Besluit van 12 oktober 2000, houdende aanwijzing van aanvullende documenten aan de hand waarvan leeftijdsvaststelling in het kader van de Drank- en Horecawet kan geschieden (Besluit documenten leeftijdsvaststelling Drank- en Horecawet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 juli 2000, kenmerk GZB/GZ 2.084.073;

Gelet op artikel 20, vierde lid, van de Drank- en Horecawet;

De Raad van State gehoord (advies van 20 juli 2000, no. W13.00.0276/111);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 oktober 2000, kenmerk GZB/GZ 2.108.436;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De volgende documenten worden aangewezen als documenten aan de hand waarvan eveneens leeftijdsvaststelling als bedoeld in artikel 20 van de Drank- en Horecawet kan geschieden:

a. een rijbewijs, als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994;

b. een OV-studentenkaart, als bedoeld in artikel 32a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de studiefinanciering en artikel 3.7, eerste lid, onder a, van de Wet studiefinanciering 2000;

c. een bromfietscertificaat, als bedoeld in artikel 135 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit documenten leeftijdsvaststelling Drank- en Horecawet.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop onderdeel T van ARTIKEL I van de Wet van 13 april 2000, Stb. 184, tot wijziging van de Drank- en Horecawet in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 12 oktober 2000

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de vierentwintigste oktober 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 13 april 2000 is de Wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet vastgesteld (Stb. 184). Inmiddels is de integrale tekst van de nieuwe Drank- en Horecawet in het Staatsblad geplaatst (Stb. 2000, 185). De inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen – met uitzondering van artikel 23 van de nieuwe Drank- en Horecawet, dat al op 26 mei 2000 in werking is gesteld – is thans voorzien in het najaar van 2000.

De wijziging van de Drank- en Horecawet heeft tot gevolg dat het voortaan verboden is bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de vereiste leeftijd (16 jaar voor alcoholhoudende drank en 18 jaar voor sterke drank) heeft bereikt. Onder verstrekken als bedoeld in de vorige volzin wordt eveneens begrepen het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de vereiste leeftijd heeft bereikt, welke drank echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de vereiste leeftijd heeft bereikt. Verder is het ook verboden in een slijtlokaliteit de aanwezigheid toe te laten van een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, anders dan onder toezicht van een persoon van 21 jaar of ouder. De hier bedoelde vaststelling blijft achterwege, indien het een persoon betreft die onmiskenbaar de vereiste leeftijd heeft bereikt.

De hiervoor bedoelde leeftijdsvaststelling geschiedt aan de hand van een document. Dit besluit wijst, in aanvulling op de Drank- en Horecawet, drie documenten aan die gebruikt kunnen voor leeftijdsvaststelling van de aspirant-koper door de verstrekker.

Dit besluit heeft geen nadelige bedrijfseffecten voor de betrokken branche. Het verruimt slechts het aantal geldige documenten waarmee de leeftijd van aspirant-kopers vast kan worden gesteld.

Een concept van dit besluit is voorgelegd aan het direct belanghebbende bedrijfsleven en aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 20, vierde lid, van de Drank- en Horecawet bepaalt dat leeftijdsvaststelling geschiedt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, dan wel een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen document. In de Wet op de identificatieplicht worden in dat eerste lid van artikel 1 de volgende documenten aangewezen:

a. een geldig reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, van de Paspoortwet. Daar worden vervolgens specifiek genoemd:

1°. nationaal paspoort;

2°. diplomatiek paspoort;

3°. dienstpaspoort;

4°. reisdocument voor vluchtelingen;

5°. reisdocument voor vreemdelingen;

6°. nooddocument;

7°. Europese identiteitskaart.

b. de documenten waarover een vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Het betreft hier:

1°. reis- en identiteitspapieren;

2°. verblijfsbescheiden (verblijfspasjes en electronisch W-document).

In het onderhavige besluit worden in aanvulling daarop nog drie documenten aangewezen:

1°. het rijbewijs;

2°. de OV-studentenkaart;

3°. het bromfietscertificaat.

Het betreft hier betrouwbare landelijke documenten, voorzien van een foto en leesbare gegevens over de geboortedatum van de houder. Dit is voldoende voor vaststelling van de leeftijd van de aspirant-koper van alcoholhoudende drank.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven