Besluit van 22 december 1999, houdende vaststelling
van het tijdstip van inwerkingtreding van bepalingen van het Besluit stortverbod
afvalstoffen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 20 december 1999, nr. MJZ1999259619, Centrale Directie
Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op artikel 14, eerste lid, van het Besluit stortverbod afvalstoffen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Enig artikel
Artikel 1, eerste lid, onderdelen 13, 23 en 25, van het Besluit stortverbod
afvalstoffen treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 22 december 1999
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
Uitgegeven de elfde januari 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Algemeen
Dit besluit betreft het in werking treden van het stortverbod voor de
categorieën kunststofafval dat vrijkomt in de vorm van procesafval, productieafval
of productafval, afkomstig van de rubber- of kunststofverwerkende industrie
(categorie 13), slib, afkomstig van inrichtingen voor het biologisch zuiveren
van afvalwater (categorie 23) en plantaardig afval, afkomstig van land- of
tuinbouw (categorie 25). Deze categorieën zijn opgenomen in het Besluit
stortverbod afvalstoffen (Stb. 1997, 665).
Voor deze afvalstoffen bestaan momenteel voldoende mogelijkheden tot verwerking
of hergebruik. In sommige gevallen kan op grond van artikel 4 van het Besluit
stortverbod afvalstoffen een ontheffing van het stortverbod worden aangevraagd.
Kunststofafval dat vrijkomt in de vorm van procesafval,
productieafval of productafval, afkomstig van de rubber- of kunststofverwerkende
industrie
In een met de bedrijfstak overeengekomen convenant zijn afspraken gemaakt
over het verwijderen van deze afvalstroom. In dit convenant is aangegeven
dat het storten van deze afvalstroom per 2000 niet meer aan de orde is. De
acties, welke noodzakelijk zijn om de strekking van deze afspraak na te komen,
zijn uitgevoerd. Het stortverbod kan zodoende ingaan.
Slib, afkomstig van het biologisch zuiveren van afvalwater
Voor slib, afkomstig van het biologisch zuiveren van afvalwater, is er
op dit moment verwerkingscapaciteit vergund voor circa 480 000 ton slib,
op basis van droge stof, waarvan slibverbranding 288 kton, slibcompostering
114 kton (waarvan 70 in voorbereiding), slibdroging 63 kton en natte oxydatie
114 kton nat slib (= 14 kton droge stof). De hoeveelheid komt nagenoeg overeen
met de hoeveelheid geproduceerd slib.
Opgemerkt wordt dat het stortverbod geldt voor niet-ontwaterd en voor
mechanisch ontwaterd slib. Dergelijk slib dient nog een verwerking te ondergaan.
Het residu van de verwerking van slib, dat wil zeggen het residu nadat een
van de hiervoor vermelde verwerkingsmethoden heeft plaatsgevonden, valt niet
onder dit stortverbod.
Plantaardig afval, afkomstig van land- of tuinbouw
Deze afvalstroom kan worden bewerkt in bestaande composteringsbedrijven
en in composteringsinstallaties die door land- of tuinbouwbedrijven op dit
moment voor eigen of gezamenlijk gebruik op eigen terrein worden opgericht.
De capaciteit die op dit moment voor handen is, is toereikend om het plantaardig
afval dat vanuit de land- of tuinbouw op stortplaatsen wordt aangeboden te
verwerken. Het stortverbod is dan ook op zijn plaats.
Bestaande inrichtingen
Op grond van artikel 11 van het Besluit stortverbod afvalstoffen zullen
voor bestaande inrichtingen de stortverboden voor de in dit besluit vermelde
categorieën van afvalstoffen pas drie maanden na de datum van in werking
treden van de stortverboden ingaan.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk