Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2000, 333 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2000, 333 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, van 29 mei 2000, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/V&P/2000/33591;
Gelet op artikel 25, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 15 juni 2000, nr. W12.00.0216/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, van 14 juli 2000, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/V&P/2000/44160;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Onze Minister en de Sociaal Economische Raad kunnen uit de door de Verzekeringskamer op grond van artikel 25, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet verzamelde gegevens beschikken over gegevens uit statuten en reglementen van een of meer pensioenfondsen, alsmede over gegevens uit beslissingen die op grond van de statuten en reglementen worden genomen, die geen vertrouwelijk karakter hebben en die niet zijn persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1 van de Wet persoonsregistraties.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de vierentwintigste augustus 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Vóórdat artikel 25, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) in werking trad, verstrekte de Verzekeringskamer aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alleen gegevens op geaggregeerd niveau en niet op het niveau van individuele fondsen. Toch heeft de Minister in het kader van de beleidsvoorbereiding soms behoefte aan meer gedetailleerde informatie over de ontwikkelingen van de inhoud van pensioenregelingen. Uit geaggregeerde gegevens kan bijvoorbeeld niet worden afgeleid of ontwikkelingen zich bij specifieke groepen pensioenfondsen afspelen, terwijl dit relevante informatie kan zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan verschillen tussen grote en kleine fondsen (enkele zeer grote fondsen kunnen een grote invloed uitoefenen op geaggregeerde gegevens), tussen ondernemings- en bedrijfspensioenfondsen, of tussen fondsen waar veel respectievelijk weinig vrouwen werkzaam in zijn. Om buiten twijfel te stellen dat de Minister bevoegd is om over gegevens van individuele fondsen te beschikken is thans in artikel 25, vijfde lid van de PSW, de mogelijkheid geopend bij amvb te regelen over welke gegevens van pensioenfondsen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of de Sociaal Economische Raad (SER) kunnen beschikken. Het zal daarbij dus zowel kunnen gaan om gegevens over alle of over bepaalde groepen pensioenfondsen, als over individuele fondsen. Voor de goede orde wordt benadrukt dat het besluit niet van toepassing is op regelingen die door verzekeraars worden uitgevoerd omdat artikel 25, vijfde lid van de PSW de mogelijkheid daartoe niet biedt. De achtergrond daarvoor is dat de regelingen van pensioenfondsen, gelet op het relatieve aantal deelnemers dat daarbij is aangesloten ten opzichte van de regelingen die door verzekeraars worden uitgevoerd, veel sterker relevant zijn voor het te voeren beleid.
Voorop staat dat de gegevens geen vertrouwelijk karakter hebben dan wel gegevens zijn waarvoor geen redenen gelden om zich tegen verstrekking aan de Minister verzetten. Het gaat om gegevens uit de statuten en reglementen van de pensioenfondsen of uit de beslissingen die uit die statuten en reglementen voortvloeien. Statuten en reglementen hebben geen vertrouwelijk karakter. Zo worden op grond van artikel 17 van de PSW deelnemers van de inhoud ervan op de hoogte gesteld. Op grond van de statuten en reglementen dienen, doorgaans jaarlijks, beslissingen te worden genomen over bijvoorbeeld de franchise en de indexatie, de gekozen ruilvoet in het kader van de wettelijke mogelijkheid het nabestaandenpensioen om te zetten in het ouderdomspensioen. Met de consequenties van die beslissingen worden de deelnemers op een vergelijkbare wijze geconfronteerd.
Gegevens met een vertrouwelijk karakter vallen dus niet onder de gegevens waarop dit Besluit verstrekking niet-vertrouwelijke gegevens pensioenfondsen van toepassing zal zijn. Om mogelijke misverstanden te voorkomen is ook expliciet in het besluit tot uitdrukking gebracht dat ook persoonsgegevens niet vallen onder de gegevens waarop het besluit van toepassing is.
Wanneer er ten behoeve van de beleidsvorming behoefte bestaat aan bepaalde gegevens uit of voortvloeiend uit de pensioenregelingen, kunnen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of de SER een gerichte vraag hierover kunnen stellen aan de Verzekeringskamer. Om doublures in verzoeken om gegevensverstrekking te voorkomen is het daarbij wenselijk dat de Minister en de SER verzoeken op elkaar af stemmen. De minister zal hierover nadere afspraken maken met de SER.
Vervolgens is de Verzekeringskamer op basis van het voorliggende besluit bevoegd de gewenste informatie, ook met betrekking tot individuele pensioenfondsen, uit de door haar verzamelde gegevens te verstrekken. Doordat dit besluit deze gegevensverstrekking toestaat ontstaat geen strijdigheid met de geheimhoudingsbepaling waaraan de Verzekeringskamer ingevolge artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht is gehouden. Voor de goede orde wordt hierbij opgemerkt dat deze geheimhoudingsbepaling ook voorziet in de situatie dat derden in opdracht van de Minister op basis van de verstrekte gegevens onderzoek verrichten. Het spreekt voor zich dat de vraag of en in hoeverre de Minister vervolgens deze informatie openbaar zal maken, zal worden getoetst aan de regels die daarvoor reeds in algemene zin gelden.
Aangezien de gevraagde gegevens veelal een elementair karakter zullen hebben en de kennis daarvan ook voor de goede uitoefening van het toezicht essentieel is, wordt niet verwacht dat het verstrekken van die gegevens veel extra beslag op de capaciteit van de Verzekeringskamer zal leggen. Mede op grond daarvan is het niet nodig geacht een regeling op te nemen voor de kosten die met de voorgestelde uitbreiding van de gegevensverstrekking kunnen zijn gemoeid. Mochten zich toch extra kosten voordoen, dan zal in het concrete geval worden bezien welke toerekening wenselijk is.
Er is niet gekozen voor een min of meer uitputtende lijst van mogelijk voor de beleidsvorming relevante onderwerpen, waarover dan bijvoorbeeld jaarlijks de gegevens verstrekt worden. Enerzijds zou zo'n lijst kunnen leiden tot omvangrijke informatiestromen, waaruit dan weer de voor het actuele beleidsprobleem relevante informatie zou moeten worden afgeleid. Anderzijds zal op die wijze veel informatie overbodig worden verstrekt. Tenslotte heeft zo'n lijst als nadeel dat die snel veroudert.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 september 2000, nr. 176.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2000-333.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.