Besluit van 22 juli 2000, houdende regels voor de aanpassing van de arbeidsduur van militairen (Besluit aanpassing arbeidsduur militairen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. E. Verstand-Bogaert, van 10 mei 2000, nr. P/2000001073;

Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Wet aanpassing arbeidsduur;

De Raad van State gehoord (advies van 23 juni 2000, no. W07.00.0192/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. E. Verstand-Bogaert, van 14 juli 2000, nr. FP/2000004445;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

b. militair: militair in werkelijke dienst, als bedoeld in artikel 1 van de Militaire ambtenarenwet 1931.

Artikel 2

  • 1. De militair kan Onze Minister verzoeken om aanpassing van zijn arbeidsduur, indien hij tenminste een jaar voorafgaand aan het beoogde tijdstip van ingang van die aanpassing in werkelijke dienst is.

  • 2. Aanpassing van de arbeidsduur heeft bij vermindering van de arbeidsduur plaats door het verlenen van buitengewoon verlof zonder behoud van militaire inkomsten in verband met deeltijdarbeid.

  • 3. Aanpassing van de arbeidsduur heeft bij vermeerdering van de arbeidsduur plaats door het beëindigen van het buitengewoon verlof, als bedoeld in het tweede lid, of het aanpassen daarvan.

Artikel 3

  • 1. Onze Minister kan een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur afwijzen of een verleend buitengewoon verlof, als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, tijdelijk opschorten, als naar zijn oordeel zwaarwegende dienstbelangen dat vereisen.

  • 2. Onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 2, achtste lid, van de Wet aanpassing arbeidsduur is van een zwaarwegend dienstbelang in ieder geval sprake bij varen, vliegen, oefenen, alsmede de daadwerkelijke inzet van de krijgsmacht, de voorbereiding daarop en voltijdse opleidingen in verband met het functioneren van de krijgsmacht.

  • 3. Onze Minister kan het buitengewoon verlof, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, in geval van buitengewone omstandigheden beëindigen.

Artikel 4

De artikelen 2, derde en vierde lid, alsmede het zesde tot en met twaalfde lid, en 3 van de Wet aanpassing arbeidsduur zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

  • 1. De Regeling deeltijdverlof wordt ingetrokken.

  • 2. Buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid dat op het moment van inwerkingtreding van dit besluit is verleend op basis van de Regeling deeltijdverlof wordt geacht te zijn gebaseerd op dit besluit.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanpassing arbeidsduur militairen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Tavarnelle, 22 juli 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de vijfde september 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De Wet aanpassing arbeidsduur geeft werknemers een geclausuleerd recht hun werkgever om aanpassing van de arbeidsduur te vragen.

De wet is van toepassing op werknemers, die hetzij op grond van een arbeidsovereenkomst, hetzij op grond van een publiekrechtelijke aanstelling bij werkgevers in dienst zijn.

Omdat voor militairen in werkelijke dienst geldt dat zij te allen tijde beschikbaar en inzetbaar dienen te zijn bestaat voor hen geen vaste arbeidsduur. Voor hen is daarom in de Wet aanpassing arbeidsduur een uitzonderingsbepaling opgenomen op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur, met overigens dezelfde materiële voorschriften, de mogelijkheid wordt gerealiseerd om de arbeidsduur aan te passen zonder dat daarbij de aanstelling wordt aangepast. Dat gebeurt met behulp van de toepassing van buitengewoon verlof. Bij vermindering van de arbeidsduur wordt daartoe buitengewoon verlof verleend. Bij vermeerdering van de arbeidsduur wordt daartoe het bestaande buitengewoon verlof beëindigd of aangepast aan de gewenste omvang van de vermeerdering van de arbeidsduur.

Omdat sprake is van een rechtstreeks uitvloeisel van het in de Wet aanpassing arbeidsduur opgenomen geclausuleerd recht op vermindering of vermeerdering van de arbeidsduur is er voor gekozen die vermindering of vermeerdering voor militairen op te nemen in een afzonderlijke algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 2, tweede lid, van de Wet aanpassing arbeidsduur en niet in het Algemeen militair ambtenarenreglement.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel is invulling gegeven aan de toepassing van buitengewoon verlof als instrument om de arbeidsduur aan te passen.

Artikel 3

In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat Onze Minister het verzoek om aanpassing van de arbeidsduur kan afwijzen of eerder verleend buitengewoon verlof tijdelijk kan opschorten als naar zijn oordeel zwaarwegende dienstbelangen dat vereisen.

In artikel 2, achtste lid, van de Wet aanpassing arbeidsduur wordt een niet limitatieve opsomming van een drietal situaties gegeven waarbij in geval van vermindering van de arbeidsduur in ieder geval sprake is van een zwaarwegend dienstbelang. Namelijk indien de vermindering van de arbeidsduur leidt tot ernstige problemen ten eerste voor de bedrijfsvoering bij de herbezetting van de vrijgekomen uren, ten tweede op het gebied van de veiligheid en ten derde van roostertechnische aard.

In het tweede lid van dit artikel wordt ter aanvulling hierop een eveneens niet limitatieve opsomming van een aantal situaties gegeven waarbij in ieder geval sprake is van een zwaarwegend dienstbelang. Het gaat daarbij om situaties die direct betrekking hebben op de uitvoering van de kerntaken van de krijgsmacht, waarbij moet worden uitgegaan van een volledige beschikbaarheid teneinde het zo goed mogelijk kunnen uitvoeren van die kerntaken optimaal te waarborgen.

Uitdrukkelijk wordt erop gewezen dat zowel in de Wet als in dit besluit sprake is van een niet limitatieve opsomming van situaties waarbij sprake kan zijn van zwaarwegende dienstbelangen die kunnen leiden tot afwijzing van een verzoek tot buitengewoon verlof in verband met aanpassing van de arbeidsduur (zowel in de Wet als in dit besluit) of het tijdelijk opschorten van reeds verleend buitengewoon verlof (in dit besluit). Ook andere dan de genoemde situaties zijn denkbaar die ook nopen tot afwijzing of opschorting. Ten aanzien van de laatstgenoemde categorie kan worden gewezen op functies bij buitenlandse posten, buitenlandse staven of internationale staven, waarbij de lokale omstandigheden of de aard van de werkzaamheden, met name waar het gaat om internationale samenwerkingsverbanden, het onmogelijk maken dat deze functie in «deeltijd» wordt uitgeoefend. In dit kader is vooral van belang dat het hierbij veelal gaat om min of meer geïsoleerde functies. Tevens kan worden gewezen op functies bij in het buitenland geplaatste eenheden. Ook hierbij, waar optimale beschikbaarheid van de volledige eenheid voor een zo goed mogelijke taakuitvoering onontbeerlijk is, is het denkbaar dat zich situaties voordoen waarbij vermindering van de arbeidsduur leidt tot onoverkomelijke organisatorische problemen bij bijvoorbeeld de noodzakelijke herbezetting van de vrijgekomen uren. Ten aanzien van alle hiervoor genoemde situaties moet wel de relativerende kanttekening worden gemaakt dat plaatsing op een functie waarbij zich een dergelijke situatie kan voordoen, altijd tijdelijk van aard is, waarmee dus ook het in voorkomend geval niet kunnen aanpassen van de arbeidsduur tijdelijk van aard is.

Tenslotte is in het derde lid van dit artikel bepaald dat Onze Minister het buitengewoon verlof (verleend in het kader van de aanpassing van de arbeidsduur) kan beëindigen in geval van buitengewone omstandigheden. Hiervan kan sprake zijn bij een beperkte of algemene noodtoestand, als bedoeld in de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden.

De Regeling deeltijdverlof wordt ingetrokken bij de inwerkingtreding van dit besluit. Om zeker te stellen dat het buitengewoon verlof dat op basis van die regeling is verleend de juiste grondslag heeft is de overgangsbepaling in het tweede lid van dit artikel opgenomen

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. E. Verstand-Bogaert


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Defensie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 oktober 2000, nr. 196.

Naar boven