Besluit van 26 oktober 2000 tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit (registratie van arbeids- en rusttijden in de mijnbouw, bakkerijsector, bioscoopbedrijf)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juli 2000, Directie Arbeidsverhoudingen, Nr. AV/A&M/2000/45234;

Gelet op de artikelen 4:3, derde lid, en 5:12, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 3 augustus 2000, No. W12.00.0290/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 oktober 2000, Directie Arbeidsverhoudingen, Nr. AV/A&M/2000/67858;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Arbeidstijdenbesluit1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.2:1 wordt «op of vanaf een mijnbouwinstallatie» vervangen door: op of vanaf of ten behoeve van een mijnbouwinstallatie.

B

Paragraaf 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Registratieverplichtingen

2. Na artikel 3.1:1 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.1:2

  • 1. Indien artikel 5.14:5 van toepassing is, zorgt de werkgever er voor dat de registratie van de arbeids- en rusttijden van de werknemer plaatsvindt volgens een door Onze Minister vastgesteld model.

  • 2. De werknemer, bedoeld in het eerste lid, draagt tijdens het verrichten van de arbeid de in dat lid bedoelde registratie bij zich.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een persoon als bedoeld in artikel 2.2:1.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de inhoud, de invulling en het gebruik van de in het eerste lid bedoelde registratie.

C

In artikel 4.5:2, vijfde lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en vierde lid.

D

In artikel 4.5:5, tweede lid, onderdeel a, wordt «11 uur» vervangen door: 11 uren.

E

Paragraaf 5.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 5.4:1 vervalt «, verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder» en wordt na «arbeid,» ingevoegd: die de werknemer verricht en die.

2. In artikel 5.4:2 worden het eerste en tweede lid vernummerd tot tweede en derde lid en wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, dat luidt:

  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door werknemers van 18 jaar of ouder.

3. Na artikel 5.4:2 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 5.4:3

  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht in nachtdienst door een jeugdige werknemer die een opleiding volgt tot brood- en banketbakker, tot broodbakker of tot leidinggevende in de bakkerij door middel van hetzij een beroepsbegeleidende hetzij een beroepsopleidende leerweg in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, voorzover die arbeid noodzakelijk is in het kader van die opleiding.

  • 2. Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met inachtneming van het derde lid, van artikel 5:5, eerste lid, van de wet ten aanzien van de periode die in de onafgebroken rusttijd moet zijn gelegen, worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:5, eerste lid, van de wet is nietig.

  • 3. De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de jeugdige werknemer die arbeid in nachtdienst verricht:

    a. geen arbeid verricht tussen 22.00 uur en 04.00 uur;

    b. ten hoogste 8 uren per nachtdienst en 40 uren per week arbeid verricht;

    c. ten hoogste 4 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren arbeid in nachtdienst verricht.

F

Artikel 5.11:3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt na «wordt toegepast» een komma geplaatst.

2. In het tweede lid wordt «de artikelen 5:8» vervangen door: de in de artikelen 5:8.

G

Paragraaf 5.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 5.14:2 wordt als volgt gewijzigd:,

a. In het tweede lid, wordt na «5:8» ingevoegd: , met uitzondering van het eerste lid, onderdeel b, en het derde lid, onderdeel b,.

b. In het derde lid, onderdeel b, wordt «2 achtereenvolgende weken» vervangen door: 14 achtereenvolgende dagen.

c. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt «4 achtereenvolgende weken» vervangen door: 28 achtereenvolgende dagen.

d. In het zesde lid wordt «onderhouden» vervangen door: behouden.

2. In artikel 5.14:3, tweede lid, wordt na «5:8, derde lid,» ingevoegd: met uitzondering van onderdeel b,

3. Artikel 5.14:5 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt na «5:8» ingevoegd: , met uitzondering van het eerste lid, onderdeel b, en het derde lid, onderdeel b,.

b. In het derde lid, onderdeel b, wordt na «ten minste 12 uren» toegevoegd: , welke rusttijd 3 maal in elke periode van 21 achtereen-volgende dagen mag worden ingekort tot ten minste 8 uren.

c. Het vierde lid wordt vernummerd tot zesde lid en na het derde lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden:

  • 4. De arbeidstijd per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst kan in afwijking van het derde lid, onderdeel a, 2 maal in elke periode van 4 achtereenvolgende weken worden verlengd met ten hoogste één uur voor het verrichten van arbeid die bestaat uit oefeningen die tot doel hebben de bekwaamheid en de bedrevenheid in het uitvoeren van maatregelen en procedures ten tijde van ongelukken en calamiteiten te verkrijgen of te behouden.

  • 5. Indien het vierde lid wordt toegepast kan in afwijking van het derde lid, onderdeel b, de onafgebroken rusttijd van ten minste 12 uren wordt ingekort met ten hoogste één uur.

4. In artikel 5.14:8, tweede lid, wordt na «per nachtdienst,» ingevoegd: en de.

H

Paragraaf 5.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Podiumkunsten en bioscopen.

2. Artikel 5.16:1 wordt gewijzigd als volgt:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

b. In het nieuwe eerste lid vervalt «uitsluitend».

c. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De artikelen 5.16:3 en 5.16:4 zijn van toepassing op arbeid, verricht in een bioscoop door een werknemer van 18 jaar of ouder en die bestaat uit het uitsluitend of in hoofdzaak:

    a. bedienen van filmapparatuur als operateur of leerlingoperateur, of

    b. het namens de werkgever en in diens plaats uitoefenen van het bioscoopbedrijf.

I

In artikel 5.24:2, tweede lid, wordt «7 maak 24 uren» vervangen door: 7 maal 24 uren.

J

Paragraaf 5:26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 5.26:2, eerste lid, wordt «artikel 4 van die wet» vervangen door: artikel 4 van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart

2. In artikel 5.26:3, eerste lid, vervalt het woordje «en».

K

Artikel 7:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «de artikelen 3.1:1,» wordt ingevoegd: 3.1:2, eerste tot en met derde lid,.

2. «5.4:2, tweede lid,» wordt vervangen door: 5.4:2, derde lid, en 5.4:3, derde lid,.

3. «5.14:2, vijfde en achtste lid» wordt vervangen door: 5.14:2, vijfde tot en met achtste lid.

4. «5.14:5, derde en vierde lid» wordt vervangen door: 5.14:5, derde tot en met zesde lid.

5. Na «8.1:1» wordt ingevoegd: alsmede het bepaalde krachtens artikel 3.1:2, vierde lid.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in het Staatsblad.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 oktober 2000

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de negende november 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van het Arbeidstijdenbesluit heeft naast een aantal technische wijzigingen betrekking op de registratieverplichting in de mijnbouwsector, het door jeugdige bakkers verrichten van nachtarbeid maar dan uitsluitend als dit in het kader van hun opleiding noodzakelijk is, en het deels van toepassing verklaren van de paragraaf voor podiumkunsten op de bioscoopsector. In de verschillende onderdelen van de artikelsgewijze toelichting wordt een en ander nader toegelicht.

Artikelsgewijs

Onderdeel A

Bij de wijziging van het Arbeidstijdenbesluit van 7 december 1998 (Stb. 1998, 677) is het «op of vanaf een mijnbouwinstallatie» in artikel 5.14:8 voor duikwerkzaamheden gewijzigd in «op of vanaf of ten behoeve van een mijnbouwinstallatie». De toevoeging van het element «ten behoeve van een mijnbouwinstallatie» is echter ten onrechte niet opgenomen in artikel 2.2:1 van het besluit. In onderdeel A wordt deze omissie hersteld.

Onderdeel B

Sinds 1 januari 1996 is de Arbeidstijdenwet de basis voor arbeids- en rusttijden in de mijnbouw. Ter uitvoering van deze wet is het Arbeidstijdenbesluit opgesteld. Voor beide regelingen werd het jaar 1996 als proefjaar aangemerkt. Uit de praktijk bleek dat enkele punten veranderd moesten worden. Deze veranderingen zijn in het Arbeidstijdenbesluit aangebracht en sinds 31 oktober 1997 in werking getreden. Inmiddels is gebleken dat het wenselijk is om voor werknemers in de mijnbouw, die in een niet-bestendig en -regelmatig arbeidspatroon werken, extra voorschriften te geven omtrent de registratie van werk- en rusttijden. Het Arbeidstijdenbesluit biedt in zijn huidige vorm geen basis voor de beoogde extra voorschriften. Met de onderhavige wijziging van het Arbeidstijdenbesluit wordt deze basis alsnog gecreëerd. De wijziging maakt mogelijk dat voor de registratie van de arbeids- en rusttijden van bovenvermelde werknemers een model wordt voorgeschreven en dat over de registratie nadere regels worden gesteld. Naast de verplichting voor de werkgever om een registratie te voeren volgens een model dat nader bij ministeriële regeling is voorgeschreven, wordt in deze regeling voor de werknemers die in een niet-bestendig en -regelmatig arbeidspatroon werken, de verplichting in het leven geroepen om de registratie tijdens het verrichten van de arbeid bij zich te dragen.

Eenzelfde registratieverplichting is van toepassing op hen die als zelfstandige werkzaam zijn op mijnbouwinstallaties.

Deze verplichtingen die door middel van het nieuwe artikel 3.1:2 in het leven zijn geroepen voor de werkgever en werknemers, zijn gesanctioneerd door middel van artikel 7:1.

Onderdelen C, D, F, G, punten 1, onder d, en 4, I en J

In deze onderdelen wordt onder meer een aantal taalkundige en technische onvolkomenheden rechtgezet.

Onderdeel E

Om praktijkervaring in de bakkerijsector op te kunnen doen, kan het noodzakelijk zijn dat jeugdigen 's nachts arbeid verrichten. Het gaat om jeugdigen die een opleiding tot (allround) brood- en banketbakker, (allround) broodbakker of leidinggevende in de bakkerij volgen. Het aanleren van de beroepspraktijk in het kader van de kwalificaties «gistdeeg, (on)gevuld groot- en kleinbrood», «gist: kleinbrood» en «gist: grootbrood» kan gezien de tijdstippen van productie in de bakkerijbedrijven alleen in de nacht plaatsvinden. De wet verbiedt nachtarbeid door jeugdigen. Door het nieuwe artikel 5.4:3 wordt het mogelijk gemaakt dat jeugdige bakkersleerlingen 's nachts kunnen werken. Alleen wanneer het gaat om het aanleren van vaardigheden die niet overdag aangeleerd kunnen worden, kan van deze uitzonderingsmogelijkheid gebruik worden gemaakt. Dit volgt uit het zinsdeel in het eerste lid van artikel 5:4:3 waarin wordt vermeld dat jeugdige bakkers alleen nachtarbeid mogen verrichten als dat in verband met de opleiding noodzakelijk is. Jeugdige bakkersleerlingen mogen hooguit 4 maal per week tussen 04.00 uur en 06.00 uur nachtarbeid verrichten. De genoemde afwijking is uitsluitend bij collectieve regeling toepasbaar.

In verband met dit nieuwe artikel 5.4:3 wordt het bestaande artikel 5.4:2 aangepast en wordt een nieuw artikellid ingevoegd. Deze invoeging is vooral gebeurd in verband met de duidelijkheid. Hoewel het betreffende artikel een afwijking geeft van artikel 5:8 van de wet, dat alleen geldt voor werknemers van 18 jaar of ouder, is met het oog op de duidelijkheid een nieuw lid toegevoegd waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat artikel 5.4:2 alleen van toepassing is op werknemers van 18 jaar of ouder.

De wijziging van artikel 5.4:2 is doorgevoerd in artikel 7:1. Het nieuwe artikel 5.4:3 is gesanctioneerd in artikel 7:1.

Onderdeel G

In artikel 5.14:2, tweede lid, van het Arbeidstijdenbesluit wordt nu expliciet aangegeven dat het aantal nachtdiensten dat op grond van artikel 5:8 van de Arbeidstijdenwet is toegestaan onverkort blijft gelden.

De wijzigingen in het tweede lid, onderdeel b en het vijfde lid, onderdeel b, waarbij 2 of 4 achtereenvolgende weken is vervangen door resp. 14 en 28 achtereenvolgende dagen geeft een betere afstemming met de onderdelen a van deze artikelleden waarin ook gesproken wordt van achtereenvolgende dagen.

In artikel 5.14:5, derde lid, onderdeel b, is toegevoegd dat de onafgebroken rusttijd na een dienst van 12 uren 3 maal in een periode van 21 achtereenvolgende dagen mag worden ingekort tot minimaal 8 uur. Deze bekorting van de minimaal rusttijd na een dienst komt overeen met die welke is geregeld in artikel 5.14:2, vijfde lid, en artikel 5.14:3, derde lid, voor werknemers die in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon werken. Deze inkortingsmogelijkheid van de minimale rusttijd na een dienst heeft dus betrekking op werknemers die in een niet-bestendig en -regelmatig arbeidstijdpatroon werken. Het gaat daarbij vaak om werknemers die servicewerkzaamheden verrichten en werken aan korte projecten. De werkzaamheden die zij verrichten worden vaak onderbroken, wat betekent dat zij dan langere pauzes genieten, omdat zij moeten wachten voordat zij weer met hun werkzaamheden kunnen beginnen. Voorbeelden hiervan zijn:

– wireline werkers; hun werkzaamheden bestaan uit het doen van metingen in het boorgat. Tijdens deze werkzaamheden moeten de metingen worden opgeschort in verband met een slechte staat van het boorgat waardoor tussentijdse reparaties door anderen noodzakelijk zijn. Zij wachten dus op anderen voordat zij hun werkzaamheden kunnen hervatten.

– het plaatsen van cementpluggen bij het verlaten van een boorgat. Deze cementpluggen worden geplaatst door een servicebedrijf, maar hier is geen sprake van een continuproces, omdat de geplaatste cementpluggen moeten harden voordat de werkzaamheden voortgezet kunnen worden. Ook hier zijn er dus lange wachttijden tussen het plaatsen van de verschillende pluggen in het boorgat.

Daarnaast zijn aan artikel 5.14:5 twee nieuwe leden toegevoegd die overeenkomen met het zesde en zevende lid van artikel 5.14:2 van het Arbeidstijdenbesluit. Zo wordt het ook mogelijk dat de werknemer die in een niet-bestendig en -regelmatig arbeidstijdpatroon werkzaam is onder verlenging van de arbeidstijd met één uur per keer arbeid kan verrichten die bestaat uit oefeningen en trainingen in het kader van zijn veiligheid, onder gelijktijdige inkorting van de rusttijd met één uur.

Onderdeel H

De werkingssfeer van paragraaf 5:16 is voor wat betreft artikel 5.16:3 en 5.16:4 uitgebreid. Deze artikelen zijn hiermee overeenkomstig van toepassing op werknemers van 18 jaar of ouder die de functie vervullen van (leerling)operateur of bedrijfsleider in een bioscoop. Deze bepalingen gelden voor bedrijfsleiders alleen wanneer zij niet zijn uitgezonderd op grond van artikel 2.1:5 Arbeidstijdenbesluit.

Op basis van artikel 5.16:3 mag het aantal inkortingen op de dagelijkse rust van 11 uur tot 8 uur flexibeler worden ingezet. In plaats van 1 maal per week (artikel 5:5, tweede lid, Arbeidstijdenwet) mag de dagelijkse rust 4 keer per 4 weken worden ingekort. Dit artikel kan in samenhang met artikel 5.16:4 worden toegepast. Met artikel 5.16:4 wordt de mogelijkheid geboden de dagelijkse en wekelijkse arbeidstijd te verlengen, mits deze in een referentieperiode van 52 weken gecompenseerd worden tot gemiddeld 40 uur per week. Deze extra flexibiliteit hebben de bioscopen nodig vanwege de piekbelasting op bepaalde dagen van de week. Dit heeft te maken met het moment van demontage en montage van de films en het maken van de filmplanning. Voor operateurs vallen de pieken op andere dagen dan voor bedrijfsleiders. Bioscopen hebben een bedrijfstijd van ongeveer 12 uur. Om aan de normering van de Arbeidstijdenwet te kunnen voldoen zouden de diensten opgesplitst moeten worden, hetgeen betekent dat met name in de kleinere bioscopen de operateur en de bedrijfsleider geen voltijdsaanstelling meer zouden kunnen hebben.

Aangezien de artikelen 5.16:3 en 5.16:4 alleen in afwijking van de overlegregeling kunnen worden toegepast, kan de hiermee gegeven flexibiliteit uitsluitend bij collectieve regeling totstandkomen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Stb. 1998, 407, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 mei 2000, Stb. 211.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven