Wet van 5 juli 2000 tot wijziging van de Kernenergiewet (implementatie richtlijn 96/29/Euratom tot vaststelling van basisnormen voor de bescherming tegen stralingsgevaar)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien en horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Kernenergiewet te wijzigen in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 96/29/Euratom van de Raad van de Europese Unie van 13 mei 1996 (PbEG L 159) tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Kernenergiewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift boven artikel 1 komt te luiden:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen en werkingssfeer

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

2. Onderdeel c van het eerste lid komt te luiden:

c. ertsen: ertsen die naar gewicht gerekend ten minste een tiende procent uranium of drie procent thorium bevatten en waarmee handelingen worden verricht wegens hun splijt- of kweekeigenschappen;

3. Onderdeel d van het eerste lid komt te luiden:

d. radioactieve stoffen: stoffen met uitzondering van splijtstoffen en ertsen, die in zodanige mate radionucliden bevatten dat zij, voorzover het de bescherming tegen ioniserende straling betreft, niet mogen worden verwaarloosd;

4. Onderdeel e van het eerste lid komt te luiden:

e. ioniserende stralen: röntgen- en gammastraling, alsmede corpusculaire straling, die in staat is ionenvorming te veroorzaken;

5. Onderdeel f van het eerste lid komt te luiden:

f. toestel: toestel dat ioniserende straling kan uitzenden en geen radioactieve stof, splijtstof of erts bevat;

6. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als in het eerste lid, onder b, bedoeld wordt Ons gedaan door Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

C

Voor hoofdstuk II wordt na artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2

Het bij of krachtens deze wet bepaalde is mede van toepassing op een verkennings- of opsporingsonderzoek of het winnen van delfstoffen als bedoeld in de Mijnwet continentaal plat.

D

Artikel 13, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Er is een register, waarin worden ingeschreven de gegevens van splijtstoffen, ertsen en andere stoffen waaruit splijtstoffen kunnen worden verkregen en die naar gewicht gerekend ten minste een tiende procent uranium of drie procent thorium bevatten, waarvan overeenkomstig artikel 14 aangifte is gedaan.

E

In het eerste en tweede lid van artikel 14 wordt «ertsen» telkens vervangen door: ertsen of andere stoffen waaruit splijtstoffen kunnen worden verkregen en die naar gewicht gerekend ten minste een tiende procent uranium of drie procent thorium bevatten.

F

Artikel 15, onderdeel b, komt te luiden:

b. een inrichting, waarin kernenergie kan worden vrijgemaakt, splijtstoffen kunnen worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, dan wel splijtstoffen worden opgeslagen, op te richten, inwerking te brengen, in werking te houden, buiten gebruik te stellen, te ontmantelen of te wijzigen;

G

In artikel 17, derde lid, onderdeel b, wordt «ioniserende stralen» vervangen door: ioniserende straling.

H

In artikel 21, eerste lid, wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

I

Artikel 26, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Ten aanzien van bij een algemene maatregel van bestuur, vastgesteld krachtens artikel 14, geregelde onderwerpen, kan Onze Minister van Economische Zaken nadere regels stellen.

J

In het opschrift van Hoofdstuk IV vervalt de zinsnede: «ioniserende stralen uitzendende».

K

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

Ieder die radioactieve stoffen bereidt, vervoert, voorhanden heeft, toepast, binnen of buiten Nederlands grondgebied brengt of doet brengen, dan wel zich daarvan ontdoet, is verplicht daaromtrent een administratie te voeren, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels.

L

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden zonder vergunning bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen radioactieve stoffen of in daarbij aan te wijzen gevallen radioactieve stoffen te bereiden, te vervoeren, voorhanden te hebben, toe te passen, binnen of buiten Nederlands grondgebied te brengen of te doen brengen, dan wel zich daarvan te ontdoen.

2. In het tweede lid wordt «bij en krachtens het eerste lid bepaalde» vervangen door: bij of krachtens het eerste lid bepaalde.

M

Artikel 29a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder a, wordt «het binnen Nederlands grondgebied brengen» vervangen door: het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De artikelen 15c, eerste lid, 16 en 17a zijn van overeenkomstige toepassing.

N

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

2. In het tweede lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt, onderdeel d.

3. Onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan een verplichting worden opgelegd tot het melden van bij die maatregel aangewezen handelingen.

  • 5. Ten aanzien van het bepaalde in het vierde lid, zijn de artikelen 8.40, tweede lid, 8.41, tweede, derde en vierde lid, en 8.42 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat met betrekking tot de toepassing van artikel 8.41, derde lid, van die wet onder «Onze Minister» wordt verstaan: Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en:

    a. indien de in dat artikellid bedoelde nadere regels betrekking hebben op medische stralingstoepassingen, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

    b. indien de in dat artikellid bedoelde nadere regels betrekking hebben op toepassingen met radioactieve stoffen of toestellen in het kader van activiteiten in de zin van de Mijnwet 1903 of de Mijnwet continentaal plat, Onze Minister van Economische Zaken;

    c. indien de in dat artikellid bedoelde nadere regels betrekking hebben op het vervoer van radioactieve stoffen of lozing in oppervlaktewater, Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    d. indien de in dat artikellid bedoelde nadere regels betrekking hebben op lozing in oppervlaktewater of lozing in lucht, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

O

Het opschrift van afdeling 2 in hoofdstuk IV komt te luiden: Toestellen.

P

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen regelen worden gesteld betreffende toestellen.

2. In onderdeel f van het tweede lid, wordt «aangifte» vervangen door: melding.

3. In het derde lid komt de tweede volzin te luiden:

De artikelen 15c, eerste lid, 16, eerste lid, en 17a zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met het achtste lid tot het vijfde lid tot en met het negende lid, een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Een vergunning als bedoeld in het tweede lid, onder b, kan ter bescherming tegen nadelige gevolgen voor mensen, dieren, planten of goederen onder beperkingen worden verleend.

Q

In het eerste lid van artikel 36 vervalt de zinsnede: «ioniserende stralen uitzendende».

R

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld betreffende het meten van doses ioniserende straling en het bepalen van radioactieve besmetting, zomede betreffende de registratie daarvan.

2. In het tweede lid, onderdelen a en e, wordt «ioniserende stralen» telkens vervangen door: ioniserende straling.

3. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. regelen, welke voor bij de maatregel aangewezen personen de verplichting inhouden tot het houden van een register, waarin wordt bijgehouden de dosis ioniserende straling, waaraan de houder is blootgesteld geweest;

4. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. regelen, welke voor degene onder wiens verantwoordelijkheid de houder van een register als onder b bedoeld aan ioniserende straling blootgesteld is geweest, de verplichting inhouden tot het registreren van de dosis in dit register;

S

In artikel 37a, eerste en tweede lid, wordt «stralenbescherming» vervangen door: bescherming tegen ioniserende straling.

T

Het opschrift van Hoofdstuk VI komt te luiden: Bepalingen met betrekking tot interventie bij ongevallen of langdurige blootstellingen alsmede de voorbereiding daarop.

U

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d, onder 4°, komt te luiden:

4°. een inrichting waarin zich toestellen bevinden,

2. In onderdeel d, onder 6°, vervalt de zinsnede: «ioniserende stralen uitzendende».

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van dit artikel door een puntkomma, worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

e. radiologische noodsituatie: een situatie die een dringend optreden vereist om mensen, dieren, planten en goederen tegen blootstelling aan ioniserende straling te beschermen;

f. interventie: een verrichting, bestaande uit het treffen van maatregelen bij stralingsbronnen, stralingsroutes en mensen, dieren, planten en goederen, ter voorkoming of vermindering van de blootstelling aan ioniserende straling van mensen, dieren, planten en goederen ten gevolge van:

1°. een radiologische noodsituatie, of

2°. een langdurige blootstelling tengevolge van een radiologische noodsituatie of een handeling of werkzaamheid met splijtstoffen, radioactieve stoffen of toestellen die in het verleden heeft plaatsgevonden.

V

Na artikel 38 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38a

  • 1. Onze Minister en Onze Minister wie het aangaat zijn verantwoordelijk voor de voorbereiding van interventies en voor de coördinatie en uitvoering daarvan. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent deze voorbereiding, uitvoering en coördinatie regels worden gesteld.

  • 2. De voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan door Onze Minister en Onze Minister wie het aangaat.

W

In de artikelen 58, tweede lid, 65, eerste lid, en 67, eerste lid, wordt «ioniserende stralen» telkens vervangen door: ioniserende straling.

X

Na artikel 68 worden vijf nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 69

  • 1. Een taak die ingevolge bij of krachtens deze wet gestelde regels wordt verricht door een deskundige, wordt slechts uitgevoerd door een persoon die als zodanig met het oog op de uitvoering van de betrokken taak is ingeschreven in een door Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan te wijzen register.

  • 2. Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer beslissen op de aanvraag voor inschrijving in een register als bedoeld in het eerste lid. Zij zijn bevoegd de inschrijving door te halen.

  • 3. Een inschrijving in een register geldt voor een bepaalde tijd. Aan een inschrijving kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de eisen met betrekking tot vaardigheden en bekwaamheden waaraan een persoon moet voldoen om als deskundige in een register te kunnen worden ingeschreven.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de inschrijving in een register, die in ieder geval betrekking kunnen hebben op:

    a. de wijze waarop de aanvraag voor inschrijving in een register wordt gedaan en de door de aanvrager te verschaffen gegevens en bescheiden;

    b. de gronden waarop en de gevallen waarin de inschrijving kan worden geweigerd of doorgehaald;

    c. de vergoeding die is verschuldigd in verband met de inschrijving in een register;

    d. de aanwijzing van een register;

    e. het beheer van een register;

    f. de taakverdeling tussen Onze in het eerste lid genoemde Ministers.

Artikel 69a

  • 1. Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kunnen op verzoek een instelling aanwijzen die de bevoegdheden, bedoeld in artikel 69, tweede lid, uitoefent.

  • 2. Aan de aanwijzing van een instelling, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gronden waarop een instelling kan worden aangewezen, alsmede met betrekking tot de gronden waarop een aanwijzing kan worden ingetrokken dan wel gewijzigd.

Artikel 69b

  • 1. Een krachtens artikel 69a, eerste lid, aangewezen instelling verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze in dat artikellid genoemde Ministers de voor de uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen. Onze genoemde Ministers kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden voor zover dat voor vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een krachtens artikel 69a, eerste lid, aangewezen instelling worden verplicht tot het periodiek opstellen en toezenden aan Onze genoemde Ministers van een verslag van de in artikel 69, tweede lid, bedoelde werkzaamheden en de rechtmatigheid en doeltreffendheid van die werkzaamheden en werkwijze in de afgelopen periode.

Artikel 69c

  • 1. Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kunnen een krachtens artikel 69a, eerste lid, aangewezen instelling aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van haar taak. Zij treden daarbij niet in individuele gevallen.

  • 2. Een krachtens artikel 69a, eerste lid, aangewezen instelling is gehouden overeenkomstig de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, te handelen.

Artikel 69d

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, voor zover nodig in afwijking van deze wet, voorzieningen worden getroffen voor het geval een krachtens artikel 69a, eerste lid, aangewezen instelling haar uit deze wet voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt.

Y

In artikel 76, eerste lid, wordt «34 of 37» vervangen door: 34, 37 of 38a.

ARTIKEL II

In artikel la, onder l, van de Wet op de economische delicten2 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Kernenergiewet «34, eerste, vierde en vijfde lid», vervangen door: 34, eerste, vijfde en zesde lid, en wordt na «37b», ingevoegd: 38a,.

ARTIKEL III

Artikel 57 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen3 vervalt.

ARTIKEL IV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 5 juli 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de zevenentwintigste juli 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1992, 623, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XNoot
2

Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juni 2000, Stb. 305.

XNoot
3

Stb. 1995, 525, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 januari 1998, Stb. 91.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 26 992.

Handelingen II 1999/2000, blz. 5139.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 992 (241, 241a, 241b).

Handelingen I 1999/2000, zie vergaderdatum 3 en 4 juli 2000.

Naar boven