Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2000, 383 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2000, 383 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om nieuwe regels te stellen met betrekking tot de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, teneinde aan gemeenten een verdere stimulans te bieden het beroep op deze regelingen te verminderen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b. Abw: Algemene bijstandswet;
c. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
d. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
e. algemene bijstand: bijstand als bedoeld in artikel 6, onder a, van de Abw;
f. bijzondere bijstand: bijstand als bedoeld in artikel 6, onder b, van de Abw;
g. bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal: bijstand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Abw;
h. bijstand ter voorziening in met de voorbereiding van een bedrijf ofzelfstandig beroep samenhangende kosten: bijstand als bedoeld in artikel 8, zesde lid, onder c, van de Abw.
De door burgemeester en wethouders van een gemeente toegekende algemene bijstand, bijzondere bijstand, bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal, bijstand ter voorziening in met de voorbereiding van een bedrijf of zelfstandig beroep samenhangende kosten, uitkeringen op grond van de IOAW en de IOAZ en de hiermee verband houdende uitvoeringskosten komen ten laste van die gemeente, voorzover in deze wet niet anders is bepaald.
1. Onze Minister vergoedt, ten laste van 's Rijks kas, 75% van de in een kalenderjaar ten laste van de gemeente gebleven kosten van:
a. algemene bijstand, waaronder begrepen de loonbelasting, premies volksverzekeringen en de ziekenfondspremie die daarover verschuldigd zijn, voorzover de algemene bijstand niet bij wijze van voorschot op grond van artikel 74 van de Abw is verleend;
b. bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal;
c. bijstand ter voorziening in met de voorbereiding van een bedrijf of zelfstandig beroep samenhangende kosten;
d. uitkeringen op grond van de IOAW, waaronder begrepen de premies volksverzekeringen en de ziekenfondspremie die daarover verschuldigd zijn;
e. uitkeringen op grond van de IOAZ, waaronder begrepen de premies volksverzekeringen en de ziekenfondspremie die daarover verschuldigd zijn.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdelen a, b en c, is de vergoeding 100% indien de bijstand is verleend met toepassing van artikel 63, tweede lid, van de Abw.
3. Onder ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan, de in een kalenderjaar door de gemeente verleende bijstand en uitkering, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met e, verminderd met alle ontvangsten van de gemeente in dat jaar in verband met de verlening van bijstand en uitkering, waaronder begrepen de bedragen die de gemeente ontvangt door toepassing van de artikelen 14a van de Abw, 20a van de IOAW en 20a van de IOAZ.
1. Onze Minister stelt regels met betrekking tot het verlenen van voorschotten op de vergoeding, bedoeld in artikel 3.
2. Indien de uitvoering van de Abw, de IOAW of de IOAZ door burgemeester en wethouders, of de administratie, bedoeld in respectievelijk de artikelen 117 van de Abw, 41 van de IOAW of 41 van de IOAZ ernstige tekortkomingen vertoont, kan Onze Minister besluiten de voorschotten lager vast te stellen dan uit de op grond van het eerste lid gestelde regels voortvloeit.
1. Voor de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 3, die op grond van het eerste lid van dat artikel niet voor vergoeding in aanmerking komen, verstrekt Onze Minister jaarlijks ten laste van 's Rijks kas aan de gemeente een uitkering, met dien verstande dat geen uitkering wordt verstrekt voor op grond van artikel 74 van de Abw verleende algemene bijstand. De uitkering wordt ten minste drie maanden voorafgaande aan het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft door Onze Minister vastgesteld.
2. Het bedrag van de uitkering wordt volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels berekend aan de hand van het voor ieder jaar bij wet vast te stellen totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkeringen, bedoeld in het eerste lid. Bij of krachtens deze maatregel kunnen regels worden gesteld omtrent het verzamelen en vaststellen van gegevens noodzakelijk voor de berekening van het bedrag van de uitkering.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. Het totale bedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, kan in het jaar waarop het bedrag betrekking heeft en in het daaropvolgende jaar bij wet worden verhoogd indien de ontwikkeling van de uitkeringslasten daartoe aanleiding geeft.
2. Indien het totale bedrag wordt herzien, wordt het bedrag waarmee de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt verhoogd binnen een periode van vier weken na de herziening door Onze Minister vastgesteld.
3. Indien toepassing is gegeven aan het tweede lid wordt voor de toepassing van de artikelen 7 en 8, onder het bedrag van de uitkering verstaan: het bedrag van de uitkering inclusief de verhoging, bedoeld in het tweede lid.
1. Indien bij de vaststelling van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 10, blijkt, dat de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, minder bedragen dan de volgens opgave van burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 11, ten laste gebleven kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en minder bedragen dan het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 5, wordt van de uitkering een bedrag teruggevorderd.
2. Het terug te vorderen bedrag is:
a. gelijk aan het verschil tussen de volgens opgave van burgemeester en wethouders, ten laste gebleven kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en het op grond van artikel 10 vastgestelde bedrag van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid; of, indien de volgens opgave van burgemeester en wethouders, ten laste gebleven kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, gelijk is aan of hoger is dan het bedrag van de uitkering,
b. gelijk aan het verschil tussen het bedrag van de uitkering en het op grond van artikel 10 vastgestelde bedrag van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid.
1. Indien bij de vaststelling van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 10, blijkt, dat de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, in een kalenderjaar meer bedragen dan 115% van het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 5, of meer dan het totaal van het bedrag van de uitkering en het bedrag dat wordt verkregen door een bedrag van f.15,- te vermenigvuldigen met het aantal inwoners in die gemeente op 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar, wordt door Onze Minister ten laste van 's Rijks kas aan de gemeente een aanvullende uitkering toegekend.
2. De hoogte van de aanvullende uitkering is:
a. gelijk aan het verschil tussen het bedrag van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en 115% van het bedrag van de uitkering, of, indien dit groter is,
b. gelijk aan het verschil tussen het bedrag van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en het in het eerste lid bedoelde totaalbedrag.
3. Het percentage en het met het aantal inwoners te vermenigvuldigen bedrag, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden verhoogd of verlaagd.De voordracht voor een maatregel als bedoeld in de eerste zin wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
4. Het aantal inwoners, bedoeld in het eerste lid, wordt ontleend aan de statistiek «Bevolking der gemeenten in Nederland op 1 januari» van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Onze Minister stelt regels inzake de betaling van:
a. de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid;
b. het bedrag waarmee de uitkering op grond van artikel 6 wordt verhoogd;
c. de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 8.
1. Onze Minister stelt de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in de artikelen 3 en 5, de vergoeding, bedoeld in artikel 3, het terug te vorderen bedrag, bedoeld in artikel 7 en de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 8, vast, binnen een jaar na ontvangst van het verslag, bedoeld in de artikelen 130, tweede lid, van de Abw, 52, tweede lid, van de IOAW en 52, tweede lid, van de IOAZ en daarop betrekking hebbende verklaring, bedoeld in de artikelen 130, vierde lid, van de Abw, 52, vierde lid, van de IOAW en 52, vierde lid, van de IOAZ.
2. Indien het verslag niet is ontvangen binnen 18 maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft of niet is voorzien van een daarop betrekking hebbende verklaring worden de ten laste van de gemeente gebleven kosten ambtshalve vastgesteld.
1. De volgens opgave van burgemeester en wethouders ten laste gebleven kosten worden bij de vaststelling, bedoeld in artikel 10, eerste lid, buiten aanmerking gelaten indien:
a. het bijstand betreft die is verleend in strijd met de bij of krachtens de Abw gestelde regels, of die niet of niet volledig overeenkomstig hoofdstuk VI en VII van de Abw is of wordt teruggevorderd of verhaald;
b. het uitkering betreft die is verleend in strijd met de bij of krachtens de IOAW of de IOAZ gestelde regels, of die niet of niet volledig overeenkomstig hoofdstuk II, paragraaf 5, van de IOAW, respectievelijk hoofdstuk II, paragraaf 5, van de IOAZ, is of wordt teruggevorderd;
c. niet is voldaan aan de bij of krachtens de artikelen 14 of 14a van de Abw, 20 of 20a van de IOAW of 20 of 20a van de IOAZ gestelde regels, voor een bedrag gelijk aan het bedrag waarmee de kosten zouden zijn verlaagd indien burgemeester en wethouders op een juiste wijze toepassing zouden hebben gegeven aan deze artikelen.
2. Indien als gevolg van het niet hebben voldaan door burgemeester en wethouders aan de bij of krachtens de artikelen 65 tot en met 71 en 117 van de Abw, 13 tot en met 19 en 41 van de IOAW, of 13 tot en met 19 en 41 van de IOAZ gestelde regels, niet kan worden vastgesteld of en voor welk bedrag de ten laste van de gemeenten gebleven kosten buiten aanmerking moeten worden gelaten, wordt volgens door Onze Minister te stellen regels hiervoor een bedrag vastgesteld.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing voorzover naar het oordeel van Onze Minister:
a. de tekortkomingen van bijzondere aard of geringe betekenis zijn;
b. burgemeester en wethouders zich voldoende hebben ingespannen om de tekortkomingen op te heffen.
1. Onze Minister vergoedt ten laste van 's Rijks kas:
a. aan gemeenten, bedoeld in artikel 63, tweede lid, van de Abw, een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag per besluit op een aanvraag van ondernemers in de binnenvaart om verlening van algemene bijstand, bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal en bijstand ter voorziening in met de voorbereiding van een bedrijf of zelfstandig beroep samenhangende kosten;
b. 90% van de kosten van aan derden opgedragen onderzoek inzake verlening van algemene bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal aan zelfstandigen als bedoeld in artikel 8 van de Abw;
c. 90% van de kosten van aan derden opgedragen begeleiding van personen aan wie algemene bijstand wordt verstrekt als bedoeld in artikel 8, tweede en zesde lid, van de Abw;
d. 90% van de kosten van bij de toepassing van artikel 14, derde lid, van de IOAZ aan derden opgedragen onderzoek.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdelen b en c, is de vergoeding 100%, indien het onderzoek of de begeleiding betrekking heeft op ondernemers of gewezen ondernemers in de binnenvaart als bedoeld in artikel 63, tweede lid, van de Abw.
3. Onder onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt verstaan, een bedrijfseconomisch of bedrijfstechnisch onderzoek, waaronder begrepen de taxatie van vermogensbestanddelen, afgerond met een schriftelijke rapportage, voorzover dit onderzoek noodzakelijk is voor de uitvoering van de bij of krachtens artikel 8 van de Abw of artikel 14, derde lid, van de IOAZ gestelde regels.
1. Onze Minister stelt regels met betrekking tot het verlenen van voorschotten op de vergoeding, bedoeld in artikel 12.
2. Indien de uitvoering van de Abw, de IOAW of de IOAZ door burgemeester en wethouders, of de administratie, bedoeld in respectievelijk de artikelen 117 van de Abw, 41 van de IOAW of 41 van de IOAZ ernstige tekortkomingen vertoont, kan Onze Minister besluiten de voorschotten lager vast te stellen dan uit de op grond van het eerste lid gestelde regels voortvloeit.
1. Onze Minister stelt de vergoeding, bedoeld in artikel 12, vast binnen een jaar na ontvangst van het verslag, bedoeld in de artikelen 130, tweede lid, van de Abw, 52, tweede lid, van de IOAW en 52, tweede lid, van de IOAZ en daarop betrekking hebbende verklaring, bedoeld in de artikelen 130, vierde lid, van de Abw, 52, vierde lid, van de IOAW en 52, vierde lid, van de IOAZ.
2. Indien het verslag niet is ontvangen binnen 18 maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft of niet is voorzien van een daarop betrekking hebbende verklaring wordt de vergoeding ambtshalve vastgesteld.
De kosten, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder b, c en d, en tweede lid, worden niet vergoed:
a. indien het onderzoek of de begeleiding is opgedragen aan een deskundige derde die onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders werkzaam is;
b. voorzover zij hoger zijn dan de door Onze Minister vast te stellen maximaal voor vergoeding in aanmerking komende kosten voor onderzoek of begeleiding.
De Algemene bijstandswet1 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 63 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Onder een ondernemer in de binnenvaart als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan de zelfstandige die arbeid verricht door:
a. het vervoeren of opslaan van goederen met behulp van een schip dat bestemd is of gebruikt wordt voor het vervoer van goederen op de Nederlandse binnenwateren, stromen en riviermonden, alsmede op de Dollard, de Waddenzee en het IJsselmeer;
b. het slepen of duwen van de in onder a bedoelde schepen met een boot die blijkens zijn bouw daarvoor is bestemd en niet tevens is ingericht voor het vervoer van goederen.
In artikel 66, zevende lid, wordt de zinsnede «met betrekking tot de verleende bijstand als bedoeld in artikel 134, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: met betrekking tot de verleende algemene bijstand.
Artikel 130 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:
2. Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij Onze Minister een verslag in over de uitvoering van deze wet, verstrekken zij hem desgevraagd nadere of andere informatie en verlenen zij hem inzage in de administratie, bedoeld in artikel 117. Het verslag en de overige informatie worden kosteloos verstrekt.
2. Aan het artikel worden drie leden toegevoegd, luidende:
3. Het verslag omvat mede een opgave van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onder a, b en c, en 12, eerste lid, onder a, b en c van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ.
4. Het verslag is voorzien van een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens.
5. Onze Minister stelt regels inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:
2. Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij Onze Minister een verslag in over de uitvoering van deze wet, verstrekken zij hem desgevraagd nadere of andere informatie en verlenen zij hem inzage in de administratie, bedoeld in artikel 41. Het verslag en de overige informatie worden kosteloos verstrekt.
2. Aan het artikel worden drie leden toegevoegd, luidende:
3. Het verslag omvat mede een opgave van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ.
4. Het verslag is voorzien van een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens.
5. Onze Minister stelt regels inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen3 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:
2. Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij Onze Minister een verslag in over de uitvoering van deze wet, verstrekken zij hem desgevraagd nadere of andere informatie en verlenen zij hem inzage in de administratie, bedoeld in artikel 41. Het verslag en de overige informatie worden kosteloos verstrekt.
2. Aan het artikel worden drie leden toegevoegd, luidende:
3. Het verslag omvat mede een opgave van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onder e, en 12, eerste lid, onder d, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ.
4. Het verslag is voorzien van een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens.
5. Onze Minister stelt regels inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.
De Invoeringswet herinrichting Algemene bijstandswet4 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «, met dien verstande dat ter zake van terugvordering en verhaal van die kosten artikel 134a van de nieuwe Algemene bijstandswet van overeenkomstige toepassing is».
2. In het tweede lid wordt na «nieuwe Algemene bijstandswet» ingevoegd: ,zoals deze wet luidde voor de inwerkingtreding van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ.
In de bijlage bij de Beroepswet,5 onderdeel C, wordt het tweede onderdeel 24a vernummerd tot 24b en wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende: 24c. Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ;
Voor het eerste kalenderjaar waarop deze wet betrekking heeft wordt de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid, vastgesteld binnen vier weken na inwerkingtreding van deze wet.
1. De bij of krachtens de artikelen 134 en136 van de Abw gestelde regels, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de vergoeding van voor de inwerkingtreding van deze wet ten laste van de gemeente gebleven kosten van algemene bijstand, bijstand ter voorziening in de kosten van bedrijfskapitaal en bijstand ter voorziening in met de voorbereiding van een bedrijf of zelfstandig beroep samenhangende kosten.
2. Artikel 134a van de Abw, zoals dit artikel luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op voor de inwerkingtreding van deze wet door de gemeente ontvangen inkomsten uit hoofde van terugvordering en verhaal als bedoeld in Hoofdstuk VI, paragraaf 2, respectievelijk Hoofdstuk VII van de Abw.
3. De bij of krachtens artikel 137 van de Abw gestelde regels, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op voor de inwerkingtreding van deze wet gemaakte kosten verband houdende met aan derden opgedragen onderzoek en rapportage inzake de verlening van bijstand aan zelfstandigen als bedoeld in artikel 8 van de Abw, met aan derden opgedragen begeleiding van personen aan wie algemene bijstand wordt verstrekt als bedoeld in artikel 8, tweede en zesde lid, van de Abw en met de verlening van bijstand met toepassing van artikel 63, tweede lid, van de Abw.
De bij of krachtens de artikelen 57 en 59 van de IOAW en 57 en 59 van de IOAZ gestelde regels, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de vergoeding van voor de inwerkingtreding van deze wet ten laste van de gemeente gebleven kosten van uitkeringen op grond van de IOAW respectievelijk de IOAZ en op de vergoeding van voor de inwerkingtreding van deze wet gemaakte kosten verband houdende met aan derden opgedragen onderzoek als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de IOAZ.
De artikelen 15, eerste lid, en 16 van de Invoeringswet herinrichting Algemene bijstandswet, zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de voor de inwerkingtreding van deze wet door de gemeente ontvangen bedragen uit hoofde van terugvordering en verhaal, respectievelijk op de voor de inwerkingtreding van deze wet ten laste van de gemeente gebleven kosten van toeslagen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. A. F. G. Vermeend
Uitgegeven de achtentwintigste september 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1999/2000, 27 081.
Handelingen II 1999/2000, blz. 5919–5938; 6021–6028; 6077–6082; 6100.
Kamerstukken I 1999/2000, 27 081 (303, 303a, 303b).
Handelingen I 2000/2001, zie vergadering 26 september 2000.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2000-383.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.