Besluit van 29 augustus 2000, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met voortzetting ziekenfondsverzekering bij bedrijfsbeëindiging van ziekenfondsverzekerde zelfstandigen alsmede wijziging van het Inschrijvingsbesluit ziekenfondsverzekering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 juli 2000, kenmerk Z/VV-2088019, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst;

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onder d, 3d, zesde lid, 5, tweede en derde lid, en 18, eerste lid, van de Ziekenfondswet;

De Raad van State gehoord (advies van 10 augustus 2000, nummer No. W13.00.0325/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 augustus 2000, kenmerk Z/VV-2100573, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, onder q, komt te luiden:

q. 1. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene van 55 jaar of ouder die zijn woonplaats hier te lande heeft en niet langer verzekerd is ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen ten gevolge van bedrijfsbeëindiging indien hij op de dag, voorafgaande aan die waarop die verzekering ten gevolge van bedrijfsbeëindiging is geëindigd, verzekerd is op grond van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet. Onder bedrijfsbeëindiging wordt verstaan het geheel staken van de onderneming en het in verband daarmee eindigen van de verzekering ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. De verzekering vangt aan met ingang van de eerste dag van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de verzekering ingevolge artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet eindigt. De verzekering eindigt op het tijdstip waarop betrokkene weer verzekerd wordt ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

2. Voor de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de inspecteur van de rijksbelastingdienst bij voor bezwaar vatbare beschikking een verklaring waaruit blijkt dat hij voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.

B

Artikel 11a komt te luiden:

Artikel 11a

  • 1. De verzekerde, bedoeld in artikel 1, onder q, is premie verschuldigd overeenkomstig het in artikel 15a, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage over het inkomen, bedoeld in artikel 3d, vierde lid, van de Ziekenfondswet.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt ten aanzien van degene die krachtens artikel 1, onder q, verzekerd is en die tevens ingevolge artikel 3 van de Ziekenfondswet verzekerd is, de reeds uit hoofde van artikel 15, eerste lid, betaalde procentuele premie in mindering gebracht tot maximaal de ingevolge het eerste lid verschuldigde premie.

  • 3. Artikel 15a, tweede, derde en vijfde lid, van de Ziekenfondswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De ontvanger van de rijksbelastingdienst stort de ingevolge dit artikel ontvangen bedragen in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 1q van de Ziekenfondswet.

  • 5. Artikel 15b, tweede lid, van de Ziekenfondswet is van overeenkomstige toepassing.

C

In artikel 16a, eerste lid, wordt vóór «r» ingevoegd: q.

ARTIKEL II

Aan artikel 1, eerste lid, van het Inschrijvingsbesluit ziekenfondsverzekering2 wordt een zin toegevoegd, luidende: De verzekerde ingevolge artikel 1, onder q, eerste lid, van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw legt daartoe de verklaring, bedoeld in artikel 1, onder q, tweede lid, van dat besluit over.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 29 augustus 2000

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de twaalfde september 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

De zelfstandige met winst uit onderneming is indien zijn inkomen niet meer bedraagt dan een bepaald vastgesteld bedrag, ziekenfondsverzekerd. Dit is geregeld in de Wet van 28 oktober 1999, houdende uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet op hun inkomen, toegang tot de sociale ziektekostenverzekering is aangewezen en tijdelijke wijziging van de indexering van de loongrens alsmede wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Zelfstandigen in Zfw) (Stb. 1999, 461). Met ingang van 1 januari 2000, de datum van inwerkingtreding van die wet, is de zelfstandige die ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz) is verzekerd, gedurende het kalenderjaar ziekenfondsverzekerd indien het inkomen beneden de voor deze categorie vastgestelde inkomensgrens blijft.

Een zelfstandige met winst uit een door hem feitelijk gedreven onderneming die zijn onderneming geheel staakt is niet langer Waz-verzekerd en is, zonder nadere regelgeving, na ommekomst van het kalenderjaar niet langer op grond van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet ziekenfondsverzekerd.

Met de inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (Wtz) op 1 april 1986 is het beginsel ingevoerd dat een ieder die 65 jaar wordt, voor ziektekosten verzekerd blijft in de op dat moment voor betrokkene geldende verzekeringsvorm. Dit zogenoemde «blijf-zitten-waar-je-zitprincipe» is slechts gedurende een korte periode van 1 juli 1994 tot 1 januari 1998 losgelaten. Sinds 1 januari 1998 is het principe dat ieder die ziekenfondsverzekerd is dat bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd in beginsel blijft, weer van kracht.

Gezien het «blijf-zitten-waar-je-zitprincipe» is er toentertijd voor gekozen dat mensen die (vrijwillig of verplicht) vervroegd uit het arbeidsproces treden (vut) dan wel vervroegd gepensioneerd worden, ziekenfondsverzekerd blijven indien direct voorafgaande aan de vut dan wel de pensionering sprake is van ziekenfondsverzekering. Hiervoor is gekozen om geen inbreuk te maken op het «blijf-zitten-waar-je-zitprincipe» voor groepen van personen die kort voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd het arbeidsproces verlaten. Bij besluit van 9 juni 2000, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met het vervallen van de aanwijzing van VUT-regelingen en de verbreding van de grondslag voor de premieheffing ziekenfondsverzekering bij samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (Stb. 274) is de aanwijzing voor vut-gerechtigden aangepast. Met deze aanpassing zijn de materiële normen die het College voor zorgverzekeringen hanteerde bij de aanwijzing van vut-regelingen als grond voor voortzetting van ziekenfondsverzekering in het Aanwijzingsbesluit opgenomen. Een van die materiële normen was dat de vut-regeling betrekking had op personen van 55 jaar of ouder.

Zelfstandigen met winst uit een door hen feitelijk gedreven onderneming die de onderneming geheel staken, verkeren in een vergelijkbare positie als vutters of vervroegd gepensioneerden. Overeenkomstig de uitvoeringstoets van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) van 27 april 2000, kenmerk VERZ/20024134, is met dit besluit de voortzetting van de ziekenfondsverzekering geregeld voor de ziekenfondsverzekerde zelfstandig ondernemer die zijn onderneming staakt. Als voorwaarde om voor ziekenfondsverzekering in aanmerking te komen dienen deze personen 55 jaar of ouder te zijn. Met deze voorwaarde is aangesloten bij het leeftijdscriterium dat voor de voortzetting van de ziekenfondsverzekering van toepassing is op werknemers die deelnemen aan een vut-regeling. Ter voorbereiding van de uitvoeringstoets heeft CVZ overleg gevoerd met de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO) en de Koninklijke Vereniging MKB Nederland (MKB). Deze organisaties hadden bij de invoering van de Wet zelfstandigen in Zfw de aandacht gevraagd voor de verzekeringspositie van ziekenfondsverzekerde zelfstandig ondernemers na het staken van de onderneming. Met dit besluit wordt voor deze categorie personen tegemoet gekomen aan het in de vorige alinea vermelde uitgangspunt «blijf-zitten-waar-je-zit».

Bij bedrijfsbeëindiging wordt gekeken of de zelfstandige met winst uit onderneming, voor het beëindigen van het bedrijf ziekenfondsverzekerd is. Hij blijft daarna op die verzekering aangewezen. Met de invoering van het continueren van de verzekeringsgrond voor ziekenfondsverzekering tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd van ziekenfondsverzekerde zelfstandig ondernemers bij bedrijfsbeëindiging vanaf 55 jaar, is aangesloten bij de bestaande systematiek van de ziekenfondsverzekering. Bij bedrijfsbeëindiging en daarna vindt er geen inkomenstoets meer plaats; het maakt derhalve niet uit of er na bedrijfsbeëindiging een stijging of daling van het inkomen plaatsvindt. Ook doet niet ter zake op welke grond bedrijfsbeëindiging plaatsvindt. Dat kan om verschillende redenen zijn. Gedacht kan worden aan het beëindigen van het bedrijf in verband met een gevorderde leeftijd. Als reden voor bedrijfsbeëindiging kan verder worden gedacht aan faillissement of arbeidsongeschiktheid. Een zelfstandige met winst uit onderneming waarvan het belastbaar inkomen de inkomensgrens overschrijdt, is op die grond niet ziekenfondsverzekerd maar is aangewezen op een particuliere ziektekostenverzekering. Deze particulier verzekerde zelfstandige blijft bij bedrijfsbeëindiging in beginsel op een particuliere ziektekostenverzekering aangewezen. Als betrokkene na bedrijfsbeëindiging een uitkering ontvangt of in dienstbetrekking werkzaamheden verricht, ontstaat een grond voor ziekenfondsverzekering. Artikel I, onder A, regelt het voortzetten van de ziekenfondsverzekering bij bedrijfsbeëindiging van voorheen ziekenfondsverzekerde zelfstandigen.

Ziekenfondsverzekering bij bedrijfsbeëindiging van voorheen ziekenfondsverzekerde zelfstandigen vangt aan met ingang van de eerste dag van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de verzekering op grond van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet eindigt. De ziekenfondsverzekering op grond van bedrijfsbeëindiging eindigt wanneer iemand een nieuwe onderneming start. Deze persoon wordt weer zelfstandig ondernemer. Bezien wordt of betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor ziekenfondsverzekering. Indien betrokkene verzekerd is ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Waz en het inkomen blijft beneden de inkomensgrens voor ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen dan ontstaat indien aan de overige voorwaarden voor ziekenfondsverzekering wordt voldaan ziekenfondsverzekering op grond van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet.

Premie voor ziekenfondsverzekering op grond van bedrijfsbeëindiging

In artikel 11a van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw wordt de premieheffing geregeld in het geval van voortzetting van de ziekenfondsverzekering na bedrijfsbeëindiging. De premieheffing vindt op een zelfde wijze plaats als voor zelfstandigen die verzekerd zijn op grond van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet. Dat betekent dat de premie geheven wordt over het belastbaar inkomen en dat de rijksbelastingdienst deze premie zal heffen en invorderen. Het premiepercentage is hetzelfde premiepercentage als geldt voor ziekenfondsverzekerde zelfstandigen. De rijksbelastingdienst stort de ontvangen premies in de Algemene Kas.

Naast de procentuele premie is eveneens nominale premie verschuldigd. De wijziging van artikel 16a, van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw regelt dit (Artikel I, onder B en C van dit besluit).

Financiële paragraaf

Over de aantallen verzekerden die extra onder de ziekenfondsverzekering komen te vallen door de voortzetting van de ziekenfondsverzekering bij bedrijfsbeëindiging zijn geen gegevens bekend. Deze maatregel zal naar verwachting leiden tot een beperkte toename van het aantal ziekenfondsverzekerden in de komende jaren. Voor het Budgettair Kader Zorg heeft dit geen gevolg. Zowel uitgaven voor de ziekenfondsverzekering als voor de particulier verzekerden worden hierin meegenomen.

Inschrijving bij een ziekenfonds

Voor de inschrijving bij een ziekenfonds op grond van artikel 1, onder q, van het Aanwijzingsbesluit legt een verzekerde aan het ziekenfonds waar hij is ingeschreven een verklaring van de belastingdienst over waaruit blijkt dat hij op de dag voorafgaande aan die waarop de verzekering ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen eindigt, op grond van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet, ziekenfondsverzekerd is.

Inwerkingtreding

Met ingang van 1 januari 2000 is de zelfstandige met winst uit onderneming indien het belastbaar inkomen beneden de voor deze categorie geldende inkomensgrens blijft, ziekenfondsverzekerd gedurende het kalenderjaar. De continuering van ziekenfondsverzekering op grond van bedrijfsbeëindiging vangt aan met ingang van de eerste dag van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de ziekenfondsverzekering van de zelfstandig ondernemer beëindigt.

Voor het eerst kan ziekenfondsverzekering op grond van bedrijfsbeëindiging ontstaan met ingang van 1 januari 2001. Er is voor gekozen dit besluit in werking te laten treden met terugwerkende kracht tot de datum van inwerkingtreding van de Wet zelfstandigen in de Zfw, namelijk 1 januari 2000. Door de inwerkingtreding met terugwerkende kracht kunnen alle zelfstandig ondernemers die in 2000 als zelfstandige ziekenfondsverzekerd zijn geworden en die in 2000 het bedrijf beëindigen voor continuering van ziekenfondsverzekering bij bedrijfsbeëindiging in aanmerking komen. Bij inwerkingtreding zonder terugwerkende kracht tot 1 januari 2000 zouden ziekenfondsverzekerde zelfstandig ondernemers van 55 jaar of ouder die in 2000 ziekenfondsverzekerd zijn geworden en die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit het bedrijf zouden beëindigen niet voor continuering van de ziekenfondsverzekering in aanmerking komen. Zij zouden dan na korte tijd ziekenfondsverzekerd te zijn geweest weer aangewezen raken op een particuliere ziektekostenverzekering. Om dit te voorkomen is gekozen voor inwerkingtreding van dit besluit met terugwerkende kracht.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1996, 66, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 juni 2000, Stb. 274.

XNoot
2

Stb. 1965, 653, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 juli 1999, Stb. 335.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven