Wet van 6 september 2000 tot wijziging van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in verband met het in artikel 90 van die wet opnemen van de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1999 een andere bestemming te bepalen voor de gehele of gedeeltelijke opbrengst van de heffing van premies ingevolge de Werkloosheidswet over uitkeringen van overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in artikel 90 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1999 de mogelijkheid op te nemen om bij algemene maatregel van bestuur tijdelijk een andere dan in genoemde bepaling geregelde bestemming te bepalen van de gehele of gedeeltelijke opbrengst van de heffing van premies ingevolge de Werkloosheidswet over uitkeringen van overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Aan artikel 90 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan worden bepaald dat het totaal van de in een kalenderjaar verschuldigde premie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, dat na aftrek van de in het tweede lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, bedoelde bedragen resteert, in afwijking van het eerste lid geheel of gedeeltelijk kan worden gebruikt voor de bekostiging van uitgaven in verband met het onder de werkingssfeer van de Werkloosheidswet en de Ziektewet brengen van het overheidspersoneel. In deze algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de in de eerste volzin bedoelde bekostiging.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1999.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 6 september 2000

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de achtentwintigste september 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1997, 768, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 maart 1999, Stb. 185.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 27 056.

Handelingen II 1999/2000, blz. 5968–5971; 6107.

Kamerstukken I 1999/2000, 27 056 (276 herdr., 276a herdr.).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering 5 september 2000.

Naar boven