Besluit van 13 november 2000 tot intrekking van het Sanctiebesluit Joegoslavië 2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 8 september 2000, DJZ/BR/1413-00, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Financiën en van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Sanctiewet 1977;

De Raad van State gehoord (advies van 5 oktober 2000, nr. W02.00.0420/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 7 november 2000, nr. DJZ/BR/1858-00, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Financiën en van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Sanctiebesluit Joegoslavië 20001 wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag liggende twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 november 2000

Beatrix

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de achtenwintigste november 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

De Sanctiewet 1977 is met ingang van 17 mei 2000 gewijzigd. De wijziging strekt onder andere tot een vereenvoudiging van de procedure voor de implementatie van internationale sanctieregimes. Deze vereenvoudiging brengt mee dat internationaal verplichte sancties bij ministeriële regeling kunnen worden geïmplementeerd. De «oude» procedure die in de praktijk neerkwam op implementatie bij een tijdelijke ministeriële regeling, voorts vervanging van deze ministeriële regeling door een algemene maatregel van bestuur en tot slot verlenging van die algemene maatregel van bestuur bij wet in formele zin, is voor de verplichte sanctieregimes vervallen. Deze vereenvoudiging is ingegeven door de bevinding dat de omslachtige en bewerkelijke procedures van de Sanctiewet 1977 een hinderpaal vormden voor een tijdige implementatie van frequent aan wijziging onderhevige internationale sanctieregimes. Dat is recent weer gebleken bij de implementatie van het sanctieregime jegens Joegoslavië. Het blijkt in de praktijk vrijwel ondoenlijk om de voortdurende aanpassingen en verfijningen van dit regime in algemene maatregelen van bestuur «op te vangen». Intrekking van het Sanctiebesluit Joegoslavië 20001 maakt de weg vrij om met toepassing van de nieuwe procedures die in de Sanctiewet 1977 zijn neergelegd, het internationale sanctieregime jegens Joegoslavië «op de voet te volgen».

Het Sanctiebesluit Joegoslavië 2000 zal dan ook worden vervangen door een ministeriële sanctieregeling op grond van (het nieuwe) artikel 2, tweede lid, van de Sanctiewet 1977. Vooruitlopend op de intrekking krachtens dit besluit is het sanctieregime jegens Joegoslavië neergelegd in een – tijdelijke – ministeriële regeling op grond van de artikelen 2 en 7 van de Sanctiewet 1977. Daarin zijn tevens de bepalingen van het Sanctiebesluit Joegoslavië 2000 buiten toepassing gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Stb. 2000, 291.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

Stb. 291.

Naar boven