Wet van 2 november 2000, houdende wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in verband met de overdracht van de heffingsbevoegdheid scholing en vorming ondernemingsraadsleden bij de overheid aan de Sociaal-Economische Raad

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot het opleggen van een heffing ter bevordering van scholing en vorming van ondernemingsraadsleden aan ondernemers in de overheidssector over te dragen aan de Sociaal-Economische Raad en dat in verband hiermee enkele wijzigingen in de Wet op de ondernemingsraden en in de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen dienen te worden aangebracht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

De Wet op de ondernemingsraden1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 46a wordt een nieuw achtste lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Een verordening als bedoeld in het eerste lid wordt, voorzover de verordening betrekking heeft op ondernemingen waarin uitsluitend of nagenoeg uitsluitend krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht, niet vastgesteld dan na overleg met de betrokken werkgevers of verenigingen van werkgevers en de centrales van overheidspersoneel, verenigd in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid.

B. Artikel 46d wordt als volgt gewijzigd:

1. onderdeel e komt te luiden:

e. De verordenende bevoegdheid van de Raad, met uitzondering van de bevoegdheid genoemd in artikel 46a, strekt zich niet uit tot ondernemingen waarin uitsluitend of nagenoeg uitsluitend krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht.

2. onderdeel g komt te vervallen.

C. In artikel 46e, derde lid, eerste volzin, wordt «, 39 en 46d, onderdeel g,» vervangen door: en 39.

Artikel II

Artikel 90, zesde lid, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen2 komt te luiden:

  • 6. Het in het vijfde lid bedoelde, te vermeerderen bedrag is het door de overheidswerkgever verschuldigde door het Landelijk instituut sociale verzekeringen vastgestelde bedrag van de heffing, bedoeld in artikel 46a van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 november 2000

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de drieëntwintigste november 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1990, 93, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juni 2000, Stb. 284.

XNoot
2

Stb. 1997, 768, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 september 2000, Stb. 376.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 27 247.

Handelingen II 2000/2001, blz. 539.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 247 (43).

Handelingen I 2000/2001, zie vergadering van 31 oktober 2000.

Naar boven