Besluit van 28 juli 2000, houdende wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (avi-bodemas)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 november 1999, nr. MJZ1999234386, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 1.1, eerste lid, en 10.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer, artikel 6, eerste lid, van de Wet bodembescherming en artikel 2a, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

De Raad van State gehoord (advies van 17 februari 2000, nr. W08.99.0585/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 juli 2000, nr. MJZ 2000083912, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

1. Voor de omschrijving van «bijlage» worden twee definities ingevoegd, luidende:

avi-bodemas: de bodemas die resteert na verbranding in een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen in een roosteroven of een wervelbedoven;

avi-vliegas: de vliegas die resteert na verbranding in een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen in een roosteroven of een wervelbedoven;.

2. Voor de omschrijving van «onderhoudsspecie klasse 0» wordt een definitie ingevoegd, luidende:

nationale beoordelingsrichtlijn: Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO attest-met-productcertificaat voor AVI-bodemas voor ongebonden toepassing op of in de bodem in grond- en wegenbouwkundige werken, BRL 2307, uitgegeven door Kiwa, zoals deze luidde op 23 juli 1999;.

3. Voor de omschrijving van «verspreiden» wordt een definitie ingevoegd, luidende:

roosteroven: hetgeen daaronder wordt verstaan in punt 5.5.67 van «NEN 5880, Afval en afvalverwijdering – Algemene termen en definities, uitgegeven door het Nederlandse Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 november 1987».

4. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot wordt een definitie toegevoegd, luidende:

wervelbedoven: hetgeen daaronder wordt verstaan in punt 5.5.93 van «NEN 5880, Afval en afvalverwijdering – Algemene termen en definities, uitgegeven door het Nederlandse Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 november 1987».

B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt.

1. Voor de puntkomma aan het slot van onderdeel b van het eerste lid wordt een zinsnede ingevoegd, luidende: , tenzij het betreft het gebruik van avi-bodemas.

2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. het betreft het gebruik van avi-bodemas als een bouwstof als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming in een werk als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van dat besluit, indien de avi-bodemas:

1°. niet meer dan 5,5% onverbrand materiaal bevat,

2°. niet is vermengd met avi-vliegas, en

3°. ten minste zes weken is opgeslagen voordat deze wordt gebruikt in het werk, tenzij de avi-bodemas eerder is gebruikt in een werk als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming.

C

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

De vaststelling of avi-bodemas voldoet aan de in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, onder 1° tot en met 3°, bedoelde eisen geschiedt aan de hand van de in de nationale beoordelingsrichtlijn beschreven methode of een methode die daaraan ten minste gelijkwaardig is.

ARTIKEL II

Onderdeel 1 van punt U.2 van bijlage III behorende bij het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen2 komt te luiden:

1. bodemas die resteert na verbranding in een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen in een roosteroven of een wervelbedoven;.

ARTIKEL III

Artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming3 komt te luiden:

m. avi-bodemas: de bodemas die resteert na verbranding in een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer in een roosteroven of wervelbedoven;.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Tavarnelle, 28 juli 2000

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de zevende september 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het doel van dit besluit is om het gebruik van avi-bodemas in werken in de grond-, weg- en waterbouw opnieuw te reguleren. Het gebruik van avi-bodemas in deze werken was vrijgesteld van het stortverbod buiten inrichtingen op grond van artikel 2, eerste lid, onder b, van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen. Op dit gebruik waren de eisen van toepassing die zijn neergelegd in de IPO/VROM-richtlijn «Milieuhygiënische voorwaarden voor het ongebonden toepassen van slakken van afvalverbrandingsinstallaties op de bodem in grond-, weg- en waterbouw (1986)» (IPO/VROM-richtlijn). Deze IPO/VROM-richtlijn is opgenomen in het «Implementatieplan AVI-reststoffen», Publicatiereeks afvalstoffen, nr. 1995/22 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Als gevolg van de inwerkingtreding van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (Bouwstoffenbesluit) op 1 januari 1999 zijn voor het gebruik van avi-bodemas uit afvalverbrandingsinstallaties (avi's) op 1 juli 1999 de regels van dat besluit volledig van toepassing geworden (zie Stb. 1997, 686). Een deel van de milieuhygiënische voorwaarden uit de genoemde IPO/VROM-richtlijn is opgenomen in het Bouwstoffenbesluit. Aangezien het Bouwstoffenbesluit gebaseerd is op de Wet bodembescherming en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren kunnen daarin echter niet de regels uit de IPO/VROM-richtlijn met een andere strekking dan de directe bescherming van de bodem en het oppervlaktewater worden opgenomen. Uit een oogpunt van de bescherming van het milieu is het echter gewenst dat ook deze regels uit de IPO/VROM-richtlijn in een besluit worden vastgelegd. Deze regels hebben tot doel de bescherming van het milieu in ruime zin en het belang van een doelmatige verwijdering van afvalstoffen in het bijzonder. In dit besluit tot wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen zijn deze regels opgenomen. In het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen is reeds een aantal vrijstellingen van het in artikel 10.2 van de Wet milieubeheer opgenomen stortverbod buiten inrichtingen vastgelegd. Het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen is dan ook gebaseerd op artikel 10.2 van de Wet milieubeheer, dat wel een grondslag bevat voor de vastlegging van de regels uit de IPO/VROM-richtlijn met een andere strekking dan de directe bescherming van de bodem en het oppervlaktewater.

De IPO/VROM-richtlijn is thans achterhaald door dit besluit en de hierboven genoemde wijziging van het Bouwstoffenbesluit alsmede door het hierna beschrevene. Naast de regels die zijn opgenomen in respectievelijk het Bouwstoffenbesluit en dit besluit bevat de IPO/VROM-richtlijn nog een derde categorie regels. Het betreft de civiel-technische eisen met betrekking tot het gebruik van avi-bodemas. Deze eisen zijn niet opgenomen in dit besluit, maar in bepalingen van de Stichting CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek) inzake rationalisatie en automatisering in de weg- en waterbouw (de zogenaamde standaard RAW-bepalingen (Rationalisatie en Automatisering Weg- en Waterbouw). De vastlegging van de regels uit de IPO/VROM-richtlijn in het Bouwstoffenbesluit, de standaard RAW-bepalingen en dit besluit heeft uitsluitend een wetgevingstechnische achtergrond: de eisen die aan het gebruik van avi-bodemas worden gesteld, worden hierdoor niet gewijzigd. In dit besluit is een vrijstelling van het stortverbod buiten inrichtingen opgenomen voor het gebruik van avi-bodemas. Deze vrijstelling is alleen van toepassing op het gebruik van avi-bodemas in werken als bedoeld in het Bouwstoffenbesluit, waarin avi-bodemas als bouwstof in de zin van het Bouwstoffenbesluit wordt gebruikt. De vrijstelling is bovendien alleen van toepassing indien de avi-bodemas aan de in dit besluit opgenomen eisen voldoet. Indien avi-bodemas wordt gebruikt in werken, waarin naast avi-bodemas andere afvalstoffen, die geen bouwstof zijn, worden gebruikt, gaat het om vergunningplichtige inrichtingen. In die gevallen is de in dit besluit opgenomen vrijstelling niet van toepassing. Wel ligt het voor de hand dat het tot vergunningverlening bevoegd gezag bij het vaststellen van de aan een vergunning te verbinden voorschriften rekening houdt met de in dit besluit opgenomen eisen voor het gebruik van avi-bodemas.

Voor gebieden met bijzondere bescherming geldt op grond van provinciale regelgeving een verbod om avi-bodemas daar te gebruiken. Het gaat hier om bodembeschermingsgebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, beschermde natuurgebieden en ecologisch waardevolle gebieden.

In dit besluit zijn tevens de definities van avi-bodemas in het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en het Bouwstoffenbesluit aangepast. De definitie in het Bouwstoffenbesluit heeft thans ook betrekking op avi's, waarin een betrekkelijk geringe hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen wordt meeverbrand. Dit is van belang, omdat de regels van het Bouwstoffenbesluit hierdoor ook van toepassing zijn op deze bijzondere categorie avi-bodemas.

Gevolgen voor het bedrijfsleven

Het besluit zal naar verwachting geen noemenswaardige gevolgen hebben voor avi's of bedrijven die avi-bodemas gebruiken, omdat de in dit besluit opgenomen regels vergelijkbaar zijn met de in de IPO/VROM-richtlijn opgenomen regels voor het gebruik van avi-bodemas. In de praktijk werd van deze richtlijn gebruik gemaakt bij de beoordeling van het gebruik van avi-bodemas.

Procedure totstandkoming

Het ontwerpbesluit is voorgelegd voor commentaar aan de direct betrokkenen en gepubliceerd in de Staatscourant van 14 april 1999, nr. 71. Een beperkt aantal reacties is naar aanleiding daarvan ontvangen. Deze reacties hebben in sommige gevallen geleid tot verbetering van tekst en toelichting van het besluit.

Het ontwerpbesluit is op 26 april 1999 ingevolge artikel 8, eerste lid, van de richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204) voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (nr. 99/0206/NL). Tevens is het ontwerpbesluit ingevolge artikel 2, negende lid, en artikel 5, zesde lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech gesloten Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) voorgelegd aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie. Deze notificaties waren noodzakelijk, aangezien de regeling vermoedelijk technische voorschriften bevat als bedoeld in richtlijn nr. 98/34/EG en de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen.

Voorzover de regeling kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 28 van het EG-verdrag of artikel XI van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 (Trb. 1994, 235) bevat, worden deze maatregelen gerechtvaardigd ter bescherming van het milieu. De in het besluit opgenomen beperking van de vrijstelling voor het gebruik van avi-bodemas in werken is noodzakelijk, omdat alleen op deze wijze kan worden afgedwongen dat niet met andere stoffen vervuilde avi-bodemas wordt toegepast in werken. Tevens is de in het besluit opgenomen beperking van de vrijstelling voor het gebruik van avi-bodemas in werken een evenredige maatregel. Het doel kan niet worden bereikt met een andere, minder handelsbelemmerende maatregel.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

In de praktijk wordt in werken avi-bodemas gebruikt die afkomstig is van de in Nederland bestaande grote avi's, waarin als regel huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen worden verbrand. In enkele avi's wordt ook een betrekkelijk geringe hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen verbrand. Dit geschiedt onder bepaalde in de vergunning opgenomen voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat de desbetreffende gevaarlijke afvalstoffen geen nadelige invloed mogen hebben op de kwaliteit van de avi-bodemas. Met het oog op de laatstgenoemde avi's is in de definitie de zinsnede «uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen» opgenomen. Door naast de term «uitsluitend» ook de woorden «in hoofdzaak» op te nemen, wordt bereikt dat ook de avi-bodemas uit deze avi's onder de definitie valt. De reden hiervoor is dat ook de avi-bodemas uit de avi's, waarin gevaarlijke afvalstoffen worden mee verbrand, gelet op de in een vergunning opgenomen voorwaarden met betrekking tot de kwaliteit van de avi-bodemas, in principe geschikt is voor gebruik in werken als bedoeld in het Bouwstoffenbesluit. Bij dit gebruik zal, zoals bij elk gebruik van avi-bodemas, voldaan moeten zijn aan de immissie- en samenstellingseisen die voor avi-bodemas gelden krachtens dit besluit, het Bouwstoffenbesluit en de Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit (als regel zal het hierbij steeds gaan om de bijzondere categorie avi-bodemas, waarvoor specifieke eisen gelden).

De mogelijkheid bestaat dat ook avi-bodemas uit andere avi's dan de hiervoor bedoelde avi's onder de definitie valt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan verbranding van slib of houtafval in specifiek daarvoor bestemde installaties. Dit is geen bezwaar, omdat een eventueel gebruik van avi-bodemas uit deze andere avi's in werken alleen mogelijk is indien voldaan wordt aan de eisen van dit besluit en de hierboven vermelde immissie- en samenstellingseisen van het Bouwstoffenbesluit en de Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit.

Voor de omschrijving van de termen «roosteroven» en «wervelbedoven» is aangesloten bij de definities daarvan in «NEN 5880, Afval en afvalverwijdering – Algemene termen en definities, uitgegeven door het Nederlandse Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 november 1987». In deze norm is als omschrijving van «roosteroven» opgenomen: oven waarbij de draagconstructie voor de brandstof uit een bewegend rooster bestaat. Onder «wervelbedoven» wordt in de norm verstaan: oven waarbij in de vuurhaard een bed van vaste deeltjes door een opwaarts gerichte gasstroom in een heftige beweging wordt gehouden, ook wel fluïdisatie genoemd. Verder wordt bij de omschrijving in de norm vermeld dat de vaste deeltjes worden gevormd door een inert materiaal (bv. zand), as en brandstof. Het wervelende bed van inert materiaal dient als warmte-overdragend en warmte-accumulerend medium voor de afvalstoffen die in verkleinde en gehomogeniseerde vorm in het wervelbed worden gedoseerd. Het wervelbed heeft door het intensieve contact tussen de aan het verbrandingsproces deelnemende vaste en gasvormige componenten een goede warmte-overdracht, een homogeen verbrandingsproces en een goede uitbrand als voordeel.

Verder is in artikel 1, eerste lid, een definitie van avi-vliegas opgenomen. Uit deze definitie vloeit voort dat vliegas die niet afkomstig is uit een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen, niet onder dit besluit valt. De reden hiervoor is dat deze andere soorten vliegas, zoals de vliegas van een energiecentrale, van een andere samenstelling zijn met als gevolg dat de eisen van dit besluit daarop niet van toepassing behoeven te worden verklaard.

Artikel I, onderdeel B, eerste lid

In artikel 2, eerste lid, onder b, van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen is de vrijstelling opgenomen voor werken, niet zijnde inrichtingen, als aangegeven in bijlage I, onder 28.3, onder c, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Dit zijn de werken in de zin van het Bouwstoffenbesluit, waarin onder meer avi-bodemas als bouwstof kan worden gebruikt. Door de wijziging valt het gebruik van avi-bodemas in deze werken niet meer onder de vrijstelling van artikel 2, eerste lid, onder b. Na de inwerkingtreding van dit besluit is het gebruik van avi-bodemas in werken vrijgesteld op grond van artikel 2, eerste lid, onder f (zoals hierna is toegelicht in onderdeel B, tweede lid).

Opgemerkt wordt dat de term «het gebruik van avi-bodemas» zowel betrekking kan hebben op het eerste gebruik van de bodemas in werken na het vrijkomen in een avi als op het hergebruik daarvan. Een voorbeeld van hergebruik is het gebruik van avi-bodemas die is vrijgekomen bij het opbreken van wegen, waarin het eerder is gebruikt, met het oogmerk om deze avi-bodemas voor een tweede maal in een werk te gebruiken.

Artikel I, onderdeel B, tweede lid

De vrijstelling van het gebruik van avi-bodemas van het stortverbod buiten inrichtingen is geregeld in artikel 2, eerste lid, onder f, van het Besluit vrijstelling stortverbod buiten inrichtingen. In de onderdelen 1° tot en met 3° van onderdeel f zijn de cumulatieve eisen opgenomen, waaraan avi-bodemas moet voldoen om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van het stortverbod. Deze drie eisen zijn de uit de IPO/VROM-richtlijn afkomstige voorwaarden die niet in het Bouwstoffenbesluit zijn opgenomen. Hieronder wordt per eis een specifieke toelichting gegeven.

1. Percentage onverbrand materiaal

De aanwezigheid van onverbrand materiaal kan op termijn het uitlooggedrag van de avi-bodemas negatief beïnvloeden. Om deze reden is het noodzakelijk een eis op dit punt te formuleren. In de IPO/VROM-richtlijn was een maximaal percentage van 6% aan onverbrand materiaal opgenomen, terwijl tevens werd voorgeschreven dat de avi-bodemas niet meer dan 2% verteerbaar materiaal mag bevatten. Door de verlaging van het maximaal percentage aan onverbrand materiaal tot 5,5% kan de eis van maximaal 2% verteerbaar materiaal vervallen. De reden hiervoor is dat het percentage van 2% verteerbaar materiaal, op grond van de voor deze eis voorgeschreven proef, rekenkundig wordt afgeleid van het gloeiverlies (het gehalte verbrandbaar materiaal van 5,5%). De rekenkundige relatie is lineair. Bij een gloeiverlies van 5,5% of minder bedraagt het rekenkundig afgeleide gehalte verteerbaar materiaal altijd minder dan 2%.

2. Verbod op mengen met avi-vliegas

De vermenging van avi-bodemas en avi-vliegas leidt tot een verslechtering van de milieuhygiënische kwaliteit van de bouwstof. Avi-vliegas wordt aangemerkt als gevaarlijke afvalstof, omdat de stoffen molybdeen, cadmium, lood, zink, chloride en seleen daarin worden aangetroffen. Deze as kan thans alleen nuttig worden toegepast als component in vulstof voor asfaltmengsels (overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens het Stortbesluit bodembescherming) dan wel als component in de bovenafdichting van stortplaatsen (overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens het Stortbesluit bodembescherming, het Besluit stortverbod afvalstoffen, het Bouwstoffenbesluit en de op grond van artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleende vergunning); in andere gevallen wordt avi-vliegas gestort overeenkomstig de bij en krachtens het Stortbesluit bodembescherming en het Besluit stortverbod afvalstoffen gegeven voorschriften.

Als gevolg van onder meer de uitloogbaarheid van de hierboven genoemde zware metalen is het niet wenselijk dat avi-bodemas vermengd met avi-vliegas wordt gebruikt in de voor avi-bodemas gebruikelijke toepassingen in werken als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van het Bouwstoffenbesluit. Om te voorkomen dat een dergelijke combinatie op of in de bodem wordt gebracht is het mengverbod, dat afkomstig is uit de IPO-VROM-richtlijn, in dit besluit opgenomen. Indien niet aan deze eis wordt voldaan, is de in het onderhavige besluit opgenomen vrijstelling van het in artikel 10.2 van de Wet milieubeheer opgenomen stortverbod buiten inrichtingen niet van toepassing.

In verschillende landen buiten Nederland wordt avi-bodemas en avi-vliegas niet gescheiden gehouden, maar gemengd. Dit is verklaarbaar, omdat in die landen de gemengde partijen avi-bodemas en avi-vliegas definitief worden verwijderd door middel van storten en niet nuttig worden gebruikt in werken. Of er sprake is van definitieve verwijdering of nuttige toepassing wordt bepaald aan de hand de relevante Europese regelgeving, in het bijzonder de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PbEG L 30). In geval van een voorgenomen invoer van avi-bodemas moet echter, ongeacht de vraag of er sprake is van definitieve verwijdering dan wel nuttige toepassing van afvalstoffen, steeds worden getoetst of het op of in de bodem brengen daarvan strijdig zal zijn met een nationaal wettelijk voorschrift, hetgeen op grond van dit besluit het geval zal zijn indien de avi-bodemas is vermengd met avi-vliegas.

3. Termijn voor opslag

Na het vrijkomen van avi-bodemas in een avi dient de bodemas tenminste zes weken te worden opgeslagen. Deze eis strekt tot de verbetering van de milieuhygiënische kwaliteit van de avi-bodemas.

Artikel I, onderdeel C

In de nationale beoordelingsrichtlijn is een testmethode opgenomen, waarmee kan worden bepaald of avi-bodemas voldoet aan de in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, onder 1° tot en met 3°, opgenomen eisen. Daarbij is aangegeven dat ook op een andere, gelijkwaardige wijze kan worden bepaald of aan deze eisen is voldaan.

Aan de hand van de genoemde testmethode in de nationale beoordelingsrichtlijn kunnen partijkeuringen worden uitgevoerd voor individuele partijen avi-bodemas. Uit het keuringsrapport zal blijken of aan de eisen van dit besluit wordt voldaan. De toepassing van een andere, gelijkwaardige wijze om te bepalen of aan de eisen van dit besluit wordt voldaan, brengt met zich dat de gebruiker van een partij avi-bodemas bij het bevoegd gezag deze gelijkwaardigheid aannemelijk dient te maken. Het bevoegd gezag beoordeelt of de gelijkwaardigheid in voldoende mate aannemelijk is gemaakt.

Verder is van belang dat er in dit besluit geen systeem is opgenomen van door een bestuursorgaan erkende kwaliteitsverklaringen, zoals in het Bouwstoffenbesluit, waarmee kan worden aangetoond dat aan de eisen van dit besluit wordt voldaan. Een voorbeeld van een dergelijke kwaliteitsverklaring is het «KOMO attest-met-productcertificaat voor AVI-Bodemas voor ongebonden toepassing op of in de bodem in grond- en wegenbouwkundige werken». Het bevoegd gezag zal er dus niet vanuit gaan dat aan de eisen van dit besluit is voldaan, indien een kwaliteitsverklaring, zoals het genoemde attest van de KOMO, wordt getoond. Dit besluit schrijft slechts voor dat de nationale beoordelingsrichtlijn (of een gelijkwaardig instrument) gebruikt moet worden om te bepalen of een individuele partij avi-bodemas voldoet aan de eisen van dit besluit. Dit sluit niet uit dat een producent van avi-bodemas in het bezit is van een kwaliteitsverklaring, zoals het genoemde attest van de KOMO. Indien in een afgegeven kwaliteitsverklaring de eisen van dit besluit zijn opgenomen, zoals in het genoemde attest van de KOMO, zou het bevoegd gezag een dergelijke kwaliteitsverklaring wel kunnen betrekken bij de beoordeling of aan de eisen van dit besluit is voldaan.

Artikelen II en III

De definities van avi-bodemas in het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en het Bouwstoffenbesluit zijn aangepast aan dit besluit. In het Bouwstoffenbesluit zijn na «bedrijfsafvalstoffen» tevens de woorden «als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer» toegevoegd, omdat het Bouwstoffenbesluit niet is gebaseerd op de Wet milieubeheer, maar op de Wet bodembescherming.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XNoot
1

Stb. 1997, 664, gewijzigd bij besluit van 30 september 1999, Stb. 427.

XNoot
2

Stb. 1997, 663.

XNoot
3

Stb. 1995, 567, gewijzigd bij besluit van 4 november 1997, Stb. 525.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 oktober 2000, nr. 196.

Naar boven