenties die daaruit voortvloeien voor werkgevers en werknemers. Van belang hierbij is verder dat volgens artikel 9a, eerste lid, van de PSW de bezittingen van een pensioenfonds, tezamen met de te verwachten inkomsten voldoende moeten zijn ter dekking van de pensioenverplichtingen.

Het spreekt voor zich dat in de gevallen waarin risico's in eigen beheer worden uitgevoerd de financiële opzet van een pensioenfonds aan bepaalde voorwaarden zal moeten voldoen. Zo zal het fonds moeten beschikken over een toereikend intern beheersingssysteem, een toereikende voorziening op de balans, een toereikend weerstandsvermogen en een toereikende deskundigheid.

Van fondsen mag verwacht worden dat zij weten hoe hun intern beheersingssysteem eruit moet zien. Zonder een goed functionerende administratieve organisatie en interne controle is een adequate beheersing niet mogelijk. Ook wanneer activiteiten door het fonds worden uitbesteed («outsourcing») zal het fonds zelf beheersingsmaatregelen moeten treffen. De Verzekeringskamer zal haar opvattingen over de beheersing van het fonds in beleidsregels opnemen.

Als de Verzekeringskamer het nodig acht in het belang van (gewezen) deelnemers of andere belanghebbenden, moet een pensioenfonds binnen een door de Verzekeringskamer gestelde termijn op grond van artikel 10a van de PSW één of meerdere risico's overdragen of herverzekeren.

Verder heeft de Verzekeringskamer op grond van artikel 23 van de PSW de bevoegdheid om een pensioenfonds een aanwijzing te geven. Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid om, toegesneden op de specifieke situatie en omstandigheden, een fonds te bewegen tot bepaalde handelingen of om bepaalde gedragingen na te laten of te heroverwegen, zodanig dat dit in overeenstemming wordt gebracht met de voorwaarden die bij en krachtens de PSW worden gesteld.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Inhoud actuariële en bedrijfstechnische nota

Dit artikel geeft een opsomming van de onderwerpen die in ieder geval in de abtn aan de orde moeten komen. Deze onderwerpen worden voor een deel uitgewerkt in de artikelen 3 en 4. De abtn moet in ieder geval dusdanige gegevens bevatten dat de Verzekeringskamer zijn toezichthoudende taak kan uitoefenen. Dit staat omschreven in artikel 7.

De beschrijving van het onderdeel a, de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle, zal o.a. de mandaatregeling en het organogram bevatten. Indien de administratie wordt uitbesteed, zal de wijze waarop dit geschiedt moeten worden beschreven.

Onder intern beheersingssysteem kan worden verstaan: het samenstel van adequate beheersingsmaatregelen ten behoeve van de realisatie van de doelstellingen van het pensioenfonds.

De abtn moet ook bevatten een beschrijving van de pensioenaanspraken jegens het fonds en van de procedures en criteria voor aansluiting van werkgevers bij het fonds. Hoewel deze gegevens ook in de statuten en reglementen van een fonds vermeld staan, is het voor de beoordeling van de abtn wenselijk dat de hoofdpunten van de aansluitingsovereenkomst en van de pensioenregeling ook in de abtn worden opgenomen.

Artikel 3. De financiële opzet

Op grond van dit artikel wordt van de fondsen in de abtn enerzijds een beschrijving van de reservering verwacht en anderzijds wordt van de fondsen een beschrijving van het premieen beleggingsbeleid verwacht.

Meestal wordt een voorwaardelijke indexatie gefinancierd uit de overrente, het rendement van de beleggingen dat boven de gehanteerde rekenrente (het rendement waarmee de toekomstige uitkeringen contant gemaakt zijn) ligt. Het voorschrift over de voorwaardelijke indexatie houdt dan in dat aangegeven moet worden hoe men denkt de uitgaven voor de indexatietoezegging te kunnen financieren. Dit kan zowel bij de reservering, bijvoorbeeld door met een lage rekenrente te werken, als bij het premie- en beleggingsbeleid, namelijk door te trachten de inkomsten te vergroten.

Gelet op de verplichting bedoeld in artikel 9a, tweede lid, van de wet ligt het voor de hand dat in het kader van de beschrijving van de reservering ingegaan wordt op de samenstelling van reserves en de toereikendheid daarvan bij afwikkeling van die verplichting. Voorts kan hierbij gedacht worden aan een omschrijving van de wijze van vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen waaronder de te hanteren rekenrente, alsmede de overige reserves of voorzieningen.

Bij de beschrijving van het premiebeleid kan gedacht worden aan de wijze waarop de premie wordt vastgesteld, waaronder bijvoorbeeld een beschrijving van de veronderstellingen die gehanteerd zijn bij de formules ter bepaling van de premiebijdragen van werkgever(s) en/of deelnemers.

Artikel 4. Het beleggingsbeleid

In artikel 4 wordt nader uitgewerkt waaraan de beschrijving van het beleggingsbeleid moet voldoen. Deze dient onder andere een verantwoording te bevatten van de keuze voor een bepaalde beleggingsmix op de lange en middellange termijn, het zogeheten strategisch beleggingsbeleid. Het gaat hierbij om de beschrijving van de mix van beleggingen in vastrentende waarden, zoals obligaties, en zakelijke waarden, zoals aandelen of beleggingen in vastgoed. De reden voor een keuze van een bepaalde mix kan bijvoorbeeld voortvloeien uit de resultaten van een uitgevoerde ALM-studie (Asset Liability Management-studie) met bijvoorbeeld als doel het realiseren van een stabiele of lage premie op de lange termijn. Besturen van fondsen kunnen om tactische redenen toestaan dat in een bepaalde mate wordt afgeweken van de strategische beleggingsmix, bijvoorbeeld een tijdelijk gunstige ontwikkeling op de aandelenmarkt waardoor het financieel aantrekkelijk is tijdelijk meer in aandelen te beleggen. Aangegeven kan worden welke bandbreedtes hierbij gelden.

Om waardedalingen van de belegde middelen op te kunnen vangen, dient een fonds een weerstandsvermogen aan te houden. Aangegeven moet worden wat de beoogde omvang van het weerstandsvermogen is dat het bestuur van het fonds denkt aan te houden gegeven het strategisch en tactisch beleggingsbeleid. Om tot een goed oordeel van de beleggingen te kunnen komen moet inzicht kunnen worden verkregen in de waarderingsgrondslagen van de beleggingen, bijvoorbeeld historische waarde of actuele waarde. Aangegeven dient te worden hoe het resultaat van het beleggingsbeleid wordt geëvalueerd zodat besturen van fondsen hieruit lering kunnen trekken en eventueel het beleid kunnen bijstellen. Door dit voorschrift wordt het intern toezicht bij pensioenfondsen bevorderd.

Artikel 5. De financiële sturingsmiddelen

Financiële sturingsmiddelen zijn de instrumenten van het bestuur van een fonds waarmee de financiële situatie gestuurd kan worden. Dit kan bijvoorbeeld door wijziging van de hoogte van de premie. Ook kan de financiële situatie gestuurd worden door een andere beleggingsmix te kiezen. Verder kunnen de aanspraken worden aangepast door middel van bijvoorbeeld indexering (de mate van voorwaardelijkheid) of door wijziging van de franchise.

Artikel 6. Afwijking in geval van overdracht of herverzekering van risico's

In geval van overdracht of herverzekering van uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico's is het bijvoorbeeld voor een fonds niet noodzakelijk om reserves achter de hand te hebben om op ieder moment aan de verplichtingen te kunnen voldoen. In dergelijke gevallen kan volstaan worden met een verwijzing naar de overeenkomst die met de verzekeraar is gesloten.

Artikel 7. Uitgangspunten oordeelsvorming Verzekeringskamer

De artikelen 9a en 9b van de wet bevatten financiële voorschriften waaraan pensioenfondsen moeten voldoen. Met behulp van gegevens uit de abtn moet de Verzekeringskamer zich een oordeel kunnen vormen over de wijze waarop een pensioenfonds aan die voorschriften voldoet. In het geval het fonds hiervoor onvoldoende gegevens levert, kan de Verzekeringskamer op grond van dit artikel er bij het fonds op aandringen de verlangde gegevens alsnog te leveren.

Artikel 8. Inhoud bedrijfstechnische nota (spaarfonds)

Aangezien spaarfondsen geen verzekering uitvoeren kan een actuariële nota achterwege blijven. Een bedrijfstechnische nota is wel relevant.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven