Wet van 6 september 2000 tot wijziging van artikel 22, derde lid van de Welzijnswet 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het onwenselijk is dat de plicht die artikel 20 van de Welzijnswet 1994 aan de gemeenten oplegt om regels te stellen met betrekking tot de kwaliteit van aangewezen vormen van kinderopvang komt te vervallen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 22, derde lid, van de Welzijnswet 19941 vervalt de zinsnede «en vervalt uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding».

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 6 september 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Uitgegeven de eenentwintigste september 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 447, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 september 1999, Stb. 433.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 27 155.

Handelingen II 1999/2000, blz. 5781.

Kamerstukken I 1999/2000, 27 155 (304).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 5 september 2000.

Naar boven